MAANDAG 21 DECEMBER 1931.
595
De Voorzitter stelt thans aan de orde de stemming over
het voorstel van den heer Tan Stralen in zake wijziging van
het reglement voor de steunverleening.
De heer Elkerbout ziet na de verklaring van den heer
Romijn geen aanleiding, om vóór dit voorstel te stemmen,
evenmin als voor dat van den heer van Stralen tot ver
hooging van de norm tot 15.omdat hij wel het eco
nomisch wenschelijke, maar niet het economisch mogelijke
daarvan inziet.
De voorstellen van den heer van Stralen luidende:
„Ondergeteekende stelt den Raad voor B. en W. te ver
zoeken een zoodanige wijziging in het reglement voor de
steunverleening aan te brengen, waardoor het mogelijk wordt
een extra uitkeering te verstrekken aan geheel of gedeel
telijk werkloozen, die daarvoor in aanmerking komen, voor
aanschaffing van kleeding en schoeisel." en
„Ondergeteekende stelt den Raad voor de ondersteunings-
norm te verhoogen van 13.50 op 15.voor werklooze
gehuwden en kostwinners en van 9.op 10.— voor
kostgangers.",
worden achtereenvolgens verworpen, elk met 21 tegen
13 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Manders, Bergers, de Reede,
van der Reijden, van Rosmalen, Wilmer, Splinter, Donders,
Huurman, Simonis, Beekenkamp, Meijnen, van Tol, Coster,
Wilbrink, van Es, van Eecke, Tepe, Goslinga, Romijn en
Eikerbout.
Vóór stemmen: mevrouw de Cler—de Bruijn, de heeren
Knuttel, Koole, Verweij, Groeneveld, Schüller, mevrouw
Braggaarde Does, de heeren van Eek, van Stralen, Kooistra,
Kuipers, Vos en Vallentgoed.
De Voorzitter stelt thans aan de orde de stemming over
het voorstel van den heer van Stralen tot verhooging van
den kindertoeslag.
De heer van Stralen verzoekt de beslissing over dat
voorstel aan te houden tot na de beslissing over het Rijks
subsidie.
De Voorzitter heeft daartegen geen bezwaar en stelt
thans aan de orde de stemming over het voorstel van den
heer van Stralen tot tijdelijke buitenwerkingstelling van
de vermindering van de z.g. tweede norm.
De heer Romijn zegt, dat de in dit voorstel genoemde
termijn van 20 weken voor gehuwden en kostwinners door
aanvaarding der Rijksregeling 24 weken zal worden. Door
voor het voorstel van den heer van Stralen te stemmen,
stemt men dus tegen een onderdeel der Rijksregeling, dat
voor de betrokkenen zeer gunstig is.
De heer van Stralen zegt, dat de leden der rechterzijde,
die ook een voorstel hebben gedaan, toch ook wel voor dit
voorstel kunnen stemmen, daar ook volgens hen de tweede
norm moet vervallen, hetgeen de strekking van dit voorstel is.
De heer Wilmer zegt, dat dat niet kan. Het is duidelijk
dat zij, die zijn vóór aanvaarding van het Rijkssubsidie,
onmogelijk het voorstel van den heer van Stralen kunnen
aanvaardende onderteekenaars van het voorstel der rechter
zijde zijn er voor, dat bij het Kijk op deze wijziging aan
gedrongen wordt, maar de Raad kan niet eigenmachtig deze
wijziging in de steunregeling brengen. Daarmede zou de
Raad tegelijk uitspreken, dat hij niet is voor aanvaarding-
van het Rijkssubsidie: een van beiden.
De Voorzitter zal de stemming over dit voorstel van
den heer van Stralen, evenals die over het voorstel van den
heer van Stralen in zake niet-afvoering van de steunver
leening van de uitgetrokken bona fide werkloozen, die buiten
hun schuld in een jaar minder dan 2 maanden hebben
gewerkt, aanhouden tot na de beslissing over het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
Spreker deelt mede, dat de heer van Stralen zijn voorstel
luidende
„Ondergeteekende stelt den Raad voor om vanaf 1 Januari
1932 op de kasuitkeeringen van die werkloozen, welke na
uitgetrokken te zijn voor gemeentelijken steun in aanmer
king komen, een toeslag op de kasuitkeering te verstrekken
ten bedrage van het verschil tusschen kasuitkeering en
steunbedrag."
in dien zin heeft gewijzigd, dat het luidt:
„Ondergeteekende stelt voor te bepalen, ingaande 1 Januari
1932, voor werkloozen, die van den steun naar de kas over
gaan en uit de kas een lagere uitkeering ontvangen dan
van den steun is genoten, de kasuitkeering aan te vullen
met een bedrag, gelijk aan het verschil tusschen kas- en
steunuitkeering, zoodat bij dien overgang de inkomsten niet
verminderen."
