VRIJDAG 11 DECEMBER 1931.
563
Nu vat de heer van Es de gelijkstelling zoo op, dat hij
deze geheele zaak nu maar wil uitstellen tot de verorde
ningen klaar zijn, misschien ook wel tot de gemeente in een
beteren financieelen toestand is gekomen; er moet nog ge
wacht worden op de stichting van nieuwe bijzondere be
waarscholen, waarvoor ook plannen zijn, die dan nog bij de
reeds bestaande 11 komen; dat noemt hij d in gelijkstelling.
Nu zegt de heer van Es, dat bij die aanvragen ook een
neutrale school is; die deelt spreker even goed in bij de
bijzondere scholen als de andere.
De heer van Es zegt, dat de heer Groeneveld toch liever
een neutrale bijzondere school heelt.
De heer Groeneveld heeft liever een openbare school. De
pacificatie is gelijkstelling tusschen openbaar en bijzonder
onderwijs, niet tusschen neutraal en confessioneel.
Spreker heeft bezwaar tegen uitstel; het genomen Raads
besluit moet zoo spoedig mogelijk uitgevoerd worden, niet
alleen ten voordeele van het bijzonder, maar ook van het
openbaar onderwijs; daarom heeft spreker er vóór gestemd.
De heer Tepe nam spreker kwalijk, dat hij sprak van
stemmen vangen; misschien is dat een beetje te sterk uit
gedrukt, maar in elk geval zal de Wethouder er waarschijnlijk
prijs op gesteld hebben, dat sprekers fractie haar stem aan
zijn voorstellen gegeven heeft; aanneming van de meerder-
heidsvoorstellen zou tot voortdurende verwikkelingen hebben
geleiddoor de minderheidsvoorstellen is een zekere bevre
diging ten aanzien van het bewaarschoolonderwijs bereikt,
die de Wethouder wel zal gewaardeerd en ook bedoeld hebben,
maar dan kan men toch ook van hem verlangen, dat hij dat
Raadsbesluit ook correct zal uitvoeren en dat het openbaar
onderwijs er ook voordeel van zal hebben. Volgens den Wet
houder heeft het plan voor de Kooi, Fabricage gepasseerd en
is het nu bij de commissie voor de bewaarscholen; daar
wacht hij nu op. Deze gebruikelijke weg is lang; zou daarin
niet eens wijziging kunnen komen? Waarom is het niet
mogelijk een plan of voorstel tegelijk aan de verschillende
commissies te zenden, die daarover moeten adviseeren?
Waarom moeten die commissies op elkaar wachten? Het zou
wel verstandig zijn een ander systeem in te voeren. Spreker
gevoelt er wel wat voor, zijn voorstel in handen van het
College te stellen om praeadvies, maar hij vreest, dat dit weer
een kapstok zal worden, waaraan dat voorstel, wel niet
opzettelijk, maar practisch toch wel, opgehangen zal worden;
spreker weet niet, wanneer het dan eens terug zal komen;
het kan maanden duren, vóórdat het College daarmede klaar
is. Dan zou spreker liever zijn voorstel handhaven, met de
zekerheid natuurlijk, dat het verworpen zal worden.
Spreker zou van den Wethouder een bevredigender toe
zegging willen ontvangen n.l. dat het niet een uitstel tot
Sint Juttemis beteekent, maar dat de zaak spoedig in den
Raad zal worden behandeld.
De Voorzitter vraagt den heer Tepe, of deze dienaan
gaande een toezegging kan doen.
De heer Tepe zegt, dat het hem eigenlijk volmaakt onver
schillig is, of het voorstel om praeadvies gaat of door den
heer Groeneveld wordt ingetrokken. In beide gevallen zal
spreker zorgen, dat het spreker noemt geen termijn
in den tijd, die daarvoor gevoeglijk noodig zal blijken te zijn,
doch zoo spoedig mogelijk, met de andere zaken iri den Raad
terugkomt.
De heer Groeneveld vertrouwt deri Wethouder van Onder
wijs en neemt aan, dat hij ernstig meent, wat hij zegt.
Spreker neemt er daarom genoegen mede, dat zijn voorstel
om praeadvies gaat en spreekt de hoop uit, dat het zoo
spoedig mogelijk zal worden behandeld.
Wordt zonder hoofdelijke stemming besloten de motie van
den heer Groeneveld, luidende:
»De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat nabij den
Haagweg en nabij de Heerenstraat ten spoedigste Openbare
Bewaarscholen zullen worden gesticht."
te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om
praeadvies.
De heer Vos heeft tijdens de discussies een reeks aan-
teekeningen gemaakt, die hij gaarne zou willen behandelen.
