MAANDAG 21 DECEMBER 1931.
589
hun kassen teruggaan, waardoor de inkomsten van zeer velen,
belangrijk zullen achteruitgaan. Laatst noemde de heer
Eikerbout het geval van een landarbeider, die in verband
met zijn gezinssterkte 16.steun van de gemeente krijgt,
maar uit zijn kas slechts 10.20 ontvangt; dat komt meer
voor. Als dus één zaak urgent is, dan is het deze. De
Wethouder moet terugkomen op zijn bezwaren en vooral
na den aandrang van verschillende zijden uit den Raad,
deze bepaling met 1 Januari a.s. in werking doen treden.
De kosten daarvan zullen wel meevallen; het betreft alleen
de menschen, die in gezinsinkomen achteruitgaan, doordat
zij naar hun kassen teruggaanvroeger is dit al eens onder
zocht. Spreker rekent op de toezegging van de rechtsche
leden, dat zij vóór dit voorstel van spreker zullen stemmen
het oogenblik is gunstig; de Raad is er waarschijnlijk in
meerderheid voor; laat de Wethouder nu niet door een of
andere toezegging probeeren die zaak weer te verschuiven;
zij moet thans beslist worden; dan zijn tenminste de werk -
loozen, die met zorg 1 Januari tegemoet zien, gerustgesteld,
dat in dezen moeilijken wintertijd hun inkomsten niet zullen
dalen. Spreker handhaaft dus zijn voorstellen.
De heer Elkerbout heeft het betoog van den Wethouder
met zeer veel aandacht gevolgd. De Wethouder heeft er zich
tamelijk handig vanaf gemaakt door te zeggen, dat er veel
spoed betracht was en dat daarop aanmerking is gemaakt;
de heer Romijn heeft die zaak echter niet goed begrepen,
want met te zeggen, dat die zaak eerst op 30 September bij
de Commissie voor Sociale Zaken gekomen is, terwijl die
circulaire al van Januari dateert, bedoelt spreker niet, dat
dit met bekwamen spoed zou zijn gebeurd, maar hij be
doelde te zeggen, dat eerst vanaf 30 September tot heden
die zaak met grooten spoed behandeld is. Voor een groot
deel ligt dit niet aan den heer Romijn, die pas op 1 Sep
tember als Wethouder optrad; wellicht ware het beter ge
weest, wanneer deze zaak niet nu, maar reeds in April of
Mei aan de orde was geweest; dan had men wellicht ruim
schoots gelegenheid gehad daarover nader te spreken. De
Raad heeft pas op 16 December inzage van de stukken
gekregen, zoodat nu reeds, dus 5 dagen nadien, door den
Raad daarover een oordeel moet worden uitgesproken.
Volgens den Wethouder zou spreker op het beleid van
Burgemeester en Wethouders hebben afgegeven. Dit is niet
juist. Spreker heeft gezegd, dat men een zaak op verschil
lende wijzen kan voordragen en dat men aan het Departe
ment wel eens met een kluitje in het riet kan worden ge
stuurd, zoodat daarmede rekening moet worden gehouden.
Persoonlijk heeft spreker die ondervinding meermalen opge
daan; men komt om met den Minister over een zaak te
spreken en dan wordt men verwezen naar den Secretaris-
Generaal; deze heeft op dat oogenblik geen tijd en verwijst
de zaak naar den Directeur van die Af deeling; deze heeft
juist een vergadering en zoo wordt men verwezen naar den
adjunct-directeur van dien dienst; op die manier komt men
tenslotte terecht bij den portier en kan men de deur uit
gaan. Dit is in het algemeen de gang van zaken bij de De
partementen. Laat men zich dat welgevallen, zonder nadruk
kelijk te zeggen, dat het zoo niet gaat, dan is men den
volgenden keer weer aan een dergelijke behandeling bloot
gesteld, maar zegt men uitdrukkelijk met een dergelijke
ontvangst geen genoegen te nemen, dan gaat het den vol
genden keer wel anders. Was men hier zoo opgetreden, dan
zou men bij den Minister wel meer hebben kunnen gedaan
krijgen dan thans het geval is geweest.
Volgens den Wethouder is het, waar de statistieken een
vermindering van de kosten der levensbehoeften met 38
aanwijzen, in zekere mate gemotiveerd, dat het steunbedrag
van 13 50 tot 13.wordt teruggebracht. Spreker zal
niet beweren, dat de menschen honger zullen lijden, maar
het is zeker geen vetpot, wanneer twee menschen van 9.50
het overblijvende bedrag, nadat een deel van de huur van
de uitkeering is betaald, moeten leven. Spreker ziet er geen
kans toe. Men moet zich er rekenschap van geven, of het
mogelijk is. Een verlaging van ƒ0.50 beteekent, dat men
daarvan 5 of 6 K.G. aardappelen kan koopen.
De heer Romijn heeft verder medegedeeld, dat hij Woens
dag reeds wist hoe de Haarlemsche steunregeling was. Als
hij vanaf September tot Woensdag noodig heeft gehad om
dat te weten te komen, heeft hij niet veel haast met de zaak
gemaakt. Spreker wist het al vijf dagen, nadat hij de stukken
had ontvangen.
De Wethouder heeft er zich op eigenaardige wijze afge
maakt. Spreker had verwacht, dat hij zich meer had inge
schoten op de gemeenten, welke reeds een steunregeling
hadden aangenomen, en zich juister had georiënteerd omtrent
dc wijze, waarop de zaak daar was geregeld. De Wethouder
had het dan toch eerder dan j.l. Woensdag kunnen weten.
