564
VRIJDAG 11 DECEMBER 1931.
het voorstel tot schorsing hebben gestemd, zijn er echter al
weggegaan. Dat vindt spreekster een eigenaardige manier.
De heer Kooistra kan zich met het voorstel-Wilmer niet
vereenigen. Het voorstel tot schorsing van den heer van Eek
is verworpennu kan de rechterzijde de begrooting er wel
doorjagen, maar dan zal men de sociaal-democraten tegenover
zich vinden en dan gelooft spieker niet dat men tijd zal
winnen daarmede. Spreker waarschuwt liever daartegen,
alvorens de sociaal-democraten tot dergelijke maatregelen hun
toevlucht moeten nemener is besloten, de begrooting af te
werken; dus zij moet afgewerkt worden.
De heer Groeneveld zegt, ter voorkoming van misverstand,
dat het voorstel van orde van den heer Wilmer niet kan
worden aangenomener zijn voorstellen ingediend en volgens
het Reglement van Órde hebben de voorstellers het recht,
daarover te sprekendat recht kan hun niet door een motie
van orde ontnomen worden.
De Voorzitter zegt, dat die besprekingen uitgesteld kunnen
worden.
Volgnr. 389 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 390 en 391 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 392, luidende»jKosten van het
instandhouden van schoolgebouwen, alsmede van terreinen
voor het onderwijs in lichamelijke oefening 14.934.
De heer Tepe zegt, dat bij nota van wijziging van het
extra onderhoud geschrapt zijn, resp. 900.— en 1950.
voor vervanging van 6 en 13 oude urinoirs voor de scholen
Zuidsingel en Medusastraat door moderne. Het College heeft
besloten, die vervanging toch te doen plaats hebben en dus
die nota van wijziging voor dat gedeelte in te trekken, echter
met dien verstande, dat dit bij suppletoire begrooting nader
zal worden geregeld; het onderzoek daaromtrent door spreker
ingesteld heeft hem van de wenschelijkheid en noodzakelijk
heid van deze vervanging overtuigd.
De heer Koole heeft den Wethouder daarvan in kennis
gesteld.
De heer Tepe was zelfs van plan den heer Koole daarvoor
een compliment te maken, dat hij het aldus gedaan heeft;
dat is de weg, n.l. om den Wethouder bijtijds, wanneer hij
iets doet, dat volgens een Raadslid beter anders kon worden
gedaan, daarop attent te maken; dan wordt hij in de gele
genheid gesteld om te onderzoeken, of werkelijk een vergissing
begaan is.
Volgnr. 392 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 393 tot en met 395 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over vlgnr. 396, luidende))Aanschafjen en
onderhouden der schoolboekenleermiddelen en schoolbe-
hoeften13.650.—".
De heer Groeneveld heeft in de sectie gesproken over de
ongelijke verdeeling der leermiddelen; niet aan alle lagere
scholen wordt een gelijk bedrag toegestaan daarvoor; aan de
scholen voor de beter gesitueerde kinderen wordt daarvoor
meer toegestaan dan aan anderedat acht spreker nu precies
heelemaal verkeerd; die kinderen kunnen vaak zelf een deel
der leermiddelen bekostigen wanneer er ongelijkheid moet
zijn, moeten de scholen voor eindonderwijs juist meer krijgen.
Het College zegt, dat dit bedrag wordt toegestaan naar be
hoefte; in de practijk is dit echter, naar spreker heeft ver
nomen. niet het geval, maar fixeert het College een zeker
bedrag, waarboven een schoolhoofd niet kan gaan. Het is mo
gelijk, dat sommige schoolhoofden niet meer noodig hebben,
maar dan komt dat in hoofdzaak doordat reeds 4 jaar wordt
gewacht op de vaststelling van een leerplan daarom durven
verschillende schoolhoofden verscheidene leermiddelen niet aan
te schaffen, omdat altijd de kans beslaat, dat binnenkort dat
materiaal niet meer bruikbaar zal zijn volgens het leerplan.
Het is een vervelende geschiedenis, dat het zoo lang duurt,
voordat dat leerplan klaar komt.
Het College wil met het oog op de daaraan verbonden kos
ten den kinderen de atlassen niet in eigendom gevenspreker
acht dit wel wat overdreven; na een gebruik van eenigen
tijd is het mooie er toch wel af en kunnen zij in de practijk
toch niet meer voor andere kinderen gebruikt worden. Het
is beter de kinderen die atlassen te laten houdendan kunnen
zij later nog eens een en ander nakijken,ook als zij van school
af zijn, b.v. naar aanleiding van courantenberichten.
