MAANDAG 21 DECEMBER 1931.
571
pit te spreken. Spreker betreurt ook, dat die tijd zoo kort
is geweest. Spreker neemt aan, zooals ook in het Ingekomen
Stuk staat, dat het College voldoende allerlei punten met
den Minister overwogen heeft en getracht, in deze Rijks
steunregeling nog veranderingen te krijgen, wat ook ge
deeltelijk gelukt schijnt te zijn, maar andere punten wilde
de Minister niet wijzigen. Wanneer echter een dergelijke
aandrang eerder uit den Raad was gekomen, en wanneer
verschillende gemeenteraden op dit punt hun wenschen
hadden geuit, en wanneer er een samenwerking daartusschen
was geweest, dan was het voor spreker toch de vraag
geweest, of de Minister niet op verschillende punten dan
toch zijn inzicht gewijzigd zou hebben. Spreker blijft dus
de late behandeling hiervan wel eenigszins betreuren.
Natuurlijk kan niet ontkend worden, dat deze regeling op
verschillende punten ongunstiger is dan de thans hier geldende
gemeentelijke steunregeling; de norm van 13.50 zal 13.
worden; het inkomen der vrouw zal slechts tot 4.vrij
zijn, nu tot 5.65 van het in een bepaald bedrijf te
verdienen loon, bij 48-urige werkweek mag niet overschreden
worden, nu is dat 70 Bovendien wordt de leeftijdsgrens
60 jaar. met een kleine kans, dat bijzonder valide menschen
boven dien leeftijd toch gesteund kunnen worden, terwijl de
leeftijdsgrens vroeger 65 jaar was. Waar in het algemeen in
Leiden de loonen niet aan den hoogen, maar aan den lagen
kant zijn, maken de bepalingen omtrent de 65 en den 60-
jarigen leeftijd de zaak betrekkelijk ongunstiger. Een enkele
uitzondering, waardoor de Rijksregeling gunstiger is, is de be
paling van één maand bij de afvoering van den steunwaar
vooral echter in dezen wintertijd de werkloosheid steeds
ernstiger vorm heeft aangenomen en ook langer duurt, ter
wijl daarvan nog geen einde te zien is, zal het moeilijk zijn
om zelfs die ééne maand te handhaven. In de gegeven om
standigheden is het niet te verwachten, dat zelfs bona fide
werkloozen, al is het maar gedurende één maand per jaar,
werk kunnen vinden, hetgeen natuurlijk te wijten is aan de
diepte der werkloosheid en daarvan mogen de werklooze en
zijn gezin niet de dupe worden.
Daartegenover staan nu enkele dingen bij de Rijkssteun
regeling, welke voor de gemeente natuurlijk wel van be
lang zijn:
in de eerste plaats, dat de inkomsten aan subsidie in den
werkloozensteun ad 50 daarvan voor de gemeente
niet zijn te verwaarloozen, vooral als de werkloosheid, zooals
te vreezen is, nog meer zal toenemen en nog meer vakken,
behalve de textiel- en metaalvakken, in deze regeling zullen
worden opgenomen;
in de tweede plaats, dat het subsidie ad 50 voor cur
sussen voor jeugdige werkloozen niet te versmaden is;
in de derde plaats, dat het subsidie ad 10 cent per in
woner als bijdrage in de kosten van het Crisis-comité welkom
zal zijn om met de gelden, door de gemeente disponibel
gesteld, te dienen voor steun in natura aan werkloozen;
in de vierde plaats, dat het subsidie van 50 in de kosten
van uitvoering van plannen tot werkverschaffing feitelijk
niet kunnen worden gemist door de gemeente, omdat te
vreezen is, dat anders verschillende gemaakte of nog te
maken plannen niet zullen kunnen worden uitgevoerd, gezien
de begrooting voor 1932.
Alles samengenomen meent spreker, dat de gemeente het
subsidie van de Regeering niet mag afwijzen. Dat thans een
beslissing wordt genomen en die niet wordt uitgesteld, lijkt
spreker noodzakelijk, omdat uitstel kans geeft op financieele
schade voor de gemeente. Leiden kan geen uitzonderings
positie innemen, waar reeds zoo vele gemeenten als Dordrecht,
Haarlem enz. de Rijksregeling hebben aanvaard, terwijl ook
de vier groote gemeenten de voor haar door de Regeering
vastgestelde regeling hebben aangenomen.
Dat op deze wijze een uniforme werkloozensteunregeling
vooreen groot deel der gemeenten zal totstandkomen, lijkt
spreker ook juist, omdat daardoor wordt voorkomen, dat
eventueel werkloozen uit de eene gemeente naar de andere
verhuizen om door den steun beter te worden.
Spreker zal dus zijn stem aan het voorstel van Burge
meester en Wethouders geven, maar hij spreekt de hoop uit,
dat de Raad ook het voorstel, door de voorzitters van de
drie rechtsche raadsfracties gedaan, zal aannemen.
Wat aangaat de voorstellen, welke hierbij verder in be
handeling komen, de extra-uitkeering ineens, door den
heer van Stralen gevraagd, wordt reeds gedaan,
indien de Rijkssteunregeling wordt aanvaard, omdat het
Crisis-comité dan gelden disponibel heeft de gemeente zal
er een bedrag bijleggen om, voor zoover zulks noodig is,
aan werkloozen schoeisel en kleeding te geven in natura.
