352
MAANDAG 29 DECEMBER 1930.
De cijfers over 1926 mist spreker. Ia deze cijfers zijn geen
vorstwerkloozen inbegrepen; er is tot nu toe geen vorst werk
loosheid geweest. In Februari 1929, toen zeer felle vorst
heerschte, stonden ingeschreven 1120 werkloozen, benevens
385 vorstwerkloozen, in totaal dus 1505 personenthans be
draagt het, zonder vorstwerkloozen, reeds 1533. De toestand
is dus zeer ernstig en, als onverhoopt er vorst of sneeuw
zou komen, dan zal het aantal werkloozen onmiddellijk nog
zeer belangrijk stijgen. Spreker hoopt, dat de winter niet al
te streng zal worden, want dan zou men van een ramp voor
Leiden kunnen spreken. Vooral in sommige bedrijven is de
toestand buitengewoon ernstig, zooals b. v. in de bouw
vakken; van de 512 leden van den modernen bouwvakarbei
dersbond zijn thans ruim 200 werkloos, niet minder dan 40
Wat betreft sprekers eerste voorstel, om de regeling voor
den huurtoeslag te wijzigen en dien toeslag te rekenen vanaf
het bedrag van 2.50, heeft spreker er in de sectie-verga
dering op gewezen, dat de huurtoeslag, die tot dusverre door
het gemeentebestuur werd uitbetaald, niet veel te betee-
kenen heeft.
In 1929 is uitgekeerd ruim 557.en in het jaar 1930,
tot en met 22 November 725.
Van hoe geringe beteekenis deze toeslag is, blijkt o. a.
hieruit, dat de afdeeling Leiden van den modernen bouw
vakarbeidersbond in 1930 aan crisissteun heelt uitgekeerd
13.698.en dat daarin begrepen is een bedrag van 119.95
aan huurtoeslag.
Als men deze cijfers naast elkander stelt, is het wel duide
lijk, dat de tegenwoordige wijze van het verleenen van huur
toeslag niet aan een werkelijke behoefte beantwoordt.
Op tweeërlei wijze kan aan dat bezwaar tegemoet geko
men worden.
Men kan de steunnorm voor gehuwden verhoogen, b. v.
van 13.50 tot 15.Of men kan den huurtoeslag ver
hoogen. Men zou ook beide kunnen voorstellen, maar sprekers
fractie meende zich te moeten bepalen tot een verhooging
van den huurtoeslag, zoodanig, dat zij voor de gezinnen der
betrokken werkloozen beteekenis heeft.
Aan dit voorstel is ook hierom de voorkeur gegeven, omdat
bij vorige gelegenheden wel gebleken is, dat de burgelijke
Raadsmeerderheid in het algemeen niet erg gunstig is ge
stemd ten opzichte van de opvoering der steunbedragen.
Sprekers fractie denkt daar anders over, maar waar dit bij de
burgerlijke Raadsleden meermalen tot uitdrukking is gekomen,
meenden spreker en de zijnen wellicht eenige sympathie bij
de heeren te kunnen ontmoeten door zich te bepalen tot
een verhooging van den huurtoeslag, een systeem van onder
steuning, dat volstrekt niet nieuw is, want reeds in den tijd
van het Steuncomité vormde het een buitengewoon belangrijk
onderdeel van de toen bestaande steunverleening.
Spreker hoopt, dat dit voorstel zoowel bij de heeren van
de rechterzijde als bij een zeker deel van de linkerzijde in
stemming zal ontmoeten.
Vooral is een huurtoeslag van belang, omdat dit een uitgave
is, die elk gezin, het eene meer, het andere minder, heelt te
doen. De steunbedragen zijn over het algemeen slechts toe
reikend om in de allereerste behoeften, eten, drinken en ver
warming, van het gezin te voorzien en het is best mogelijk,
vooral in grootere gezinnen met jongere kinderen, dat er dan
geen geld meer is om den huisbaas te betalen. Het is dus
niet ondenkbaar, dat bij voortduren of verergeren van de
crisis een huurschuld ontstaat; naar spreker weet, bestaat
die hier en daar reeds. Het gevolg kan zijn groot nadeel
voor den betrokken huurder; de huisbaas zal in het algemeen
weinig geduld hebben om op zijn huur te wachten en zal
na een aantal weken de huur opzeggen, waarvan voor de
betrokken gezinnen groote ellende het gevolg zal zijn. Spreker-
meent, dat vooral aan deze zaak aandacht moet worden ge
schonken, en hoopt dat uit deze debatten iets in het belang
der werkloozen zal voortkomen. De quaestie van den huur
toeslag is ook in andere groote gemeenten de laatste weken
aan de orde geweest; men heeft ook daar de steunnormen
niet verhoogd, maar een gunstiger regeling gemaakt ten
aanzien van den huurtoeslag. In Amsterdam en Den Haag
wordt een huurtoeslag gegeven van 3.50 tot 6.per
week voor de huurbedragen boven 3.50; van de huren
boven 6.wordt 2/3 van het meerdere betaald. In Rotterdam
is de toestand wat ongunstiger; daar begint de toeslag bij
3.50, maar bedraagt slechts 2/s van het meerdere, tot een
maximum van f 3.
Spreker hoopt er in geslaagd te zijn den Raad te overtuigen,
dat hier iets gedaan moet worden.
