MAANDAG 29 DECEMBER 1930. 353 handelwijze acht spieker lijnrecht in strijd met die vereischte samenwerking. Wanneer men een maand geleden die voor stellen bij de begrooting wilde behandelen, dan komt het niet te pas, dan is het niet in overeenstemming met het onderling respect, dat de Raadsleden voor elkaar moeten hebben, om dan op een willekeurig oogenblik aan de touwtjes te gaan trekken en te zeggen: ik wensch nu ineens, dat die voorstellen nu behandeld worden. Dat is geen samenwerking en aldus moet men de belangen van de werkloozen niet trachten te behartigen, want dan bereikt men niets. Wanneer de heer van Stralen nu niets anders bereikt dan dat de gemeente op onkosten wordt gejaagd, o.a. ook door de presentiegelden voor de Raadsleden, dan is dat niet, zooals hij straks weer zal verklaren, de schuld van de niet-socialistische Raadsleden, maar te wijten aan de wijze, waarop deze zaak behandeld is. Spreker wil deze zaak met allen ernst bezien en behandelen bij de begrooting, maar hij staat niet klaar om op ieder willekeurig oogenblik tot de behandeling daarvan te worden geroepen; spreker en de zijnen zijn geen poppen en zij laten den heer van Stralen niet aan de touwtjes trekken. Hetgeen spreker zooeven gezegd heeft is ook de meeniug van de andere groepen der rechterzijde en, als spreker zich niet ver gist, die van een zeer groot deel van dezen Raad. Spreker dient met de heeren Wilbrink en van Es een voorstel in, dat hij op de tafel van den Voorzitter deponeert. Hij zegt, dat uit dit voorstel blijkt, dat het den voorstellers ernst is met deze zaak en zij haar geenszins langen tijd willen uitstellen. De Voorzitter deelt mede, dat door de heeren Wilmer, Wilbrink en van Es het volgende voorstel is ingediend: »Ondergeteekendt;n stellen voor, de voorstellen van den heer van Stralen, betreflende werkloozensteun, te behandelen nadat praeadvies is uitgebracht door Burgemeester en Wethouders, tegelijk met de behandeling van de begrooting in de maand Januari van het jaar 1931". Spreker zegt, dat dit een voorstel van orde is, strekkende om de behandeling van de voorstellen van den heer van Stralen op dit oogenblik niet voort te zetten, en dus allereerst in behandeling komt. De heer van Stralen zegt uit de toelichting van den heer Wilmer niet te hebben begrepen, dat zijn voorstel was bedoeld als een voorstel van orde, waarover nu alleen zou mogen worden gesproken en bij aanneming waarvan sprekers voorstellen eigenlijk voorloopig van de baan zouden zijn. Als de heer Wilmer dat had bedoeld, had hij het duidelijk moeten zeggen. De Voorzitter antwoordt, dat het wel degelijk een motie van orde is, omdat erin wordt voorgesteld om de voorstellen van den heer van Stralen niet nu, maar bij de begrooting te behandelen. Indien de Raad wenscht, dat deze voorstellen tegelijk met de begrooting worden behandeld, moet hij ze niet nu behandelen. De heer van Stralen zal zich dan bepalen tot een bespre king van dit voorstel van orde. De heer Wilmer heeft gevraagd, waarom door spreker thans voorstellen zijn gedaan tot reorganisatie van de steunverlee- ning, en heeft daaraan toegevoegd, dat bij de behandeling van het werkloosheidsvraagstuk in de sectiën niet kon worden verwacht, dat sprekers fractie vóór de behandeling van de begrooting met voorstellen omtrent deze aangelegenheid zou komen. Reeds in de vorige vergadering heeft spreker gezegd, dat hij en de zijnen niet konden veronderstellen, dat de begrooting in de tweede helft van Januari zou worden behandeld. Zij hebben dat niet geweten, want hun is alleen medegedeeld, dat die behandeling dit jaar niet meer zou plaats hebben, terwijl niet werd gesproken over de tweede helft van Januari. Waar de heer Wilmer verder heeft gezegd, dat er sedert niets is veranderd en niets is gebeurd, is sprekers fractie het niet met hem eens. Weliswaar was in November de toestand ernstig en zag het er in verband met de naaste toekomst zorgvol uit, maar op dit oogenblik staat men voor het feit, dat de toen door spreker uitgesproken verwachtingen, zoo al niet zijn over schreden dan toch volledig zijn uitgekomen. Spreker en de zijnen meenen, dat er aanleiding bestaat op ernstige momenten om bepaalde zaken, welke spoed vereischen, urgent te verklaren en daaromtrent onmiddellijk besluiten te nemen. De aard van sprekers voorstellen gedoogt geen uitstel, misschien wel tot 23 of 24 Januari, daar het de bedoeling is, dat zij op 1 Januari a.s. in werking zullen treden. De Wethouder zou kunnen bevestigen, dat b.v. sprekers voorstel tot het geven van een toeslag op de kasuitkeeringen in het laatst van Januari heel weinig beteekenis meer heelt, omdat dan de 4 weken kasuitkeering van de meeste werkloozen weer zijn verstreken en zij weer