MAANDAG 29 DECEMBER 1930. 351 Zitting Tan Maandag 29 December 1930. Geopend des namiddags te half vijf uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. A. VAN DESANDE BAKHUYZEN. Te behandelen onderwerp: De door den heer van Stralen ingediende voorstellen betreffende de uitkeeringen aan de werkloozen, overgelegd in de vergadering van 22 December 1930. Tegenwoordig zijn 31 leden, namelijk: de heeren van Eek, Schüller, Kooistra, Koole, Verweij, Vallentgoed, mevrouw Braggaarde Does, de heeren de Waal, van Stralen, van Es, Wiltner, Wilbrink, Meijnen, Coster, Romijn, van Tol, Bergers, Zitman, Eikerbout, Bosman, Manders, van der Reijden, Parmentier, Donders, Tepe, Goslinga, Splinter, Reimeringer, van Rosmalen, de Reede en Groeneveld. Afwezig: de heeren Huurman, wegens verhindering, en Kuivenhoven, wegens ongesteldheid. De notulen van het verhandelde in de vergadering van 22 December 1930 worden goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: 1°. Disposities van Gedep. Staten ten geleide van de vast gestelde gemeenterekeningen over 1927 en 1928. 2°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde raadsbesluiten a. tot overneming in eigendom en onderhoud bij de ge meente van een strookje grond aan de Langestraat, hoek Groenesteeg, Sectie O, No. 665 ged.; b. tot vestiging van een erfdienstbaarheid van licht en uit zicht ten behoeve van het perceel Haarlemmerstraat, Sectie H, No. 2809 en ten laste van het aan de gemeente toebehoorende perceel Haarlemmerstraat, Sectie H, No. 2988. 3°. Mededeeling van J. J. Tjalsma, W. Melief en A. B. Mulder, dat zij hun benoeming tot lid der Plaatselijke Schoolcommissie aannemen. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Schrijven van de N.V. Bataafsche Import Maatschappij, houdende bezwaar tegen de verhoogde recognitie voor het hebben van een benzinepomp-installatie ingevolge de op 1 December j.l. gewijzigde verordening. Dit schrijven luidt als volgt: 's-Gravenhage, 19 December 1930. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren, Uit het Leidsche Dagblad van 3 December j.l. vernamen wij, dat door Uw College in de vergadering van 2 December j.l. is goedgekeurd een door Burgemeester en Wethouders voor gestelde wijziging van de verordening op het heffen van be lasting voor het gebruik van openbare Gemeentebezittingen, waarbij het te hellen bedrag voor het hebben van een volledige benzinepompinstallatie op/in Gemeentegrond van ƒ18.50 tot 70.wordt verhoogd, terwijl indien de tank buiten Gemeente grond wordt gelegd, een bedrag van ƒ40.is verschuldigd. Tegen deze zeer belangrijke verhooging moeten wij met klem protesteeren. Uw College toch zal het ongetwijfeld met ons eens zijn, dat met het plaatsen van benzinepompinstallaties, waarbij de benzine in een ondergrondsch reservoir wordt bewaard, de algemeene veiligheid ten zeerste is gediend en dit verre is te verkiezen boven het aftappen uit vaten en bussen, waarbij door het morsen een groot brandgevaar ontstaat. Met het plaatsen van deze benzinepompinstallaties, waarbij wij meenen op de volle medewerking van de autoriteiten te mogen rekenen, is echter een belangrijk bedrag gemoeid, waarbij nog de kosten van onderhoud en vernieuwing komen, welke eveneens niet gering zijn. Wanneer deze kosten thans nog verhoogdworden met een niet onbelangrijk bedrag aan recognitie, zijn deze door den verkoop niet goed te maken, waardoor noodgedwongen meer en meer tot het leveren in vaten en bussen moet worden overgegaan, hetgeen toch niet de bedoeling van Uw College kan zijn. Door het aftappen uit meergenoemde vaten en bussen tcch