VRIJDAG 11 DECEMBER 1931.
567
ook volkomen gelukt. Nu mag volgens de Leerplichtwet voor
elk jaar voor schoolvoeding enz. 20.— maximaal besteed
worden. Is het bedrag, dat in Leiden per kind daarvoor wordl
uitgetrokken, daar niet ver beneden? Het is dus best mogelijk
dien kinderen schoenen te geven in plaats van klompen.
In het verslag over de kinderkleeding te's-Gravenhage leest
spreekster:
»In zijne vergadering van 17 Februari 1930 besloot de
gemeenteraad tot definitieve regeling der reparatie van schoen
werk van leerlingen der openbare en bijzondere scholen voor
gewoon en buitengewoon lager onderwijs. In verband daar
mede is de met de Vakschool voor Schoenmakers getroffen
tijdelijke regeling, volgens welke de directeur dier school
toezicht uitoefent op het uitgeven en weder in ontvangst
nemen van het te repareeren schoeisel, op de kwaliteit van
het leder, enz., definitief ingevoerd.
Het aantal aanvragen om kleeding en schoeisel nam in het
afgeloopen jaar wederom toe en overtrof dat van het vorige
jaar met pl.m. 375.
De maatregel om klompen in bruikleen te geven aan leer
lingen, wier schoeisel dit noodzakelijk maakte, werd ook nu
toegepast.
Óp de gemeentebegrooting voor 1930 werd uitgetrokken
een bedrag van 70.000.—, waarvan besteed is aan kleeding
en schoeisel 57.140.25, reparatie schoeisel 8.021.25.
Verstrekt werden
Kleeding en schoeisel (klompen en schoenen) aan 3319
jongens en 2743 meisjes, in totaal 6062 leerlingen.
Schoeisel alleen aan: 379 jongens en 392 meisjes, in totaal
771 leerlingen, zoodat in het geheel 4372 jongens en 3759
meisjes, tezamen 8131 leerlingen door de gemeente werden
geholpen.
In totaal werden verstrekt 4778 paren schoenen, waarvan
de kosten 20.716.16 bedroegen.
In 1930 werden in totaal 6278 paren schoenen gerepareerd
de kosten bedroegen 8.021.25."
Spreekster meent in de toelichting van haar voorstellen
voldoende te hebben aangetoond, dat in andere plaatsen tot
werkelijkheid is geworden, wat met een beetje goeden wil in
Leiden ook mogelijk is.
De heer Knuttel heeft altijd op het standpunt gestaan,
dat er een gemeentelijke schoolvoeding en -kleeding moest
zijn, die het karakter van weldadigheid moest missen. De
maaltijden behooren eigenlijk werkelijk gemeenschappelijke
maaltijden te zijn voor de schoolkinderen. Het karakter van
weldadigheid wordt minder, wanneer het een recht wordt,
dat men op de gemeente heeft, ook al wordt van dat recht
geen algemeen gebruik gemaakt.
Niet alleen zal de gemeente een dergelijke zaak beter kunnen
organiseeren en tot stand brengen, maar ook de tijdsomstandig
heden maken het noodig, dat het een gemeentelijke voorziening
wordt. Doordat de crisis heviger wordt, zal het aantal kinderen,
dat werkelijk dringende behoefte heeft aan schoolkleeding en
-voeding, steeds grooter worden, terwijl het budget van de
particuliere vereeniging beperkt is. De vereeniging zal voor
baar taak niet opgewassen blijken te zijn en dan ontstaat
een beperking van het aantal kinderen, dat gesteund wordt.
Uit de toelichting van mevrouw Braggaarde Does is ge
bleken, dat het reeds het geval is.
In de memorie van antwoord geven Burgemeester en Wet
houders eigenlijk toe, dat de aanleiding tot klachten over de
voeding wel bestaan heeft. Is dat geen scherpe critiek op het
toezicht, dat van gemeentewege op de vereeniging geoefend
wordt en ook op het werk van de vereeniging zelf?
Spreker is van oordeel, dat het voorstel van mevrouw
Braggaarde Does dient gesteund te worden.
De heer van Eecke meent, dat de vereeniging bij de ver
strekking van voeding en kleeding het standpunt dient in te
nemen, dat alles voldoende, degelijk en zoo eenvoudig mogelijk
moet zijn en zij niet verder moet gaan dan noodig is om te
voorkomen, dat kinderen door onvoldoende voeding en kleeding
de school zouden verzuimen.
Uit pure interesse heeft spreker informaties ingewonnen.
Omtrent de voeding luiden ze als volgt:
De voeding wordt gereedgemaakt in de coöperatieve keuken.
Behoudens een enkele klacht geeft deze voeding in den regel
reden tot tevredenheid.
Het is spreker volkomen duidelijk, dat er van tijd tot tijd
een klacht omtrent het voedsel wordt geuit, daar het hier
spijzen betreft.
De beer Manders kan voor enkele van deze voorstellen
zeer veel gevoelen; de voorstellen tot verstrekking van klompen,
van schoolvoeding ook tijdens de vacantie en tot verstrekking
van pantoffels kunnen zijn goedkeuring wegdragen. Inderdaad
verdwijnen de klompen hoe langer hoe meer, ook op de dorpen;
vroeger zag men hier op marktdagen nog veel boeren met
mooie witgeschuurde klompen, dat is tegenwoordig ook al veel
zeldzamer; vroeger had men b.v. in Alphen enkele klompen
makers en een klompenfabriektegenwoordig is er nog slechts
één klompenmaker, die om den anderen dag werkt; hij kan
de klompen niet meer kwijt. Spreker begrijpt niet, waarom
men hier aan die klompen zoo vast moet houden; waar ieder
er blijkbaar van overtuigd is, dat schoenen beter zijn dan
klompen, ieder draagt ze tenminste en dus zullen zij ook
voor die kinderen wel beter zijn. Spreker zal gaarne vóór dat
voorstel stemmen.