Spreker begrijpt dan ook, dat niet met moedwil in de stuk
ken niet over Haarlem gesproken is, want men wist het
niet. Het ware misschien beter geweest, wanneer men dit
tevoren geweten had, dan had dit ook in de stukken kun
nen worden medegedeeld; dan zou misschien een andere ge
dachte uit den Raad naar voren zijn gekomen en had men
gevraagd, waarom dit te Haarlem zoo is. De Wethouder is
blijkbaar niet erg goed op de hoogte van de collectieve con
tracten in de metaal-industrieanders had hij den volgenden
flater niet geslagen. Het is juist, dat het contractloon in
Amsterdam 0.60 is en hier 0.56, maar Utrecht en
Haarlem zijn ook tweede klasse-gemeenten, dus is het loon
daar ook 0.56. Hoe kan nu de Wethouder zeggen: men heeft
Haarlem er bij moeten nemen, omdat dat ook een groote
gemeente is De heer Romijn stelt zelf vast, dat het loon
in de groote gemeenten hooger is, doordat de kosten van
levensonderhoud daar ook hooger zijn, maar in Utrecht, .toch
ook een van de groote gemeenten, met een beduidende me
taalindustrie, is, evenals in Haarlem en Leiden, het loon
volgens de tweede klasse. Waarom zou dan aan Haarlem
een bevoorrechte positie worden toegestaan, waarvan Leiden
wordt uitgezonderd1? Volgens den heer Splinter zijn de loonen
hier te hoog; hij kan dat beter weten; als Leidenaar weet
hij, hoe de loonen hier zijn. Ook hier worden door de onge
schoolde arbeiders in de metaalindustrie loonen verdiend van
ODgeveer f 20.contractloon 40 cent per uur over 48 uur,
en dan is er toch zeker wel aanleiding om te trachten, de
voor Utrecht en Haarlem geldende cijfers ook voor Leiden
toegepast te krijgen. Spreker heeft niet gehoord, of zijn
mededeeling, dat de toeslag op de kasuitkeering in Haarlem
ook bestaat, juist is; daarover sprak de Wethouder met
geen woord, evenmin als hij vermeldde, dat er een zeker
subsidie wordt gegeven voor brandstoffen, zooals men volgens
de stukken ook subsidie kan krijgen voor kleeding, schoeisel,
enz., en dat de aftrek 5.bedraagt.
De Regeering neemt een onbillijk standpunt in, door te
bepalen, dat werkloozen tot hun 70ste jaar recht hebben op
uitkeering uit de werkloozenkas, maar slechts tot hun 60ste
jaar op steun uit het crisisfonds. Er zijn er in Leiden, die
de laatste jaren nooit een cent uit de werkloozenkas hebben
getrokken, die 30, 35 jaar en soms zelfs nog langer bij een
patroon gewerkt hebben en nu door bijzondere omstandig
heden ontslagen worden; die worden in de werkloozenkassen
gebracht en als die uitkeering is afgeloopen, houden hun
inkomsten op en worden zij verwezen naar Maatschappelijk
Hulpbetoon.
Die menschen hebben recht, zooals spreker zeide, op uit
keering tot hun 70ste jaar, terwijl de Regeering zich van
hen na hun 60ste jaar niets meer aantrekt, behalve bij
hooge uitzondering, als de goedkeuring van den Minister er
op wordt verkregen en kan worden aangetoond, dat de
betrokken persoon in het bedrijf kan terugkomen. Waar dit
buitengewoon vaag is, vooral in verband met de heerschende
groote werkloosheid, had spreker gaarne gezien, dat ten
aanzien van de leeftijdsgrens niet zulk een schriel standpunt
was ingenomen.
Spreker heeft niet gehoord van den Wethouder, of deze
met den Minister dan wel met een der hoofdambtenaren
van het Departement heeft gesproken. In elk geval komt
het hem gewenscht voor, gezien den algemeenen gedachten-
gang welke in den Raad wordt uitgesproken, dat het College
alsnog probeert de goedkeuring van de Regeering te krijgen
voor een bedrag van 13.50 als eerste norm. Over dit punt
en ook over de andere punten, in het voorstel van den heer
van Es c.s. belichaamd, kan de Raad dan beslissen, nadat
het antwoord zal zijn verkregen.
Verder komt spreker terug op een gezegde van den Wet
houder, dat blijkbaar ook voor hem bestemd was. De
Wethouder zeide namelijk: als gij dan zooveel voor de werk
loozen gevoelt, waarom laat gij hen dan contributie betalen?
Daarover heeft spreker niets te commandeeren. Er bestaat
een werkloozen-reglement, dat door de kasbeheerders moet
worden nageleefd, en dat reglement bevat de bepaling, dat
de menschen moeten blijven doorbetalen. Sommige werk
loozenkassen innen de contributie slechts ten deele van hen,
die uit de werkloozenkas of uit het crisis-fonds geld ontvangen.
Er zijn echter menschen, die genoodzaakt worden het volle
bedrag der contributie te betalen.
De heer Wilbrink. Toch niet voor een organisatie?
De heer Elkerbout geeft dat toe. In het werkloozen-
reglement van de loonarbeiders wordt gezegd, dat deze
moeten doorbetalen. Dat wordt door den Directeur van de
Afdeeling voor werkloozenzorg aan het Departement bepaald.
Een zeker deel van de contributie wordt betaald en in de
meeste gevallen bedraagt dit niet meer dan de helft. Er zijn
organisaties, welke een zeker bedrag, dat aan de werkloozenkas
moet worden betaald, storten, maar het komt voor, dat
arbeiders, ook in geval van werkloosheid, verplicht zijn hun
bijdrage aan de werkloozenkas te betalen. Dit ligt in de