Het voorstel tot verhooging van de uitkeering wordt bij
het aanvaarden van de Rijkssteunregeling onmogelijk, al zou
het misschien wat betreft het bedrag en afgezien van andere
dingen, wenschelijk zijn. Hierbij valt op te merken, dat de
loonen zich in dalende richting bewegen en het niet ver
standig zou zijn thans den steun weer tot een hooger bedrag
op te voeren. Ook in de groote steden is het hoogste bedrag"
dat als ondersteuningsnorm geldt voor gehuwde werkloozen
niet f 15.—, maar 13.50.
Het voorstel van den heer van Stralen tot verhooging
van den kindertoeslag tot ƒ1.50 is eveneens overbodig ge
worden, want bij de Rijksregeling is de kindertoeslag op
dat bedrag gebracht.
Spreker geeft den heer van Stralen in overweging zijn
voorstel tot tijdelijk buiten werking stellen van de tweede
norm te wijzigen in een motie; dan zal spreker er zeker zijn stem
aan kunnen geven. Wanneer door de ernstige werkloosheid
en den langen duur daarvan de bona fide werklooze geen
werk kan vinden, is het heel onaangenaam voor hem, in
steun achteruit te gaan; daaraan kan spreker zijn stem dus
wel geven.
Het voorste] van den heer van Stralen, om uitgetrokken
werkloozen, die per jaar minder dan 2 maanden hebben
gewerkt, niet van de steunverleening af te voeren, is eigenlijk
al verwerkt in sprekers voorstel; hij zou althans gaarne nog
een poging bij den Minister zien aangewend om zelfs die
eene maand te schrappen, met het oog op den ernst van
den toestand.
Wat betreft het voorstel van den heer van Stralen om
de bepaling, dat losse transportarbeiders slechts 42 dagen
per jaar steun ontvangen, buiten werking te stellen,door
spreker zal worden afgewacht, hoe 't praeadvies van Burge
meester en Wethouders hieromtrent zal luiden.
De heer Wilbrink heeft heelemaal niet op behandeling
van dit voorstel gerekend; anders had hij zich de noodige
gegevens verschaft. Het lijkt spreker verkeerd, dit voorstel
zonder praeadvies te behandelen.
De heer van Es zegt, dat het voorstel van den heer
van Stralen tot het geven van een toeslag op de kasuit-
keeringen ook in sprekers voorstel aanhangig is gemaakt;
daarmede kan spreker zich dus vereenigen.
De Voorzitter zegt, dat de Raad besloten heeft, de
behandeling van al die voorstellen uit te stellen tot nu, dus
ook van dat inzake de losse transportarbeiders. Dat neemt
natuurlijk niet weg, dat de Raad alsnog kan besluiten het
in praeadvies te geven aan het College; het College heeft
daartegen geen bezwaar. Kan de heer van Stralen zich
daarmede vereenigen
De heer van Stralen zegt, dat zijn voorstellen toch zijn
aangehouden en dus nu eigenlijk niet aan de orde zijn.
De Voorzitter zegt, dat in de Raadszitting van Vrijdag
11 December j.l. besloten is, de behandeling van dé voor
stellen van den heer van Stralen uit te stellen tot de be
handeling van het voorstel van het College tot aanvaarding
der Rijkssteunregeling. Heeft de heer van Stralen er nu
bezwaar tegen, zijn voorstel inzake de losse transport
arbeiders in handen van het College te stellen om praeadvies,
daar verscheidene leden prijs stellen op nadere inlichti gen
daarover
De heer van Stralen zegt, dat zijn voorstel inzake de
losse transportarbeiders een onderdeel uitmaakt van allo
andere voorstellen van hem, maar kan zich met het denk
beeld van den Voorzitter wel vereenigen, te meer waar op
1 Januari die arbeiders tijdelijk van hun kassen gaan trekken
en die quaestie dus niet zeer urgent is, maar hij zou wel
willen aandringen op spoed bij het uitbrengen van een
praeadvies.
Wordt zonder hoofdelijke stemming besloten het voorstel
van den heer van Stralen, luidende:
„Ondergeteekende stelt den Raad voor de bepaling in het
steunreglement, dat losse transportarbeiders slechts gedurende
42 dagen per jaar steun kunnen ontvangen, tijdelijk buiten
werking te stellen,"
te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om
praeadvies.
(Ook de heeren Groeneveld, Wilmer en Huurman waren
inmiddels ter vergadering gekomen.)
De heer van Stralen zegt, dat Burgemeester en Wet
houders aan den Raad voorstellen het Rijkssubsidie, dat door
hen reeds is aanvaard, ook te aanvaarden en daarmede
tevens te accepteeren de voorwaarden welke door het Rijk
aan dat subsidie worden verbonden. Hij heeft lang hoop
gehad, dat Burgemeester en Wethouders met het oog op de
consequenties een voorstel in dezen geest achterwege zouden
laten, omdat zij zeiven erkennen, dat de Rijksregeling op