MAANDAG 21 DECEMBER 1931.
573
Nog een geval, niet om te demonstreeren hoe slecht de
Rijkssteunregeling is, maar hoe beroerd sommige gezinnen
er aan toe zijn met den steun: een gezin, bestaande uit
man, vrouw en 10 kinderen; het oudste van die kinderen
is 13 jaar; het vroegere loon van den man bedroeg ƒ21.00;
de uitkeering bedraagt 70% van ƒ21.60 of ƒ15.12, wat
afgerond wordt naar beneden en dus 15.10 wordt; dit
gezin gaat niet achteruit, want volgens de Rijkssteunregeling
blijft de uitkeering dezelfde; de huur bedraagt ƒ3.50.
Vervolgens een geval van een metaalbewerker; het gezin
bestaat uit man, vrouw en 6 kinderen; één kind verdient
4.het vroegere loon bedroeg 28.volgens de gemeente
lijke steunregeling bedraagt de uitkeering 19.60 en volgens
de Rijkssteunregeling 16.94, waarvan dus 8 personen een
week moeten leven.
Een volgend geval betreft een gezin van een metaalbe
werker, bestaande uit man, vrouw en 2 kinderen; vroeger
loon 23.50; uitkeering volgens de gemeentelijke regeling
ƒ16.en uitkeering volgens de Rijkssteunregeling 65 van
ƒ23.50 of ƒ15.25.
Voorts heeft spreker i og de volgende gevallen:
een gezin, bestaande uit man, vrouw en 3 kinderen; geen
verdiensten; uitkeering volgens de gemeentelijke regeling
ƒ17.25, die volgens de Rijkssteunregeling ƒ16.90;
een gezin, bestaande uit man, vrouw en -2 kinderen;
vroeger loon 30.de vrouw verdient ƒ5.—; uitkeering
volgens de gemeentelijke regeling 16.en volgens de
Rijksregeling 15 34;
een gezin, bestaande uit man, vrouw en één kind; de
vrouw verdient ƒ8.uitkeering volgens de gemeentelijke
regeling ƒ12.75 en volgens de Rijksregeling ƒ11.75;
een gezin van een textiel-arbeider, bestaande uit man,
vrouw en 6 kinderen, Viin wie 2 ƒ19.verdienen; uitkeering
volgens de gemeentelijke regeling ƒ9.18 en volgens die van
het Rijk 6.94vroeger inkomen van het gezin 47.
thans ƒ25.94, waarvan 8 personen moeten leven;
een gezin van een textiel-arbeider; vroeger loon 17.50; de
kinderen verdienen ƒ17.door de gemeente wordt bijbe
taald 4.25, doch volgens de Rijkssteunregeling zal dat gezin
bijgepast krijgen de somma van 5 cent, wat afgerond naar
beneden wordt ƒ0.00. Vroeger inkomen dus ƒ34.50, het tegen
woordige 17.Dat gezin komt niet in aanmerking voor
eenigen steun.
Wilde men een juisten en eerlijken indruk gtveu van de
werking van de Rijksregeling, dan had men ook deze voor
beelden in de Ingekomen Stukken en de pers moeten publi-
ceeren en dan twijfelt spreker niet of zelfs ook de rechter
zijde, die nu al meent, dat het Rijkssubsidie kan worden
aanvaard, zou daartegenover anders hebben gestaan.
Door het Rijk zal nu 50 toeslag worden gegeven op de
uitkeeringen aan twee groepen, n.l. textielarbeiders en metaal
bewerkers. Moet nu maar worden geaccepteerd, voor dat,
in vergelijking met de geheele uitgave hiervoor, luttele,
bedrag, dat niet alleen die twee groepen, waarvoor subsidie
wordt verleend, maar ook alle andere werkloozen, die
worden ondersteund, moeten vallen onder die slechte Rijks
regeling? Dat gaat toch te ver! Hoewel spreker toegeeft,
dat het van belang is, dat de inkomsten der gemeente door
een subsidie verhoogd worden, kan hij niet accepteeren, dat
de gemeente zich daardoor geheel en al vastlegt aan het
Rijk en dat voor talrijke groepen arbeiders de steunregeling
aanmerkelijk wordt verslechterd. Het voorstel van den
heer van Es c.s. gaat in de richting van sprekers voor
stellen.