Spreker stelt thans aan de orde de stemming over dit
gewijzigde voorstel van den heer van Stralen. De Raad kan
dit voorstel eigenlijk niet aannemen, omdat het College het
steunreglement vaststelt. Het eenvoudigste is, tenzij de heer
van Stralen dit voorstel in een motie wil omzetten, dat de
Raad dit voorstel aanneemt en dat het College dit dan
opvat als een motie.
De heer van Stralen neemt daarmede genoegen.
Het gewijzigd voorstel van den heer van Stralen, als motie
beschouwd, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter stelt thans aan de orde de stemming
over het voorstel van de heeren van Es, Wilbrink en Wilmer.
De heer Knuttel zegt, dat zijn bezwaren tegen dit voor
stel na de debatten en vooral na de mededeeling van den
Wethouder, dat al deze pogingen al bij de Regeering zijn
gedaan, nog grooter geworden zijn. Dit is volkomen een
rookgordijn, waarachter men de aanvaarding van de ver
slechteringen in de Rijksregeling zoekt te verbergen. Spreker
zal dus tegen dat voorstel stemmen.
De heer van Stralen verzoekt den Raad, toch niet tegen
dit voorstel te stemmen. Al is het misschien juist, dat deze
wenschen niet zullen worden ingewilligd, de Raad heeft dan
toch de wenschelijkheid hiervan uitgesproken, zoodat deze
zaak dus nog niet uit behoeft te zijn, wanneer de Regeering
er niet van weten wildan zal er wel aanleiding zijn, daarop
nader in te gaan. Hoewel spreker liever een meer positief
voorstel had gezien, ziet hij toch niet in, dat hij tegen dit
voorstel moet zijn.
De heer Wilmer acht het logisch, eerst te stemmen over
het voorstel van het College tot aanvaarding van de Rijks
regeling; anders heeft het geen zin bij de Regeering aan
drang uit te oefenen. Sprekers voorstel is geen amendement
op het voorstel van het College, zooals de heer van Eek
nu zegt; het houdt eenige wenschen in en heeft geen zin,
als het voorstel van het College niet aanvaard wordt.
De "V oorzitter zegt, dat de heer Wilmer groot gelijk
heeft. Spreker stelt dus eerst aan de orde de stemming
over het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
aangenomen met 21 tegen 13 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Manders, Bergers, de Reede,
van der Reijden, van Rosmalen, Wilmer, Splinter, Donders,
Huurman, Simonis. Beekenkamp, Meijnen, van Tol, Coster,
Wilbrink, Vos, van Es, van Eecke, Tepe, Goslinga en Romijn.
Tegen stemmen mevrouw de Cler—de Bruijn, de heeren
Knuttel, Koole, Verweij, Groeneveld, Schüller, mevrouw
Braggaarde Does, de heeren van Eek, van Stralen, Kooi
stra, Kuipers, Vallentgoed en Eikerbout.
Het voorstel van de heeren van Es, Wilmer en Wilbrink,
luidende
On derge teekenden stellen den Raad voor, B. en W. te
verzoeken, om bij de regeering ten krachtigste aan te
dringen, de volgende wijzigingen in de steunregeling aan te
brengen, welke wijzigingen noodzakelijk moeten worden
geacht
1°. de tweede norm voor bona fide werkloozen te doen
vervallen
2°. de bona fide werkloozen niet van de steunregeling uit
te sluiten ook al hebben zij niet een maand in den loop
van het jaar gewerkt;
3°. voor de werkende kinderen in het gezin van een
werklooze te verstrekken 1 gld. voor het eerste, 50 cent
voor ieder volgend kind;
4°. van de inkomsten van de vrouw van een werklooze
met kinderen de eerste 5 gulden buiten beschouwing te
laten."
wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
(De heer Knuttel wenscht geacht te worden te hebben
tegen gestemd.)