195
Van de verdiensten der kinderen wordt 2/3 in mindering
gebracht op den steun of 2/3 X 12.8.
Inkomsten zijn 20.50 8.(- 16.28.50.
III. Loonpercentages.
Gemeenteregeling
De steun mag voor gehuwden en kostwinners niet meer
bedragen dan 70 en voor kostgangers niet meer dan 60%
van het loon, dat zij bij 48-urige arbeidsweek in het bedrijf,
waartoe zij behooren, zouden kunnen verdienen.
Voor dubbel uitgetrokkenen geldt hetzelfde percentage.
Rijksregeling
Voor uitgetrokkenen:
De steun mag voor gehuwden en kostwinners niet meer
bedragen dan 65 van het loon, dat zij bij 48-urige arbeids
week in het bedrijf, waartoe zij behooren, zouden kunnen ver
dienen. Voor kostgangers is dit percentage 55
Voor dubbel uitgetrokkenen zijn deze percentages 60
en 50
Voor gezinnen van 6 en meer personen wordt de steun
van gehuwden en ongehuwde kostwinners verhoogd tot
resp. 70 en 65
Eenige voorbeelden ter illustratie:
Een werklooze heeft normaal verdiend 25.
Zijn steun kan volgens de gemeenteregeling ten hoogste
bedragen 17.50, volgens de rijksregeling 16.50 of voor
dubbel uitgetrokkenen 15.—, tenzij het gezin uit 6 of meer
personen bestaat.
Op kostgangers heeft het loonpercentage zoo goed als
geen invloed.
IV. Leeftijdsgrens.
De gemeenteregeling beperkt den steun tot den 65 jarigen-,
de Rijksregeling tot den 60-jarigen leeftijd. Dit is een nadeelig
verschil, waardoor te Leiden vooral de valide textielarbeiders
getroffen zouden worden. De Minister heeft zich echter nader
bereid verklaard met toestanden in deze gemeente rekening
te zullen houden.
Verwacht mag dus worden, dat na een verklaring dezerzijds,
dat de arbeider, ouder dan 60 jaren, nog valide is en bij op
leving in den bedrijfstak, waarin hij geregeld gewerkt heeft,
herplaatst zal worden, het verschil tusschen beide regelingen
niet tot bezwaar aanleiding zal geven.
V. Kostgangers.
De gemeenteregeling noemt kostgangers personen, die
buiten hun wil alleenstaand persoon zijn geworden.
De Rijksregeling luidt:
Onder kostgangers worden verstaan ongehuwden, die bij
vreemden inwonen.
Van de kostgangers zijn van ondersteuning uitgesloten:
1°. zij, die jonger zijn dan 21 jaar, met uitzondering van
diegenen, wier ouders overleden zijn;
2°. zij, die ouder zijn dan 20 jaar, doch jonger dan 30 jaar,
en wier ouders in dezelfde of in aangrenzende gemeenten woon
achtig zijn, tenzij de betrokkene reeds langer dan één jaar
niet bij zijn ouders inwoont;
3°. zij, die zich tijdens hun werkloosheid in de gemeente
hebben gevestigd of in dien tijd kostganger geworden zijn,
tenzij dit een gevolg mocht zijn van het overlijden van de
ouders van den betrokkene.
Opgemerkt wordt, dat de Rijksregeling een juistere om
schrijving geeft van de gevallen, waarin een kostganger al
dan niet gesteund wordt.
VI. Afvoering steun.
In de gemeenteregeling is bepaald, dat geen uitkeering
wordt verstrekt aan diegenen, die in een tijdvak van een jaar
uit een werkloozenkas en/of steunregeling uitkeering hebben
genoten, zonder in dat tijdvak ten minste twee maanden te
hebben gewerkt.
De Rijksregeling is in dezen gunstiger en bepaalt dien tijd
slechts op één maand, waarmede ons College zich in de tegen
woordige buitengewone tijdsomstandigheden kan vereenigen.
VII. Steun aan vrouwen.
Volgens de Rijksregeling mogen de vrouwen in het geheel
niet worden gesteund; dit echter maakt geen beteekenend
verschil met de gemeenteregeling, omdat steun verleening
aan vrouwen zeer sporadisch voorkomt en de Minister boven
dien door het verleenen van dispensatie heeft mogelijk gemaakt
in geval van kostwinnerschap vrouwen toch te steunen.
De overige punten van de Rijksregeling wijken óf in het
geheel niet óf in zulk een geringe mate van de gemeentelijke
regeling af, dat zij tot geen verdere bespreking aanleiding-
ge ven.
Thans geven wij Uwe Vergadering nog een overzicht van de
financieele gevolgen, welke de toekenning van de Rijks
subsidie voor deze gemeente met zich brengt.
Van Maandag 10 Augustus 1931 t/m Zaterdag 12 December
1931 is door de gemeente aan steun uitgekeerd:
aan metaalbewerkers ruim12.000.
textielarbeiders bijna9.000.
Totaal 21.000.—
De Minister heeft de steunregeling van 10 Augustus 1931
af geldig verklaard voor werkloozen, afkomstig van de metaal-
en textielbedrijven.
Aan subsidie zal dus genoten worden 50 10.500.
Bovendien zal de Minister verleenen 50 in de kosten van
cursussen voor jeugdige werkloozen, welke geraamd zijn op
ƒ6800.— ƒ3.400.—.
Voorts zal in de kosten van uitvoering van een 2-tal plannen
inzake werkverschaffing, waarin bereids subsidie is gevraagd,
50 worden verleend of 18.500.
Als bijdrage in de kosten van het crisis-comité, voor zoover
het ondersteuning in natura voor werkloozen betreft, is toe
gezegd: i 7.000.
Ten slotte mag niet over het hoofd worden gezien dat, indien
tot uitbreiding van werkverschaffing wordt overgegaan, of
arbeiders uit meerdere bedrijven in de crisisregeling door den
Minister zullen worden opgenomen, de rijksuitkeeringen aan
merkelijk zullen stijgen.
Wij vertrouwen, dat Uwe Vergadering, na kennis genomen
te hebben van bovenstaande gegevens en uiteenzetting, met
ons van meening zal zijn, dat de Rijkssteunregeling voor de
gemeente Leiden behoort te worden aanvaard, teneinde voor
de in uitzicht gestelde Rijkssubsidie in aanmerking te komen.
Wij geven U mitsdien in overweging
a. te besluiten de Rijkssteunregeling voor werkloozen,
gevoegd bij de circulaire van den Minister van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw d.d. 7 Januari 1931, ïfo. 65 S. Afd. A.,
nader vastgelegd in diens schrijven van 15 Augustus d.a.v.,
No. 3955 W. en S., te aanvaarden;
b. ons College t8 machtigen aan den Minister van Bin
nenlandsche Zaken en Landbouw te berichten, dat Uwe
Vergadering accoord gaat met de verklaring van ons
College, dat het zich verbindt, dat noch Burgemeester en
Wethouders, noch aan de gemeente rekenplichtige corpo
raties, eenigen maatregel ten aanzien van de werkloozen-
zorg, in den ruimsten zin van het woord, zullen invoeren
of laten invoeren, alvorens Burgemeester en Wethouders
er zich van overtuigd hebben, hoe de Regeering tegen
over de te nemen voorziening staat en niet tot invoering
van het voorgestelde plan zullen overgaan, ook niet door
corporaties, als voren bedoeld, indien daartegen bij de Regee
ring bedenkingen bestaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.