Voor spreker is het echter een belangrijke en ernstige zaak
en daarom ziet hij liever van het woord af, gelet op het late
uur en de onrustige sfeer van de vergadering.
De heer Tepe zegt, dat de bewering van den heer Groeneveld,
als zou het besluit van den Raad ten aanzien van het bewaar
schoolonderwijs reeds ten voordeele van het bijzonder onderwijs
zijn uitgevoerd, volkomen onjuist is. Van het besluit is datgene
uitgevoerd, wat voor onmiddellijke uitvoering vatbaar was.
De heer Groeneveld: Dat zijn de subsidies.
De heer Tepe zegt, dat het voordeelen zijn zoowel voor het
openbaar als voor het bijzonder onderwijs.
Voor het openbaar onderwijs is uitgevoerd voor zoover
het tot nu toe kon gevorderd zijn de bouw van een school
in de Kooi en voor het bijzonder onderwijs is uitgevoerd de
subsidie, maar alleen de exploitatiesubsidie.
In de plaats van de oude subsidie moest een andere ver
strekt worden en dat kon geen andere zijn dan in het laatste
voorstel is aangenomen.
Met de verstrekking van de bouwsubsidies aan het bijzonder
onderwijs moet volgens het Raadsbesluit gewacht worden tot
de nieuwe verordening is vastgesteld, want daarin zal worden
bepaald, op welke wijze de taxatie van de oude gebouwen
zal plaats hebben.
Van het besluit is niets meer uitgevoerd dan uitgevoerd
kon en moest worden.
De heer Groeneveld merkt op, dat de bijzondere scholen
de subsidie hebben ontvangen, terwijl het openbare onderwijs
op het oogenblik nog niets heeft gekregen.
De heer Tepe kan een subsidie dadelijk geven, maar niet
direct een nieuwe school neerzetten.
De heer Wilmer begrijpt, dat de dames en heeren, die
een voorstel hebben ingediend, niet wenschen, dat dit in een
vloek en een zucht zal worden behandeld. Het is echter ook
van belang, dat de begrooting wordt afgehandeld. De voor
stellen, die thans nog in behandeling zijn, hebben, met uil
zondering van het voorstel van den heer Groeneveld ten aan
zien van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling, geen invloed
op de cijfers van de begrooting.
Spreker geeft daarom de gedachte in overweging om thans
de begrooting af te maken, maar de voorstellen te behandelen
op een nader te bepalen dag in Januari.
De Voorzitter wil het voorstel van den heer Wilmer gaarne
tot het zijne maken. Heeft iemand daar bezwaren tegen?
Mevrouw Braggaarde Does wil gaarne, nu besloten is
door te gaan en de begrooting af te handelen, die ook op
behoorlijke wijze afmaken en alle voorstellen behoorlijk be
handelen.
De heer Wilmer zegt, dat het niet gaat over de behoorlijke
wijze van behandelen.
De heer Groeneveld zegt, dat de aanhangige voorstellen
met de begrooting een onverbrekelijk geheel vormen.
De heer Wilmer ontkent dit.
De heer Groeneveld zegt, dat het niet aangaat, de cijfers
nu vast te stellen en later er nog eens over te gaan debat-
teeren; dat is mosterd na den maaltijd. Spreker heeft nog
nooit zoo'n vertooning meegemaakt.
De Voorzitter zegt, dat het alleen gaat om het voorstel
van den heer Groeneveld tot het geven van 500.subsidie
aan het Instituut voor Arbeidersontwikkelingde andere voor
stellen hebben op de begrooting niet den minsten invloed.
De heer Groeneveld vraagt, wat de Voorzitter wel van
hem denkt, dat hij, als nu de begrooting is vastgesteld, de
volgende week over die voorstellen zou gaan spreken?
De heer Goslinga zegt, dat dit bij de begrooting voor 1931
ook is gebeurd met alle voorstellen van mevrouw Braggaarde
Does; die hebben toen in een volgende vergadering een zeer
behoorlijke behandeling gehad.
De heer Groeneveld kan daarmede in geen geval ge
noegen nemen.
Mevrouw Braggaarde Does dankt den heer Wilmer voor
zijn welwillendheid, dat hij een goede behandeling van de
voorstellen der sociaal-democraten wil; desniettegenstaande
blijft spreekster tegen uitstel; het vorige jaar is hun het
uitstel tot na de begrooting niet goed bevallen; dan is men
niet meer in die begrootingssfeer.
De Voorzitter zegt, dat men dan ook hier moet blijven.
Mevrouw Braggaar—de Does houdt zich dan ook aan het
besluit van de meerderheid; doch van degenen, die tegen