VRIJDAG 11 DECEMBER 1931.
561
nomen; dat klopt dus niet met de memorie van antwoord.
De heer Tepe herinnert zich de vraag natuurlijk wel, maar
niet precies de formuleering.
De heer Vos kan die tormuleering wel geven. Gevraagd
werd de vacanties, die binnen den tijd der vervanging vallen,
geheel uit te betalen.
De heer Tepe zegt, dat dit een zeer algemeene terminologie
is. Wat verstaat men onder «binnen de vervanging"?
De heer Vos meent, dat dit heel duidelijk is.
De heer Tepe vraagt zich af, of men daarmede niet wil of
kan zeggen, dat het salaris aan de tijdelijke leerkracht ook
voor de vacantie moet worden uitbetaald, indien de vervanging
na het eindigen van de vacantie, b.v. doordat de vaste leer
kracht in de vacantie is hersteld, niet meer noodig is. Gaat
het nu over zoo'n geval?
De heer Vos zegt, dat het gaat om een geval, waarin de
vervanging aanvangt op 15 Mei en eindigt op b.v. 1 October,
zoodat de geheele zomervacantie in die periode valt.
De heer Tepe merkt op, dat in die gevallen ook de vacantie
wordt vergoed. Spreker begrijpt dan niet, waarom de vraag
gesteld is. Men had dit ook in net antwoord van Burgemeester
en Wethouders kunnen vinden.
De heer Vos zegt, dat hij juist heeft bemerkt, dat het niet
klopte met de afwijzende beschikking van Burgemeester en
Wethouders op het verzoekschrift.
De heer Tepe schrijft dit toe aan het feit, dat de vraag te
algemeen was. Spreker herinnert zich niet, of Burgemeester
en Wethouders een algemeen afwijzend antwoord hebben ge
geven of wel een gespecialiseerd antwoord, dat in het eene
geval niet, in het andere wel de vacantie wordt vergoed.
De Voorzitter geeft den heeren Tepe en Vos in overweging
het samen uit te maken in het kabinet van den Wethouder.
De heer Tepe is daarvoor onmiddellijk te vinden.
Spreker geeft den heer Groeneveld toe, dat indien een over
plaatsing is geschied buiten den Raad om, dit verkeerd is
geweest. Spreker is het geval echter niet bekend.
Wat den duur van de zomervacantie betreft, hebben Burge
meester en Wethouders bedoeld te zeggen, dat indien aan het
College zou blijken, uit den aandrang van de ouders zelf, dat
in het algemeen een langere zomervacantie gewenscht werd,
Burgemeester en Wethouders de vraag zouden overwegen, of
zij op hun besluit in deze dienden terug te komen.
De heer Groeneveld sprak verder over de verlichting in de
scholen. De vraag, of de vervanging van het gaslicht door
electrisch licht urgent is, hangt af van de omstandigheden.
Spreker geeft wel toe, dat die vervanging in het algemeen
wenschelijk is, maar niet, dat ze zoo urgent zou zijn, dat ze
ook onder deze omstandigheden, waarin voor de geheele be
grooting geldt, dat alle uitgaven tot het strikt noodzakelijke
moeten worden beperkt, zou moeten plaats hebben.
Op het driejarenplan voor het onderhouden en verbeteren
van openbare scholen stonden oorspronkelijk eenige scholen,
die het volgende jaar van een electrische verlichting zouden
worden voorzien. Zij zijn daarvan geschrapt, omdat gestreefd
moest worden naar een beperking van de uitgaven tot het
strikt noodzakelijke. Ondanks dat streven zou de vervanging
nog kunnen plaats hebben, indien daarmede geen groote
kosten gepaard gingen. De verbouwingkosten van vervan
ging van gaslicht door electrisch licht bedragen echter ge
middeld per school ƒ1200.Voor alle scholen, nog niet van
electrische verlichting voorzien, zou dit dus een vrij belang
rijke uitgave beteekenen.
Den heer Koole zegt spreker toe, dat de noodzakelijke
verbouwing zeer spoedig onder de oogen zal worden gezien;
spreker hoopt later daarover rapport uit te brengen.
Over het voorstel van den heer Groeneveld inzake de
bewaarscholen, zou spreker veel kunnen zeggenspreker
komt sterk in de verleiding om iets te zeggen naar aanleiding
van wat de heer Groeneveld zeide van stemmen vangen door
spreker bij de minderheidsvoorstellen inzake het bewaar-
schoolonderwijs.
Spreker wenscht eens en voor altijd te zeggen, dat hij,
toen hij indertijd zijn minderheidsvoorstel indiende, niet ge
dacht heeft aan het stemmen vangen en er nog veel minder
aan gedacht heeft, iemand er te laten invliegen.
Sprekers eenige doel daarbij is geweest voor de moeilijke
zaak van het bewaarschoolonderwijs, waarover in zoovele
gemeenten van het land jaren en jaren gestreden wordt, een
oplossing te vinden, die zoowel voor de voorstanders van het
bijzonder als voor de voorstanders van het openbaar bewaar
schoolonderwijs billijk kon genoemd worden.
