MAANDAG 21 DECEMBER 1931.
591
van werkloosheid geen ondersteuning krijgen, heeft de Wet
houder van weinig gewicht genoemd en hij heeft gezegd,
dat er vermoedelijk wel iets op gevonden zou worden.
Spreekster heeft weinig vertrouwen in den goeden afloop,
indien niet direct een definitieve toezegging wordt gedaan;
zij heeft liever één vogel in de hand dan tien in de lucht.
Aan de toezegging, dat misschien iets zal worden gedaan,
heeft zij weinig. Het is thans een zeer onzekere tijd. Men hoort
telkens gevallen van menschen, die kort nadat zij in het
huwelijk zijn getreden, werkloos worden, terwijl zij dat ab
soluut niet hebben kunnen voorzien. Als zulke menschen
niet worden geholpen, zal er weinig worden bereikt met de
propaganda voor het vormen van een gezin; de menschen
zullen in vrij huwelijk gaan leven, omdat zij dan, als de
man werkloos wordt, heel gemakkelijk van elkander kunnen
gaan. Dit moet in de laatste plaats worden bevorderd. De
meerderheid van den Baad mag dat weieens bedenken en
daaraan mag weieens aandacht worden geschonken.
Spreekster komt nu tot het antwoord van den Wethouder
naar aanleiding van de mededeeling van den heer van Stralen
omtrent een uitlating, welke de Wethouder zou hebben ge
daan in Maatschappelijk Hulpbetoon. Zij heeft het geluk
altijd woord voor woord te kunnen onthouden wat in een
vergadering is gezegd. Nu is half November in een kleine
vergadering van Maatschappelijk Hulpbetoon, waarin tegen
woordig waren de heer Bomijn, de Secretaresse mejuffrouw
de Vries, de heeren Stijnman, van der Wilk en spreekster,
door den voorzitter o. a. gezegd: ik vind toch het bedrag,
dat uitgekeerd wordt door Maatschappelijk Hulpbetoon, on
verantwoordelijk hoog. Spreekster heeft toen de vraag gesteld
aan den voorzitter, of zij daaruit mocht afleiden, dat hij de
bedragen, welke aan de gesteunden werden uitgekeerd, te
hoog vond. De voorzitter heeft daarop geantwoord: ja,
mevrouw! Spreekster heeft toen gezegd: denk er om, mijnheer
de voorzitter, dat, wanneer gij verlaging wilt doorvoeren,
gij mij ten sterkste tegenover U zult vinden! Toen zeide de
heer Bomijn met een lachend gezicht: dat zal wel meer ge
beuren! Spreekster heeft den Wethouder dezen raad gegeven:
ga naar de gezinnen van de gesteunden, evenals ik dat doe,
dan zult gij ondervinden, dat de uitkeeringen niet te hoog zijn.
Spreekster behoeft hieraan niets meer toe te voegen; zoo
zijn die woorden woordelijk weergegeven. Wat verder ter
sprake gebracht is, heeft spreekster niet kunnen bevredigen;
üij blijft tegen aanvaarding van het Rijkssubsidie.
De heer van Eck zegt, dat bij dit onderwerp zich wel in
hooge mate wreekt, dat het niet behandeld is bij de algemeene
beschouwingen over de begrooting;, natuurlijk wordt het
standpunt der sociaal-democraten ten aanzien van den werk-
loozensteun in het algemeen ook bepaald door hun algemeen
socialistisch standpunt.
Spreker betreurt de woorden, door den heer Knuttel aan
sprekers adres gesproken. De heer Knuttel en de sociaal
democraten zijn allen beslist tegen aanvaarding van het
Rijkssubsidie onder die voorwaardenzij vormen een minder
heid en moeten hier strijden tegen de burgerlijke meerderheid.
Was het nu noodig het debat af te leiden van de hoofdzaak
en een aanval te doen op spreker? Daardoor wordt het stand
punt der minderheid niet versterkt. Spreker wil het antwoord
echter niet schuldig blijven.
Allereerst verweet de heer Knuttel, dat inzake de gemeente
politiek in de S.D.A.P. niet gelijk gedacht wordt en dat in
verschillende plaatsen verschillend gehandeld wordt. In een
groote partij, die een aanzienlijk deel der bevolking omvat,
bestaan nu eenmaal verschillende stroomingen; wanneer de
communistische partij in Nederland men moet nu niet
over Rusland spreken, maar over Nederland groot wordt
tot nu toe heeft men die kans nog niet gehad, daar
onmiddellijk splitsingen ontstonden, toen zij grooter werd
zal dat ook bij haar het geval zijn. In de S.D.A.P. kunnen
die meeningen niet alleen naast elkaar staan, maar zich
ook vrij uiten; in een democratische partij moet dat geoor
loofd zijn; volgens de eene strooming moet de S.D.A.P.,
zoodra zij wat macht heeft ontwikkeld, al heel spoedig
regeeringsverantwoordelijkheid aanvaarden, volgens een
andere kan men dat eerst doen, wanneer men inderdaad
aan zijn socialistische overtuiging en beginselen in de practijk
ook kracht kan bijzetten in de betreffende Colleges. Het
sta ndpunt, dat de sociaal-democraten hier innemen, wint
in de partij zeer sterk veld; er is geen sprake van, dat zij
in de S.D.A.P. een geïsoleerde positie innemen.
Volgens den heer Knuttel heeft spreker sterke uitdrukkingen
gebezigd. De heer Knuttel doet dat ook wel eens; spreker
meent daartoe het recht te hebben. Spreker weet wel, dat
de heer Knuttel op hetgeen de sociaal-democraten hier ver
richt hebben, met minachting neerziet en dat hij absoluut
niet voldoende vindt, wat zij gedaan hebben, maar op het
oogenblik is van de Leidsche bevolking onttrokken aan
Me burgerlijke gedachtensfeerdat is niet het werk van den
heer Knuttel en de zijnen, maar dat van de sociaal-democraten.