van zelf naar de steunverleening terug zijn. Door einde Januari over dit voorstel te beslissen, wordt een practiscbe uitwerking ervan onmogelijk gemaakt. Wat nu betreft bet drijven der sociaal-democraten om dit spoedeischend aan de orde te stellen, op 1 December j.l. was hier ingekomen een adres van het P. A.S., waarop door den Voorzitter, op sprekers verzoek, spoedeischend praeadvies was toegezegdspreker veronderstelde, dat in de Raadszitting van 22 December j.l. dat praeadvies zou worden behandeld. Toen dat praeadvies echter in de stukken ontbrak, was er maar één middel, n.l. door op de belangrijkste, meest urgente punten met eigen voorstellen te komen en daarover ook weer spoedeischend praeadvies te vragen; spreker heeft er zelfs genoegen mee genomen, dat de Raad daarover op 5 Januari zou beslissen. De opzet was dus niet om per se vandaag daar over een beslissing te nemen. Maar de volgende vergadering was op 12 Januarie bepaald en moest op dien datum blijven. Voldoen aan sprekers verzoek beteekent dus niet, zooals de heer Wilmer zeide, dat men de sociaal-democraten aan de touwtjes laat trekkeneerder omgekeerd, want bij Burgemeester en Wethouders bestaat absoluut geen geneigdheid om den sociaal democraten ook maar het allergeringste tegemoet te komen. Daaraan is het te wijten, dat zij er toe moesten overgaan deze spoedeischende vergadering aan te vragen. Wanneer Burge meester en Wethouders het ernstig hadden gewild, en aan dien goeden wil heeft het Burgemeester en Wethouders volgens spreker in deze belangrijke zaak ontbroken, dan was het wel mogelijk geweest, daar in de vergadering van 22 December Burgemeester en Wethouders verklaarden, dat het praeadvies »bijna klaar" was, dit praeadvies op*het adres van het P. A.S. en op sprekers voorstellen, die gedeeltelijk dezelfde strek king hebben, 14 dagen later klaar te hebben. Burgemeester en Wethouders willen echter uitmaken, wanneer deze zaak zal worden behandeld en zij worden daarin gesteund door de ingediende motie van orde. De beantwoording van de opmerkingen van den heer Wil mer in zake de samenwerking en het volgens hem nutteloos bestede presentiegeld laat spreker gaarne over aan zijn frac tieleider. De heer van Eck heeft met verbazing en ontstemming kennis genomen van de motie van orde van den heer Wilmer, die sprak namens de rechterzijde en vermoedelijk namens de groote meerderheid van den Raad. De heer Wilmer acht de bestrijding van de werkloosheid een zoo ernstige zaak, dat hij daarvoor samenwerking van de Raadsfracties onderling en van den Raad met Burge meester en Wethouders gewenscht vindt. Spreker en de zijnen zijn tot die samenwerking bereid, want het spreekt van zelf, dat bij alles, wat zij voorstellen, het belang van de werkloozen op den voorgrond staat. Nu vindt spreker het wel eigenaardig, dat de heer Wilmer aan den eenen kant samenwerking toezegt, maar aan den anderen kant, wanneer onder spoedeischende omstandigheden een spoedvergadering van den Raad wordt belegd, een orde voorstel doet, waardoor de voorstellen van den heer van Stralen gevaar loopen thans niet in behandeling te worden genomen. Spreker krijgt altijd den indruk, dat de sociaal-democraten zich eigenlijk niet met de zorg voor de werkloosheid mogen bemoeien. Indien Burgemeester en Wethouders iets goeds voorstellen, zullen spreker en de zijnen dat steunen, maar als de sociaal democraten onder bepaalde omstandigheden meenen zelf iets te moeten voorstellen, krijgen zij te hoorendat is verwijten richten tot Burgemeester en Wethouders, het draagt den schijn, alsof zij de werkloosheid gebruiken voor het dienen van politieke belangen. Spreker vraagt, waarvoor de sociaal-democraten anders in den Raad zitten. Dacht men, vraagt hij, dat het voor de scciaal-democraten mogelijk was op te treden zonder voortdurend te spreken over de werkloosheid en de werkloosheidsbestrijding en dat, als een van hun partijgenooten deel uitmaakte van het College, zij er niet over zouden spreken? Zij zouden dat even goed doen, omdat zij weten, welk een ontzaglijk moeilijk vraagstuk het hier geldt, waarbij tegen elkander botsen het financieel belang van de gemeente en het belang der werkloozen. Zij zouden geen sociaal-democraten zijn, indien zij dat niet deden, maar dit neemt niet weg, dat zij volkomen bereid zijn om goede voorstellen, komende van Burgemeester en Wethouders, van harte te steunen. Hetgeen evenwel hier gebeurt is niet de methode om tot samenwerking te komen, want wanneer deze vergadering in dit opzicht zonder resultaat blijft, dat er geen besluiten worden genomen, wie is dan de schuld er van, dat de presentiegelden der Raadsleden voor niets worden uitgegeven?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 3