Het zou in het belang van het onderwijs zijn, indien de
kinderen den atlas zouden mogen behouden. Aan dezen maat
regel zijn geen hooge kosten verbonden.
De heer Tepe zegt, dat ten aanzien van de credietverleening
voor het aanschaffen van leermiddelen inderdaad eenig ver
schil bestaat in den maatstaf, die wordt aangelegd voor de
vergoeding aan de scholen vooreindonderwijs en aan de
opleidingsscholen. De vergoeding bedraagt voor de scholen
voor eindonderwijs 2.50, voor de opleidingsscholen voor het
U. L. O. ƒ2.75 en iets meer voor de opleidingsscholen voor
Gymnasium en H.B.S. Het bedrag is niet willekeurig vast
gesteld door Burgemeester en Wethouders, maar in overeen
stemming gebracht met degebleken behoeften. Hoofden van scho
len, die aan beide soorten van scholen zijn werkzaam geweest,
erkennen, dat het noodig is eenig verschil te maken. Wan
neer het noodzakelijk blijkt, in geval een school slecht bezet
is, waardoor het cijfer per leerling stijgt, een grooter crediet
te verleenen, geschiedt zulks ook. Tot nu toe is het niet
noodig gebleken een hooger bedrag uit te trekken, waaruit
men niet mag concludeeren, dat welke school ook ooit ver
stoken is geweest van behoorlijke leermiddelen.
Het leerplan is nog niet gereed, doordat het proces, dat
daarbij gevolgd moet worden, zeer ingewikkeld is. Spreker
wil op niemand een blaam werpen, maar wel zeggen, dat
het laatste leerplan zeer lang in handen van den inspecteur
is geweest, van wien spreker het niet lang geleden heeft
terugontvangen, zoodat het nu in bespreking is bij de andere
instanties, die daarover een rapport aan Burgemeester en
Wethouders moeten uitbrengen.
De maatregel van het in eigendom geven van atlassen zal
niet zoo weinig kostbaar zijn, als de heer Groeneveld het
heeft voorgesteld, want elk jaar zullen nieuwe atlassen aan
geschaft moeten worden. Spreker is bereid deze zaak nader
onder de oogen te zien en in de Commissie voor het onderwijs
een onderwerp van beraadslaging te laten uitmaken.
Volgnr. 396 wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
De volgnrs. 397 tot en met 467 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 468, luidende: Vergoeding
ingevolge art. 100 der Lag er-Onderwijswet 1920, aan besturen
van bijzondere scholen, welke voor Rijksvergoeding in aan
merking komen, voor aan die scholen verbonden boventallige
onderwijzers66.000.
De heer Groeneveld herinnert aan het besluit van den
Raad om de huwende onderwijzeres te ontslaan. Het zonder
linge van het geval is, dat volgens de verordening wel een
gehuwde onderwijzeres kan worden benoemd.
Sprekers fractie heeft zich indertijd tegen het voorstel
verzet, maar de rechterzijde, van welke het alkomstig was,
heeft het besluit doorgedreven. De hoofdmotieven voor het
ontslag van de huwende onderwijzeres waren: zij heeft eeri
taak in haar gezin, zij heeft geen ambitie meer voor het
onderwijs en het gezin heeft een dubbel inkomen. In bij
zondere gevallen zou de Raad de bevoegdheid hebben gehuwde
onderwijzeressen te benoemen.
Het is spreker gebleken, dat aan een Christelijke school
geruimen tijd een gehuwde onderwijzeres werkzaam is ge
weest. Het feit, dat zij «tijdelijk" werkzaam gesteld is, doet
aan de zaak niets af.
De heer Knuttel: Het is een groote vooruitgang.
De heer Groeneveld zegt, dat de onderwijzeres twee jonge
kinderen en dus een taak in haar gezin heeft.
Haar man is ambtenaar aan de Lichtfabrieken en heeft
een behoorlijk salaris. Hier is dus sprake van een dubbel
inkomen.
Spreker is het met den heer Knuttel eens, dat het een
vooruitgang is en heeft er ook geen bezwaar tegen. Wel heeft
hij er bezwaar tegen, dat de rechterzijde tweeërlei rol speelt,
dat men bij het openbare onderwijs de huwende onder
wijzeres ontstaat, maar bij het bijzonder onderwijs een onder
wijzeres aanstelt, die gehuwd is, een taak in het gezin en een
dubbel inkomen heeft, terwijl zij volgens die leden geen
ambitie voor het onderwijs kan hebben.
De heer Tepe zegt, dat de Raad geen medezeggenschap
heeft over hetgeen gebeurt bij het bijzonder onderwijs.
Spreker kent het geval niet precies. Vermoedelijk was de
onderwijzeres gehuwd, toen zij werd aangesteld. Om welke