De' heer Bergers verwijst naar zijn antwoord, bij de be
grooting voor 1931 aan mevrouw Braggaarde Does. Spreker
kan den heer van Eecke verzekeren, dat de kleeding goed is
en de voeding best; klachten zijn er nimmer; een enkele
maal bevonden zich in de stamppot een paar harde aardappelen,
maar dat was nog maar bij één school, terwijl de andere scholen
geen klachten hadden. Spreker controleert het zelf nogal eens,
maar men vindt het eten altijd best. De hoeveelheid, die ge
geten wordt, is riiet altijd gelijk; dat hangt van het menu af;
grutten, gruwel met rozijnen en krenten lusten de kinderen
graag; er zijn wel menu's, die de kinderen niet zoo graag
lusten; dan blijft er wel eens wat over. Van een tekort heeft
spreker echter nooit gehoord, behalve een enkele keer bij de
school voor het buitengewoon Lager Onderwijs; die kunnen
soms verbazend veel eten, zooals op dergelijken leeftijd wel
meer gebeurt.'Spreker heeft wel eens gehoord: als men kindsch
wordt, eet men ook hoe langer hoe meer; dan eet men zijn
verstand op. Op dit punt zijn dus geen klachten.
Spreker staat vierkant tegenover de voorstellen van mevrouw
Braggaar; vooral is hij absoluut tegen instelling van een ge
meentelijke commissie voor schoolkindervoeding. Ook is hij
tegen verstrekking van schoenen; er komt reparatie bij en
dan weer gemeentelijke werkverschaffing; dat is nergens anders
voor dan om het particulier initiatief geheel uit te schakelen
dat heeft een geheel anderen ondergrond dan alleen het belang
van de kinderen.
De heer Tepe zegt, dat hij het vorige jaar, toen hetzelfde
voorstel door mevrouw Braggaarde Does werd verdedigd,
heeft medegedeeld, dat hem geen klachten over de werkwijze
van de vereeniging bekend waren en dat mevrouw Braggaar
de Does moest beginnen met aan te toonen, welke gebreken
aan de werkwijze van de vereeniging kleefden. Zij heeft dit
nu gedaan en verschillende dingen genoemd, die h. i. als grie
ven tegen de werkwijze van de vereeniging zijn aan te voeren.
Spreker is op het oogenblik niet in staat te zeggen, in hoe
verre de grieven juist zijn, maar doet de toezegging, dat hij,
zoodra het steno-analytisch verslag van deze zitting is ver
schenen, van haar grieven zal kennis nemen, bij de vereeniging
een onderhoud zal aanvragen en het bestuur dan de vraag
zal stellen, wat al of niet juist is in deze grieven.
Uit de opmerking van Burgemeester en Wethouders in de
memorie van antwoord, dat de grieven nu zijn opgeheven,
mag men niet concludeeren, dat de werkwijze van de ver
eeniging in het algemeen verkeerd zou zijn geweest.
In de eerste plaats rijzen gemakkelijk klachten over aan
gelegenheden betreffende de voeding. Zelfs bij de beste menu's
zullen zij blijven bestaan, doordat over den smaak niet valt
te twisten.
Zells al waren het klachten van ernstiger aard, dan nog
zouden zij niets bewijzen tegen de werkwijze van de ver
eeniging in het algemeen, want ook bij een gemeentelijke in
stelling zou het mogelijk zijn, dat klachten werden geuit over
het eten. Dit argument op zichzelf zegt spreker niets.
Wat de andere voorstellen betreft, verwijst spreker naar
hetgeen hij jaren achtereen in den Raad heeft medegedeeld.
Mevrouw Braggaarde Does weet, dat deze houding niet
voortspruit uit gebrek aan waardeering bij spreker voor haar
ijver en argumentatie, doch alleen een gevolg is van den
wensch om de besprekingen te bekorten, aangezien het spreker
niet mogelijk is nieuwe denkbeelden ten aanzien van deze
zaak in het midden te brengen.
Wat betreft de vraag, omtrent de uitgaven, die door de ver
eeniging per kind gedaan worden en of het maximum van ƒ20.
toelaat schoeisel te verstrekken, kan spreker mededeelen, dat
hij daaromtrent niet over cijfers beschikt, die hij zelf betrouw
baar en onaanvechtbaar acht. Wel is waar heeft mevrouw
Braggaar—de Does spreker in den loop van den middag mede
gedeeld, dat zij deze vraag thans zou stellen, maar spieker is
er niet in geslaagd juiste en betrouwbare cijfers daaromtrent
te verkrijgen. Hij is bereid deze zaak nauwkeurig te bekijken
en mededeeling van de juiste cijfers te doen.
Mevrouw Braggaarde Does vraagt, of het de bedoeling
van den heer van Eecke is, dat de voeding niet gedurende
de vacanties gegeven wordt.
De heer van Eecke zegt, dat de vereeniging zich op het