Ook sprekers tweede voorstel, tot het geven van een toeslag
op de kasuitkeeringen, is zeer actueel; ook hier is een voor
ziening op korten termijn noodzakelijk. Op 1 Januari a. s.,
dus reeds a. s. Zaterdag, zullen bijna alle werkloozen van de
steunverleening tijdelijk teruggaan naar hun kassen voor 4
of 5 weken; wanneer de Regeering den uitkeeringsduur van
de kassen verlengt, wat in overweging is, zal het nog langer
duren. Daardoor zullen vele ondersteunden hun inkomen zeer
belangrijk zien dalen, hetgeen toch niet zal strooken met den
wensch van den Raad. De kasuitkeering bedraagt voor een
bouwvakarbeider met 3 kinderen onder 14 jaar per week
12.90; wanneer hij uitgetrokken is en in de gemeentelijke
steunverleening komt, bedraagt de uitkeering 17.25 per
week. Doordat die man dus tijdelijk naar de kas teruggaat,
wordt zijn inkomen, a.s. Zaterdag reeds, met ruim 4.per
week verminderd.
Spreker acht dit niet gewenscht en daarom is ook dit
voorstel in zijn oog zeer belangrijk, temeer omdat het betrekking
heeft op een groot aantal werkloozen.
Het voorstel is ook hierom belangrijk, omdat het inderdaad
tamelijk hooge bedragen zijn, welke op deze wijze aan de
kas-trekkers zullen worden verstrekt.
Men kan het zien uit de cijfers van de winterperiode 1929,
toen op verzoek van de moderne vakcentrale door het ge
meentebestuur eveneens een toeslag is gegeven op de kas
uitkeeringen van de verschillende bonden. Uit die cijfers
blijkt, dat die toeslag van groote beteekenis is, omdat over
de weken, waarvoor hij gold, aan de gezinnen groote bedragen
aan toeslag werden uitbetaald.
Spreker hoopt, dat de over deze kwestie te voeren discussie
iets ten gunste van de betrokken arbeidersgezinnen zal op
leveren.
Het derde voorstel betreft de buitenwerkingstelling van de
bekende wachttijdregeling voor uitgetrokken werkloozen.
Zooals aan de Raadsleden bekend is, wordt ten aanzien
van de uitgetrokken werkloozen in verband met hun inkomen
nagegaan, of zij voor een wachttijd in aanmerking komen,
alvorens steun te krijgen van de gemeente.
Indertijd is die wachttijdregeling aanmerkelijk verbeterd en
sprekers fractie heeft zich toen bij die gewijzigde regeling
neergelegd, teneinde de uitwerking van die regeling, welke
als proef was bedoeld, af te wachten. Deze regeling is niet
als definitief gesteld, bij wijze van proef zal zij tot 1 April
a.s. worden voortgezet.-
De bijzondere omstandigheden van het oogenblik hebben
sprekers fractie aanleiding gegeven om op dit punt een
voorstel te doen. Weliswaar was de wachttijdregeling erg
ongunstig en kon zij niet blijven bestaan, maar in haar ge-
wijzigden vorm doet zij nog te veel nadeel aan degenen, die
er mede te maken krijgen. Er zijn nog tal van menschen,
die een, twee en drie weken, misschien ook langer, moeten
wachten, alvorens voor gemeentesteun in aanmerking te komen.
Spreker dringt er op aan om gedurende dezen winter de
wachttijdregeling buiten werking te stellen en met April a.s.
te overwegen, of er al dan niet aanleiding bestaat om haar
definitief op te hellen, dan wel haar te laten voortbestaan.
De heer Wilmer zegt in de rede van den heer van Stralen
te hebben gemist het aangeven van eenig motief, waarom hij
van zienswijze is veranderd ten aanzien van het tijdstip,
waarop zijn voorstellen tot reorganisatie der steunregeling
voor werkloozen moeten worden behandeld.
Bij de behandeling van de begrooting in de secties op 17
November was klaarblijkelijk de heer van Stralen, en met
hem de geheele sociaal-democratische fractie, van meening,
dat het vraagstuk van den werkloozensteun bij de begrooting
behandeld zou moeten worden; niemand van de S.D.A.P.
heeft ook maar een oogenblik in ernst kunnen veronderstellen,
dat de begrooting eerder behandeld zou worden dan in de
tweede helft van Januari. Spreker heeft van den heer van
Stralen geen enkele reden gehoord, waarom hij zoo plotseling
van zienswijze is veranderd. In dien tusschentijd is niets
veranderd; de werkloosheid is op het oogenblik zeer ernstig,
maar niet ernstiger dan op 17 November. Men kon toen
duidelijk waarnemen, dat de toestand langzamerhand erger
zou worden en dat het aantal werkloozen zou stijgen. Dat
kon men toen al goed voorzien; niemand twijfelde daaraan
en toch stelde men zich tevreden met behandeling in Januari.
Daar spreker het werkloozenvraagstuk te ernstig acht om
het met een zekere willekeur te behandelen, zal hij nu over
de voorstellen van den heer van Stralen niet spreken, maar
zich blijven vereenigen met den heer van Stralen van 17
November, die het gewenscht oordeelde deze voorstellen bij
de begrooting te bespreken.
Spreker acht het werkloosheidsvraagstuk zeer ernstig, een
van de ernstigste vraagstukken van deze dagen, niet alleen
voor de individuen, die kunnen meewerken om het tot een
oplossing te brengen of om de gevolgen van de werkloosheid
zooveel mogelijk te verzachten, maar ook voor alle organen
van de gemeenschap, speciaal voor de gemeente. Spreker
verklaard echter met nadruk dat is zijn heilige overtuiging
en daarop moet door alle partijen gelet worden dat, als de
gemeente vruchtdragend bij dit vraagstuk wil optreden, er
samenwerking moet zijn tusschen den Raad en Burgemeester-
en Wethouders en tusschen de Raadsleden der verschillende
partijen onderling. En dezen gang van zaken, de hier gevolgde