Bovendien wordt het steunreglement hier ter plaatse
absoluut verkeerd uitgelegd. De steun aan kostwinners mag
nooit meer bedragen dan 70%, voor kostgangers 65%, van
het loon, dat zij bij een 48-urige werkweek hebben ver
diend.
Nu wordt dit volgens spreker verkeerd toegepast; hij is
daarvan haast zeker, te meer omdat dit in andereplaatsen
anders geschiedt; tot nu toe heeft men hier aan de werk
loozen tekort gedaan in hun uitkeering; zij hadden recht
op meer. Een gezin zonder gezinsinkomsten mag niet meer
aan steun ontvangen dan 70% van het vroegere loon;
wanneer er nu gezinsinkomsten zijn, komen die in aftrek
van die 70%. Dat acht spreker nu verkeerd.
Men zegt: de man komt volgens de getalsterkte van het
gezin wel tot f 20.uitkeering, maar doordat hij vroeger
b v. 20.heeft verdiend, mag de steun niet meer dan
70% van dat bedrag of ƒ14.bedragen, terwijl men dan
op die ƒ14.2/3 van de gezinsinkomsten in mindering brengt.
Dat is een onjuiste toepassing van de betrokken bepaling.
Blijft men daarbij, dan zal de Rijksregeling geen verbetering-
brengen, maar komt men tot eene andere opvatting, dan
zal de toestand voor de ondersteunden wel iets gunstiger
kunnen worden.
Telefonisch heeft spreker er zich van overtuigd welke
opvatting men ten deze in den Haag huldigt en toen heeft
hij vernomen, dat men daar eerst nagaat of het steunbedrag
de 65 van het loon te boven gaat, na aftrek van de
gezinsinkomsten.
Verder heeft het College in de stukken medegedeeld hoe
de toestand zal worden bij invoering van de Rijksregeling.
Men kan daar lezen, dat de tweede norm zal ingaan: na
24 weken voor gehuwden en na 18 weken voor kostgangers.
Spreker heeft zich daarover verbaasd, omdat hetgeen hier
wordt voorgesteld in andere plaatsen niet bestaat. Sprekers
fractie heeft reeds vroeger aangedrongen op het laten ver
vallen van die tweede norm, aangezien de menschen, die
geheel buiten hun schuld zoo langen tijd werkloos zijn, niet
mogen worden gestraft met de vermindering van den steun
met 1.In den Haag heeft men het onbillijke daarvan
ingezien; daar kan men twee jaren uitkeering krijgen volgens
de eerste norm in Leiden slechts 20 weken zoodat
daar van het verminderen van den steun en van den
kindertoeslag na een bepaald aantal weken geen sprake is.
Spreker weet niet hoe Burgemeester en Wethouders deze
zaak hebben aangepakt. Het is niet onverschillig hoe men
dat doet. In het eerste verzoek van de gemeente aan het
Rijk wordt gezegd, dat de gemeentelijke steunregeling billijk
wordt geacht, en verzocht haar intact te laten. De Minister
heeft dat verzoek aan zijn laars gelapt en geantwoord: hier
is de gedrukte regeling en zoo blijft het. Burgemeester en
Wethouders hebben dat gedwee overgenomen en van eenig
verzet is niets gebleken. In de commissie voor sociale zaken
is er ook op aangedrongen de tanden eens te laten zien,
maar dat is blijkbaar niet gebeurd.
