570 MAANDAG 21 DECEMBER 1931. c. F. A. Schilthuizen, onderwijzer aan de school Paul Krugerstraat A, naar de school aan de Driftstraat. (Zie Ing. St. No. 318.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XI. Voorstel tot wijziging van het Raadsbesluit van 30 Mei 1927, inzake de verhuring van het huis „Groenoord" aan den Haar lemmer trek vaartweg aan J. M. Maute. (Zie Ing. St. No. 319.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XII. Voorstel om het beheer en de exploitatie van het Zuidelijk speelterrein nabij de Wilhelminabrug en van het sportterrein aan den Zoeterwoudschen Singel, wederom op te dragen aan de afd. Leiden van den Ned. Bond voor Lichamelijke opvoeding. (Zie Ing. St. No. 320.) De heer Manders zegt, dat in het huurcontract een be paling voorkomt, dat ten aanzien van de verhuring geen onderscheid gemaakt mag worden tusschen al of niet bij de afdeeling aangesloten vereenigingen. De geheele verhuring is overgelaten aan den Bond voor Lichamelijke opvoeding; ten aanzien daarvan schijnt geen beroep open te staan; spreker acht dat toch wel wenschelijk, daar er toch wel eens onderscheid gemaakt wordt, om welke reden is spreker niet bekendhet is dus wel gewenscht, dat de mogelijkheid bestaat beroep op het College open te stellen bij weigering. De heer Verweij zegt, dat zijn ervaring anders is en dat weldegelijk beroep op het College openstaat; spreker heeft wel eens de belangen van een organisatie, die een sportterrein van dien Bond wilde huren, bij dien Bond bepleit, maar toen hij geen genoegdoening kreeg, zich tot het College gewend; toen is een regeling getroffen, zooals de aanvraagster ver langde. Evenwel zou men een en ander, dat dus reeds bestaat, nader kunnen vastleggen. De heer Splinter antwoordt, dat de heer Manders in de Commissie van Fabricage dezelfde opmerking heeft gemaakt en zijn vraag naar aanleiding daarvan is overgebracht aan het Bestuur van den Nederlandschen Bond voor Lichamelijke Opvoeding. Dat Bestuur heeft toen geantwoord, dat wel degelijk aan alle aanvragen, welke van verschillende zijden worden gedaan, gevolg wordt gegeven. Dit strookt met het geen de heer Verweij heeft medegedeeld. Zijn er bezwaren, dan kan men zich daarmede tot Burgemeester en Wet houders wenden. De Voorzitter zegt, dat artikel 1 der overeenkomst het volgende bepaalt: „Het Bestuur zal daartoe de terreinen in gebruik geven aan volkssportvereenigingen. Hierbij zal tusschen al dan niet bij de afdeeling aangesloten vereenigingen geen onderscheid worden gemaakt." Dit sluit dus in, al is niet in een uitdrukkelijke bepaling het beroep bij Burgemeester en Wethouders opengesteld, dat men eventueel in beroep kan komen bij het College, omdat dit het toezicht heeft op de tenuitvoerlegging van de voorwaarden door den Bond. Die voorwaarden geven aan Burgemeester en Wethouders de macht om te zorgen, dat er geen onderscheid wordt gemaakt, en, voorzoover het College bekend is, gebeurt dit ook niet. Het opnemen van een nadere voorwaarde in dien geest acht spreker dus overbodig. De heer Manders constateert, dat onder de voorwaarden niet een uitdrukkelijke bepaling is opgenomen, dat beroep bij Burgemeester en Wethouders open staat. Nu echter blijkt, dat het de bedoeling is, dat men wel in beroep kan komen bij Burgemeester cn Wethouders, is sprekers bezwaar opgeheven. Het is nu in ieder geval vastgelegd. De Voorzitter zegt, dat vaststaat, dat men ten allen tijde het recht heeft zich tot Burgemeester en Wethouders te wenden, als men meent, dat de voorwaarden niet worden nageleefd en dat het College zoo noodig dan kan ingrijpen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (De heeren Koole, Bosman, Knuttel, van Rosmalen en van Stralen waren inmiddels ter vergadering gekomen). XIII. Voorstel in zake de aanvaarding van de Rijks steunregeling voor werkloozen. (Zie Ing. St. No. 321.) Hierbij komen tevens in behandeling: 1°. De volgende voorstellen van den heer van Stralen: „Ondergeteekende stelt den Raad voor B. en W. te ver zoeken een zoodanige wijziging in het reglement voor de steunverleening aan te brengen, waardoor het mogelijk wordt een extra uitkeering te verstrekken aan geheel of gedeeltelijk werkloozen, die daarvoor in aanmerking komen, voor aan schaffing van kleeding en schoeisel.", „Ondergeteekende stelt den Raad voor de ondersteunings norm te verlioogen van 13.50 op J 15.voor werklooze gehuwden en kostwinners en van 9.op 10.voor kostgangers.", „Ondergeteekende stelt voor den kindertoeslag te verhoogen van 1.25 op 1.50 per kind en deze toeslag te verstrekken voor alle inwonende kinderen,tot een maximum aantal van 7.", „Ondergeteekende stelt voor de bepaling in het steun- reglement, dat de ondersteuning na 20 weken voor gehuwden en kostwinners en 15 weken voor kostgangers met 1. per week wordt verminderd, voor bona fide werkloozen tijdelijk buiten werking te stellen.", „Ondergeteekende stelt voor de uitgetrokken bona fide werkloozen, welke buiten hun schuld in een jaar minder dan 2 maanden hebben gewerkt, niet van de steunverleening af te voeren.", „Ondergeteekende stelt den Raad voor de bepaling in het steunreglement, dat losse transportarbeiders slechts gedurende 42 dagen per jaar steun kunnen ontvangen, tijdelijk buiten werking te stellen." en „Ondergeteekende stelt den Raad voor om vanaf 1 Januari 1932 op de kasuitkeeringen van die werkloozen, welke na uitgetrokken te zijn voor gemeentelijken steun in aanmer king komen, een toeslag op de kasuitkeering te verstrekken ten bedrage van het verschil tusschen kasuitkeering en steunbedrag." 2°. de sub a en b vervatte gedeelten van het voorstel van den heer Knuttel, luidende: „De Gemeenteraad besluit: a. De uitkeeringen aan alle werkeloozen met 2.50 per week te verhoogen. b. Aan alle werkeloozen, die minstens 3 maanden zonder geregeld werk zijn, ter voorziening in dringende behoeften van kleeding, ligging en huisraad een uitkeering in eens te verstrekken van 25.of wel de volle waarde aan nieuwe goederen." 3°. Het voorstel van de heeren van Es, Wilmer en Wilbrink, luideude: „Ondergeteekenden stellen den Raad voor, B. en W. te verzoeken, om bij de regeering ten krachtigste aan te dringen, de volgende wijzigingen in de steunregeling aan te brengen, welke wijzigingen noodzakelijk moeten worden geacht: 1°. de tweede norm voor bona fide werkloozen te doen vervallen 2°. de bona fide werkloozen niet van de steunregeling uit te sluiten ook al hebben zij niet een maand in den loop van het jaar gewerkt; 3°. voor de werkende kinderen in het gezin van een werklooze te verstrekken 1 gld. voor het eerste, 50 cent voor ieder volgend kind; 4°. van de inkomsten van de vrouw van een werklooze met kinderen de eerste 5 gulden buiten beschouwing te laten." De heer van Es spreekt zijn spijt uit, dat het College de Rijkssteunregeling betrekkelijk laat ter kennis van den Raad heeft gebracht. De circulaire van den Minister is gedateerd 7 Januari 1931 en de Raad heeft er pas kort geleden officieel kennis van gekregen. Volgens de memorie van antwoord betreffende de be grooting voor 1932 zou de Raad zich tijdig uit kunnen spreken over aanvaarding van het Rijkssubsidie; tijdig klinkt hier toch wel wat erg euphemistisch; het ware beter geweest, wanneer de Raad eerder van dit stuk kennis had gekregen, opdat de Raadsleden daarover van gedachten hadden kunnen wisselen, waardoor misschien ook van uit den Raad meer aandrang was gekomen, waardoor misschien bij den Minister iets meer zou zijn bereikt. In verschillende gemeenteraden is deze circulaire in behandeling gekomen, zoo in Dordrecht reeds begin 1931; dan had ook het Crisiscomité, dat ook hierin gekend is, zich daarover meer kunnen beraden en uitspreken. Spreker beeft een klacht vernomen van enkele organisaties, die in dat Crisiscomité zitting hebben, dat zij maar enkele dagen hebben gehad om zich over die circulaire

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 2