wordt het brandgevaar niet denkbeeldig verhoogd, hetgeen naar onze meening ten koste van alles dient te worden tegen gegaan, wat door het plaatsen van benzinepompinstallaties geschiedt. In verband met bovenstaande verzoeken wij Uw College beleefd doch dringend deze aangelegenheid nogmaals aan een nader onderzoek te onderwerpen en het daarheen te willen leiden, dat de eerst gevraagde recognitie niet wordt verhoogd. Wij danken U bij voorbaat voor de medewerking en teekenen, Hoogachtend, N.V. Bataafsche Import Mij. C. van Beegen, Directeur. De Voorzitter zegt, dat met het oog op het feit, dat de recognitie-verordening onlangs een onderwerp van beraad slaging in deze vergadering heeft uitgemaakt en ter goed keuring aan de Kroon is toegezonden, door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 2°. Verzoek van de afdeeling Leiden van den Algemeenen Bond van Politiepersoneel in Nederland om aan de hoofd agenten en agenten van politie een bedrag van 25.uit te keeren wegens bewezen diensten bij den Stadhuisbrand. 3°. Verzoek van Mej. J. Ephraïm, om ontslag als onder wijzeres aan de school aan de Haverstraat A. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wet houders om praeadvies. Aan de orde zijn alsnu: De door den heer van Stralen ingediende voorstellen be treffende de uitkeeringen aan de werkloozen, overgelegd in de vergadering van 22 December 1930. De Voorzitter zegt, dat de vergadering van heden is bijeen geroepen op verzoek van den heer van Eek en 8 andere Raadsleden ter behandeling van de door den heer van Stralen ingediende voorstellen betreffende de uitkeeringen aan de werkloozen, overgelegd in de vergadering van 22 December 1930, en vraagt, of de heer van Stralen deze voorstellen nog wil toelichten. De heer van Stralen wil allereerst dank brengen aan het College voor het voldoen aan het door zijn fractie gedane verzoek om deze spoedeischende vergadering te beleggen. Komende tot toelichting van zijn voorstellen, zal spreker deze nog eens voorlezen voor een goed volgen van de debat ten, omdat de Raadsleden door het College daarvan nog niet in kennis zijn gesteld. De Voorzitter zegt, dat zij ter inzage van de leden hebben gelegen in de Leeskamer. De heer van Stralen zegt, dat zijn voorstellen luiden als volgt. »Ondergeteekende heeft de eer den Raad voor te stellen om in verband met de groote werkloosheid en den daardoor ontstanen nood in tal van gezinnen de volgende besluiten te nemen I. De regeling voor den huurtoeslag aan werklooze onder steunde gezinshoofden of kostwinners zoodanig te wijzigen, dat voortaan als toeslag wordt verstrekt het huurbedrag boven f 2.50, tot een maximum huishuur van f 6. II. Vanaf 1 Januari 1931 op de kasuitkeeringen van die werkloozen, welke na uitgetrokken te zijn voor gemeentelijken steun in aanmerking komen, een toeslag op de kasuitkee- ring te verstrekken ten bedrage van het verschil tusschen kasuitkeering en het steunbedrag. III. Wegens de ongunstige tijdsomstandigheden de wacht tijdregeling voor uitgetrokken werkloozen tijdelijk buiten werking te stellen." De sociaal-democratische fractie acht aanneming van deze voorstellen noodzakelijk in verband met de dagelijks slechter wordende toestanden ten aanzien van den omvang der werk loosheid en van den daardoor ontstanen nood in tal van ge zinnen. Uit de officieele cijfers van de Arbeidsbeurs blijkt het volgende December 1924 1925 1927 1928 1929 1930 1038 970 1024 benevens 322 vorstwerkloozen 1042 715 1533 benevens 76 gedeeltelijk werkloozen. Tijdstipx Aantal werkloozen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 1