VRIJDAG 11 DECEMBER 1931. 537 De heer Elkerbout zegt, dat de voorstellen, door den heer van Stralen ingediend, voor een groot deel ook gedaan zijn in het schrijven van 17 September van de samenwerkende plaatselijke vakcentrales aan het College; daarin ligt opge sloten, dat diens voorstellen tot een extra-uitkeering ineens, tot wegneming van de tweede norm, tot het niet afvoeren van werkloozen, die dit jaar minder dan 2 maanden hebben gewerkt, tot buiten werking stelling der bepaling, dat losse transportarbeiders slechts 42 dagen per jaar steun kunnen ontvangen, tot het geven van een toeslag op de kasuitkeering en tot snelle uitvoering van gemeentelijke werken, ook door die vakcentrales gedaan zijn, waarbij nog enkele andere punten naar voren gebracht zijn, die wel niet in een voorstel be lichaamd zijn, maar waarover in elk geval toch door die vakcentrales een bespreking met het College is aangevraagd. Nu is de samenwerking van de verschillende vakcentrales wel verbroken, wat veroorzaakt is van de zijde van den Leidschen Bestuurdersbond en de S.D A.P., maar niettegen staande dat, zijn daarmede toch niet de voorstellen, door de andere vakcentrales ingediend, van de baan. Wat de houding van den heer Romijn bij de bespreking van het voorstel tot het al of niet aanvaarden van den Rijks- steun betreft, heeft de heer van Stralen er reeds op gewezen, dat de ontstemming niet alleen bij zijn vakcentrale bestaat, maar ook bij de Christelijke vakcentrale. Spreker hoopt dan ook, dat de heer Romijn in de toekomst de zaak soepeler zal behandelen. Wel is waar heeft de heer Romijn gezegd, dat hij, omdat er haast bij was, noodgedwongen er toe over moest gaan, maar liet is beter, dat men met elkaar de zaak bespreekt, dan dat men tegenover elkaar komt te staan. Bij het voorstel omtrent de steunregeling zal men nog een enkel woord daarover kunnen zeggen. Reeds in eerste instantie heeft spreker gezegd, dat hij zich niet met alle voorstellen van den heer van Stralen kan vereenigen. Wat betreft diens voorstel omtrent de uitgetrokken werk loozen, dit dient voor de goede toepassing gewijzigd te worden. Spreker zal gaarne vernemen, of de heer van Stralen bereid is tusschen de woorden «uitgetrokken" en «werkloozen" in te voegen «bona fide". Is de heer van Straten daartoe niet bereid, dan zal spreker een daartoe strekkend amendement indienen. De heer van Stralen verklaart daartoe bereid te zijn. De heer Elkerbout, zegt eenigermate verwonderd te zijn geweest, toen de Wethouder van Financiën, nadat de Wet houder van Fabricage had verklaard, dat een voorstel tot demping van het Levendaal spoedig aan de orde gesteld zou kunnen worden, de opmerking maakte: «als er maar centen zijn". Spreker stelt er meer prijs op, dat het Levendaal gedempt wordt, dan dat sport- en speelvelden nabij den Leidschen Hout worden aangelegd en wTel omdat het eerste van zeer groote beteekenis is voor het verkeer, alsmede voor degenen, die daar wonen en ook van belang is met het oog op de werkverruiming. Mocht onverhoopt blijken, dat voor de uitvoering van dit werk geen geld beschikbaar is, dan zou spreker het op prijs stellen, indien toch de verbreeding van de Plantage onder de oogen werd gezien en een tijdelijke maatregel werd ge troffen. Men zou van het Plantsoen een strook van 1 a 1| meter kunnen afnemen en een trottoir aanleggen, dat met een hoek naar de Utrechtsche brug geleid kan worden. Aangezien spreker meent, dat de demping van het Leven daal in de eerste plaats aan de orde gesteld dient te worden, zal hij zijn stem uitbrengen tegen het voorstel van den heer van Stralen tot het aanleggen van sport- en speelvelden. Nadat de Raad gisteravond met groote belangstelling had geluisterd naar het betoog van mevrouw Braggaarde Does, hebben eenige leden, onder wie spreker, een navergadering gehouden, waarin de dingen, die mevrouw Braggaarde Does naar voren heeft gebracht, zijn aangedikt. In die navergade ring, welke tot half één duurde en niet werd bijgewoond door mevrouw Braggaarde Does, zijn zaken naar voren ge komen, waarbij zelfs eenige personeelsaangelegenheden een rol spelen. Waar door mevrouw Braggaarde Does een aantijging is geuit aan het adres van Maatschappelijk Hulpbetoon en de Wethouder pertinent heeft gezegd: «Dat is nietwaar,dat gebeurt nooit," acht spreker het van groote beteekenis, dat deze zaak wordt onderzocht. Het gaat niet aan, dat een lid van den Raad dergelijke dingen zegt, als zij niet waar zijn, maar het gaat ook niet aan, dat een dergelijk antwoord als dat van den Wethouder wordt gegeven, wanneer de beweringen wel juist zijn. In de na-vergadering heeft spreker nog dingen vernomen, waarover hij thans niets zal zeggen, omdat zij van onder geschikt belang zijn. Alles bijeengenomen is het echter zeer gewenscht, dat de Raad nader wordt ingelicht en het voorstel