Daaruit volgt, dat spreker nog steeds een voorstander is
van de meest loyale uitvoering van de toen genomen besluiten.
Spreker zal dan ook de zaak uitvoeren op de loyale wijze,
waarop hij meent, dat ze uitgevoerd moet worden.
Spreker geeft in overweging de motie van den heer Groeneveld
te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om
praeadvies.
De motie is drieledig.
In de eerste plaats wordt de wenschelijkbeid uitgesproken,
dat er nog twee bewaarscholen komen, d. w. z. twee behalve
de bewaarschool in de Kooi, waaromtrent de Raad reeds een
beslissing heeft genomen.
In de tweede plaats wordt de wensch uitgesproken, dat de
scholen zullen komen op bepaalde plaatsen en in de derde
plaats vraagt men de bewaarscholen ten spoedigste te bouwen.
De Raad is niet bij machte op dit oogenblik die drie punten
juist te beoordeelen in verband met het geheele complex van
vraagstukken, die verband houden met de kwestie, zooals die
in het voorjaar is besproken.
Op het oogenblik is een groot aantal aanvragen om bewaar
scholen, zoowel bijzondere als openbare, bij den Raad ingekomen
en in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om
praeadvies. Al die voorstellen zullen door Burgemeester en
Wethouders gelijkelijk onder de oogen worden gezien en met
hun advies gelijkelijk aan den Raad worden voorgelegd.
Dat het laatste nog niet is geschied, is niet toe te schrijven
aan eenig verzet van Burgemeester en Wethouders tegen een
loyale uitvoering van de in het voorjaar genomen besluiten,
maar uitsluitend aan omstandigheden, waarop Burgemeester
en Wethouders geen invloed hebben. Het heeft in de bedoeling
van Burgemeester en Wethouders gelegen ten spoedigste bij
den Raad in te dienen wijzigingen der verordeningen, die
het gevolg moesten zijn van de genomen besluiten en daarna
onmiddellijk over te gaan tot de behandeling van de voorstellen,
die betrekking hebben op het stichten van nieuwe bewaar
scholen, al wil spreker er uitdrukkelijk aan toevoegen, dat
de Raad zich door het nemen van de besluiten nimmer ver
plicht heeft tot het onmiddellijk stichten van nieuwe bewaar
scholen. Spreker zou dat met behulp van de stukken kunnen
aantoonen. In de uitvoering van het voornemen van Burge
meester en Wethouders is echter stagnatie gekomen door
de ziekte van den Chef van de Afdeeling Onderwijs. Ieder,
die ooit Wethouder was of een soortgelijke functie vervulde,
zal begrijpen wat het beteekent, wanneer een chef van een
afdeeling als deze drie maanden buiten gevecht gesteld is.
Wanneer hij wederom in staat is zijn taak te vervullen,
liggen zooveel zaken op afdoening te wachten, dat het hem
niet mogelijk is zich onmiddellijk te werpen op werk, dat
wel op afdoening wacht, maar ter uitvoering waarvan een
groote voorbereiding noodig is.
Aangezien spreker er prijs op stelt de verordeningen in
haar geheel met de verzoekschriften, die bij den Raad zijn
ingekomen, te behandelen, geeft spreker den Raad ernstig in
overweging het voorstel van den heer Groeneveld niet in
stemming te brengen, maar om praeadvies naar Burgemeester
en Wethouders te zenden.
De plannen voor de school in de Kooi zijn reeds geruimen
tijd gereed en zijn op het oogenblik bij de Commissie voor
de bewaarscholen in behandeling, waar dit nogal lang is
blijven hangen; daardoor kon spreker ook geen gevolg geven
aan zijn voornemen van eenige maanden geleden om het in
de Onderwijscommissie te brengen.
De Voorzitter vraagt af te zien van repliek; de zaak is
van alle zijden zeer duidelijk belicht; dit onderwijsdebat
heeft op zeer hoog peil gestaan en replieken zullen geen
verdere vruchten afwerpen; men kent eikaars standpunt in
deze voldoende. Kan de heer Groeneveld zich er mee ver
eenigen, dat zijn voorstel wórdt gesteld in handen van het
College om praeadvies?
De heer Groeneveld wil zich daar zoo dadelijk nog niet
over uitlaten.
De heer Huurman zegt, dat het nu half een is; er zijn
nog 8 voorstellen te behandelen. Indien men nu wilde afzien
van repliek en verdere discussie, dan zou spreker gaarne
willen medewerken om dezen avond met de begrooting klaar
te komen, maar hij vreest, dat men daartoe niet bereid zal
zijn en daarom zou hij willen voorstellen, de vergadering te
schorsen. Men kan toch niet den geheelen nacht door ver
gaderen en zal, als men zoo door blijlt gaan, dan zelfs
nog niet klaar komen.
De Voorzitter zegt, dat dat op zich zelf heelemaal niet
erg zou zijn en waarschijnlijk ook niet noodig; spreker gelooft,