Het spijt spreker, dat Burgemeester en Wethouders blijk
baar niet erg op de hoogte zijn; anders zouden zij weten,
dat ten aanzien van den aftrek der gezinsinkomsten in
verband met die meergenoemde 70% van het vroegere loon
van den man in den Haag een andere berekening wordt
gevolgd dan te Leiden, dat in den Haag ook ten aanzien
van de toepassing van de tweede norm een andere regeling
bestaat dan te Leiden en dat den Haag een toeslag geeft
op de kasuitkeering, als deze minder is dan de steunuit-
keering. Van al die dingen, welke reeds jaren lang in den
Haag bestaan en door het Rijk zijn gesanctionneerd, ofschoon
die gemeente toch ook Rijkssubsidie krijgt, hoort de Raad
niets. Er wordt gezegd: hier hebt gij de gedrukte regeling,
wij kunnen de bijdrage niet missen, dus moet die regeling
maar worden geaccepteerd.
Het was de plicht van het College om al het mogelijke
er uit te halen en nu moet dit door een voorstel van de
rechterzijde dan ten slotte nog geprobeerd worden en dan
is het nog de vraag, hoe de houding van het College aan
stonds tegenover dit voorstel zal zijn. Spreker heeft nu
niet een heel besten indruk gekregen van de praestaties
van het College op dit terrein. Waarom dit is nagelaten, is
spreker niet bekend; hij weet niet, of de nieuwe Wethouder
van Sociale Zaken al dan niet gaarne vermindering van
den steun ziet; in de Commissie voor Maatschappelijk Hulp
betoon heeft hij zich, naar spreker is verzekerd, uitgelaten,
dat de daar uitgekeerde bedragen te hoog waren; hij kan
dus op het standpunt staan, dat aller levenspeil, ook dat
der werkloozen, omlaag moet; spreker hoopt, dat hij het
dan maar ronduit zegt, want spreker kan nu nog niet be
grijpen, dat geen ernstige pogingen zijn gedaan om bij de
aanvaarding van het Rijkssubsidie te eischen voor Leiden
dezelfde regeling als voor andere plaatsen, vóórdat men den
steun aanvaardt. Over het voorstel van den heer van Es
is spreker wel verheugd; daaruit blijkt, dat men altbans wil
gaan in de richting van wegneming van de tweede norm
en van de bepaling, dat iemand, die in een jaar geen maand
gewerkt heeft, van de steunregeling zal worden uitgesloten.
Natuurlijk is spreker voor het voorstel van den heer van Es,
hoewel spreker liever zou zien, dat het niet gevraagd werd,
maar als voorwaarde gesteld voor aanvaarding van het
Rijkssubsidie. Men zal zeggen: het College heeft zijn best
gedaan; de heeren hebben hun best gedaan door dit voorstel
in elkaar te schroeven; ieder heeft dus zijn best gedaan,
maar als het Rijk zegt: je kan naar de pomp loopen, het
blijft zoo, dan is aan de eer voldaan en blijft het, zooals
het Rijk het bepaalt. Waar dit in andere plaatsen ook kan,
had dit als voorwaarde gesteld moeten worden.
In het voorstel van den heer van Es is een fout geslopen,
waardoor het een verslechtering vraagt; immers, volgens de
Rijksregeling wordt voor werkende kinderen ƒ1.50 toeslag
gegeven en dit voorstel vraagt een toeslag van 1.50 en
0.50hiermede zal de extra kinder- of werktoeslag bedoeld
zijn. Deze regeling bestaat in de groote plaatsen ook en
is voornamelijk ingesteld om het verlies van het vrij zijn
van ƒ5.gezinsinkomen te vergoeden; daarvoor is die
toeslag voor werkende kinderen ingesteld.
Vrijlating van ƒ5,gezinsinkomsten, zooals ook gevraagd
wordt in het voorstel van Es, komt overeen met den be-
staanden toestand; daarmede kan spreker zich vereenigen.