tot het instellen van een commissie van onderzoek wordt aangenomen. De Voorzitter zegt, dat dienaangaandeaanstondsgelegenheid tot nadere bespreking gegeven zal worden. De heer Elkerbout zegt zeer teleurgesteld te zijn door hetgeen Wethouder Romijn heelt gezegd ten aanzien van de land- en tuinarbeiders. Volgens de herhaalde verklaring van den Wethouder heeft het College besloten, dat het verschil tuschen de uitkeering uit de werkloozenkas en den crisissteun door de gemeente zal worden uitgekeerd over de laatste zeven weken, dus over de verlenging van den uitkeeringsduur. Spreker wil de oorzaak van dezen maatregel niet bespreken, doch er alleen op wijzen, dat het na de meeting, welke in Utrecht plaats vond, noodig werd geacht den uitkeeringsduur voor de land- en tuinarbeiders te verlengen, ten einde het voorstel salarisverlaging in de Tweede Kamer niet in gevaar te brengen. lntusschen heeft de gemeente op deze wijze nog een finan cieel voordeel, want het vorige jaar is van den eersten dag af, ook zelfs gedurende de wachtweek het verschil tusschen de uitkeering van de werkloozenkas en den crisissteun betaald geworden. De heer Romijn meent, dat dit niet geschied is. De heer Elkerbout meent, dat hij dit van debetrokkenen zelf vernomen heeft. Spreker meent het bewijs in handen te hebben, dat het waar is, maar aangenomen, dat het niet zoo is, dan is toege zegd reeds vanaf de eerste uitkeering hun toeslag te verleenen. Spreker doelt op de wachtdagen; die zijn in de eerste week uitbetaald, omdat zij niets kregen en gedurende den verderen tijd hebben zij een toeslag gekregen, gelijk aan het verschil tusschen kas- en steunuitkeering. De georganiseerden krijgen dus 10.20 per week uitgekeerd uit hun werkloozenkas; van zelfsprekend is dat onvoldoende, maar de ongeorganiseerden krijgen vanaf den eersten dag uitkeering overeenkomstig de crisisregeling, hetzij van Maatschappelijk Hulpbetoon, zooals de Wethouder nu zegt, hetzij van andere zijde; van de eerste tot de zevende week krijgen de georganiseerden 10.20 per week en verder niets, maar van de zevende week af krijgen zij een toeslag op de uitkeering, waardoor zij ontvangen het bedrag volgens de crisisregehng. Spreker zou gaarne willen, dat de Wethouder in de komende week nog eens in het College besprak, of het niet mogelijk is hun vanaf den eersten dug dien toeslag op de 10.20 te verstrekken. De heer van Stralen stelt dit voor, dat weet spreker, maar hij vraagt dit voor het geval, dat dit voorstel niet aangenomen wordt. De quaestie van de radio-monteurs, waarover de heer Schüller sprak, is juist door den heer van Eek ter sprake gebracht in de Commissie voor de Lichtfabrieken. Spreker heeft hierover met den Directeur van de radiodistributie gesproken en ook over de regeling, in de collectieve contracten neergelegd, alsook over los personeel. Wat de heer Kuipers bedoelde met zijn opmerking, dat aan dat personeel ook naar diploma's ge vraagd is, is spreker pas duidelijk geworden door wat de heer Schüller riu aan de orde gesteld heeft. Op sprekers vraag, welken maatstaf hij nam, of zij monteurs waren of niet, ant woordde de Directeur, dat zijn eerste vraag is, of men een V. E. V. (Vereeniging voor Electrotechnisch Vakonderwijs)- of een daarmee gelijk te stellen diploma heeft; anders zou hij alleen behoeven te vragen, of de menschen goed kunnen klim men, maar voor het binnenwerk heeft men ander personeel noodig. Als het College, blijkens die circulaire, uitgaat van de gedachte, dat die regeling was overeenkomstig de uitspraak van 1920, zeker te goeder trouw, dan ziet men dit over het hoofd, en zal er dan een andere circulaire moeten uitgaan, waarin de aandacht hierop wordt gevestigd. Bij het praeadvies op het voorstel-Kuipers komt dit vanzelf aan de orde. Men heeft in de Electrotechnische industrie 4 categorieën, n.l. eerste- en tweede monteur, hulpmonteur en leerling; na 10 jaar practijk wordt men beschouwd als eerste-monteur de tweede-monteur is een geringer aantal jaren inhetbediijf werkzaam hulpmonteurs zijn volgens de collectieve contrac ten zij, die boven de 19 jaar oud zijn, en leerlingen die beneden de 19 jaar zijn; bij de gemeente is dit op 21 jaar gesteld. Die zaak wordt door den Directeur van de radio distributie op het oogenblik nog behandeld daaromtrent zal spreker nog nader bericht krijgen. Het College heeft uit zijn voorstel tot het doen van een extra Kerstuitkeering doen vervallen de woorden: «indien een en ander bij den Minister van Binnenlaridsche Zaken en Landbouw geen bezwaar ontmoet"; met andere woorden, men heeft schijn baar reeds de toestemming van den Minister verkregen; dat vindt spreker toch wel een beetje vreemd, want het Rijks-i-ubsidie gaat toch eigenlijk in op 1 Januari en zal toch geen terugwerkende

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 7