Het is mogelijk, dat de communistische partij binnenkort wat
in omvang wint, maar tot nu toe is het haar niet gelukt een
aanzienlijk deel der bevolking te Leiden onder haar leiding
te brengen; en wil de heer Knuttel macht krijgen, dan zal
die taak voor hem gemakkelijker zijn gemaakt door dn
sociaal-democraten.
Doordat sprekers partij een aanzienlijk deel van de be
volking aan de burgerlijke gedachtensfeer heeft onttrokken,
zal dat deel er meer vatbaar voor zijn om in socialistische
richting te worden geleid. Maar de sociaal-democraten staan
op het standpunt, dat het niet alleen om de macht te doen
moet zijn, dat men den menschen ook moet bijbrengen
sociaal bewustzijn en sociaal verantwoordelijkheidsgevoel.
Gelukt het de macht in handen te krijgen, dan dient men
precies te weten hoe men haar moet gebruiken en moet
men de verantwoordelijkheid kunnen aanvaarden, welke men
van de burgerlijke partijen overneemt. Dit wordt door de
partij van den heer Knuttel weieens vergeten.
Trouwens, de macht van de S.D.A.P. wordt weieens over
schat. De heer Knuttel maakt soms de onderstelling dat,
als de S.D.A.P. maar meeging met hetgeen de communisten
willen, zij hier ongeveer de macht in handen zou hebben,
maar spreker moet hem die illusie geheel ontnemen. Zelfs
onder den rook van Leiden vindt men plaatsen, waar de
arbeiders er niet voor durven uitkomen sociaal-democraat
te zijn, en ook in Leiden komt het voor, dat iemand ont
slagen zou worden, indien hij bekende aanhanger te zijn
van sprekers partij De sociaal-democraten vormen nog een
minderheid, al is het een groeiende.
Wanneer de heer Knuttel hem toevoegt, dat dit slechts
woorden zijn, vraagt spreker wat de heer Knuttel den ar
beiders meer kan aanbieden dan woorden. De S.D.A.P. kan
hun de macht niet aanbieden, zoolang zij slechts een minder
heid vormt. In Leiden en de groote industrie-steden is de
macht der sociaal-democratie betrekkelijk groot, maar als
de heer Knuttel zulk een hoogen toon aanslaat, is het alsof
de zaak in orde zou wezen, indien de arbeiders hem volgden,
doch daarvan is geen sprake. Zijn partij zal nog sterk moeten
groeien, wil hij den arbeiders meer kunnen aanbieden dan
woorden.
De heer Knuttel heeft geringschattend gesproken over
het feit, dat spreker het heeft gehad over sociale gerech
tigheid en menschenliefde. De krachtigste propaganda tegen
het kapitalisme is het wijzen op het feit, dat in het kapi
talisme de sociale gerechtigheid en de menschenliefde niet
tot haar recht kunnen komen. Dat gevoelen de arbeiders
en daarom trachten zij onder het juk van het kapitalisme
uit te komen. Een bewijs, dat het kapitalisme geen sociale
gerechtigheid en menschenliefde kan brengen, ligt in de om
standigheid, dat een slechte financieele regeling tusschen
Rijk en gemeenten moet worden verhaald op de menschen,
die in moeilijke financieele omstandigheden verkeeren. Het
bijbrengen van die overtuiging aan de arbeiders is het
beste middel om hen voor het socialisme te winnen.
Spreker komt nu tot het voorstel van Burgemeester en
Wethouders. Het is verdedigd door twee wethouders, van
wie de heer Romijn de moeilijke taak had, n.l. de verdedi
ging van den socialen kant van de zaak. Hij is er niet in
geslaagd aan dit voorstel de hardheid te ontnemen. De heer
Romijn heeft hier en daar de strekking wat verzacht en
gezegd: dit of dat zal misschien nog wel terechtkomen, maar
hij kon niet ontkennen de ontzaglijke hardheid om mid
den in den winter, wanneer het leven duurder wordt, aan
menschen, die tekortkomen, nog iets te ontnemen, want dat
staat vast als een paal boven water. De heer Romijn stelt
vertrouwen in de Regeering, die, wanneer de omstandigheden
het noodzakelijk maken, misschien wel tot eenige verandering
bereid zal zijn Spreker stelt in deze Regeering niet het
minste vertrouwen; haar daden hebben bewezen, dat zij
daarop geen recht heeft. Het is volkomen natuurlijk, dat in
een betrekkelijk groote gemeente andere denkbeelden naar
voren komen dan bij een zoo reactionnaire Regeering. Niet
alleen staat een gemeentebestuur dichter bij de bevolking
dan de Regeering en neemt een Raadslid meer waar wat
onder de bevolking voorvalt en hoe haar toestand is, maar
bovendien is in Leiden, tot op zekere hoogte een arbeiders
centrum, aanwezig een krachtig socialistisch element, dat
vanzelfsprekend op den gang van zaken in het algemeen,
ook zelfs in dit overwegend burgerlijk College, voldoenden
invloed uitoefent. Volgens den heer Romijn moet men de
Regeering niet becritiseeren. Dat zou wat moois zijn. Als
spreker opkomt tegen de banden, die de Regeering Leiden
wil opleggen, dan zou hij de Regeering niet moeten criti-
seeren en moeten zeggen, dat dat hier niet thuishoort. Als
de meest belanghebbenden over een dergelijke zaak niet
mogen spreken, wie mag dat dan wel? Volgens den heer
Romijn kan Leiden geen geïsoleerde positie innemen. Maar
als een gemeentebestuur tot verkeerde handelingen gedwongen