552
VRIJDAG 11 DECEMBER 1931.
zou plaats hebben met de tusschentijds opgerichte commissie,
ten einde te geraken tot den bouw van een overdekte bad
en zweminrichting.
Spreker heeft toen gezegd, dat het motief, hetwelk in de
stukken werd aangevoerd voor de oprichting van een over
dekte bad- en zweminrichting, gebruikt zou worden om zoo
lang mogelijk de uitvoering van de badhuisplannen naar een
verder gelegen datum te verschuiven.
In zijn beantwoording sprak de heer Reimeringer de hoop
uit, dat het badhuis niet zou worden opgeofferd aan het plan
van een overdekte bad- en zweminrichting, dat het plan niet
in de waagschaal zou worden gesteld en de uitvoering van
het badhuisplan door het nieuwe plan niet zou worden uit
gesteld.
De heer Reimeringer en spreker hebben toen reeds intuïtief
gevoeld, dat dit toch zou gebeuren.
Ook de Wethouder Goslinga ging daarbij als voorzitter van
de Commissie van Financiën niet vrijuit, hetgeen spreker nader
zal motiveeren.
Ongeveer twee jaren geleden stelde de heer de Reede voor
den vermenigvuldigingsfactor te verlagen van 0,9 tot 0,7. Dat
was niet alleen den voorstellers, maar ook den voorstemmers
uit het hart gegrepen. Het had eenigen invloed op het College,
want de Wethouder van Financiën stelde als compromis voor
den lactor te verlagen tot 0,8.
De heer Goslinga merkt op, dat het geen compromis
voorstel was, maar Burgemeester en Wethouders dat voorstel
van te voren gedaan hadden.
De heer Koole zegt, dat naar aanleiding van de bespreking
van het dempen van het Levendaal de heer Goslinga tot den
heer van Stralen zei: Eerst hebt ge mij de beeueu stuk
geslagen en nu neemt ge een stok en wilt ge mij laten loopen.''
Toen het plan in de Commissie van Financiën kwam, kende
de heer Goslinga de financieele verhoudingen van de gemeente.
De Wethouder had toen kunnen waarschuwen, dat het dooi
de financieele omstandigheden van Leiden wel eens mogelijk
zou zijn, dat niet tot de uitvoering van het plan kon worden
overgegaan. Hij heeft dat niet gedaan, maar de commissie
voor de overdekte bad- en zweminrichting laten doorwerken,
totdat hij op een gegeven oogenblik heeft uitgelaten, dat van
den bouw met het oog op den linancieelen toestand niets kon
komen. Dit motief moest dienen om het bouwen van het
badhuis voor Tuinstad e. o., waar men er reeds 10 jaren ver
langend naar uitziet, uit te stellen.
Het belang van het badhuis voor de gemeente kan spreker
niet in cijfers uitdrukken. De uitgaven, daaraan besteed, zullen
voor een deel weer in de gemeentekas terugkomen, doordat
de gezondheidstoestand van de inwoners zal worden ver
beterd.
Leiden is een arbeidersstad; vele inwoners werken op vrij
stoffige plaatsen. Yoor een dergelijke stad is dit badhuis, waar
van er hier drie zullen komen, geen overbodige weelde. Bij de
behandeling van deze zaak in de Commissie voor den Genees
kundigen Dienst zijn enkele fouten daaraan bemerkt; de heer
Splinter, met wien dit besproken is, was onmiddellijk bereid
deze zaak te behandelen met de Directie van Gemeentewerken
dat is ook gebeurd. Spreker constateert, dat dat plan nu 2 com
missies gepasseerd is, waarin 8 raadsleden van alle richtingen
het hebben gesteund. Spreker hoopt dan ook, dat de geheele
Raad achter sprekers voorstel zal staan; gezien de financieele
positie van Leiden, gisteren door den heer de Reede uiteen
gezet, moet dit werk niet achterwege blijven, maar zoo moge
lijk naar den kapitaaldienst overgebracht worden.
Wat nu betreft het openstellen van de zweminrichtingen
op Zondag, heeft de Voorzitter, toen spreker bij de begrooting
voor 1931 dit ter sprake bracht, gezegd dat, gezien de wijziging,
die allicht na de verkiezingen in het College zou komen, het
nieuwe College opnieuw zijn standpunt zou bepalen; met het
verzoek aan spreker om dan met zijn voorstel terug te komen;
dat was voor spreker geen reden voor dit voorstel; hij was
er toch mee teruggekomen. Deze Wethouderszetel zou worden
afgestaan aan den Vrijheidsbond, die echter eischte soepeler
toepassing der Zondagswet. De motie van den heer van Eek,
waarbij soepeler toepassing der Zondagswet werd gevraagd
ten aanzien van openbare vermakelijkheden, is met behulp
van drie katholieke raadsleden aangenomen, doch door het
College naast zich neergelegd. De interpellatie-Romijn daar
over heeft succes gehad, in dit opzicht, dat het College naar
aanleiding daarvan wijziging in zijn standpunt heeft gebracht.
De heer Wilbrink zegt, dat dit was door de houding der
drie katholieken, niet naar aanleiding van de motie; daar lachte
het College om.
De heer Koole zegt, dat het College door de houding der
drie katholieken gedwongen is van houding te veranderen.
Twee jaren geleden heeft spreker een dergelijk voorstel inge
diend, dat ook gesteund is door den Vrijheidsbond; nu de soepeler
toepassing der Zondagswet een ernstig punt van bespreking
was, vermoedt spreker, dat dit daarbij ook ter sprake gekomen
zal zijn. Terecht zeide de heer Romijn dit tot een punt van
bespreking gemaakt te hebben, omdat het een vrijheidsbe
lemmering is. Bij de algemeene beschouwingen is door de
rechterzijde herhaaldelijk aan den heer Knuttel gevraagd, hoe
het met de godsdienstvrijheid in Rusland staat.
De Voorzitter zegt, dat dit bij de algemeene beschouwingen
is afgehandeld.
De heer Koole meent, dat bij de openstelling van die zwem
inrichtingen op Zondag de Zondagswet in het geding komt.
Toen men dat den heer Knuttel vroeg, dacht spreker: hoe
staat het hier met onze vrijheid. De heer van Es verklaarde
gisteren: de Zondagswet is oud en dateert van 1815.
Ondanks den toestand, waarin wij leven, kan deze wet niet
in toepassing worden gebracht.
Spreker gelooft niet te zullen beleven, dat deze maatschappij
wordt omgezet in een socialistische; hij is niet zoo optimistisch
als de heer Knuttel, volgens wien de kapitalistische maat
schappij over zes maanden verdwenen zou zijn. Mocht hij dat
wel doen en zouden dan van een kant van zijn partij voorstellen
worden gedaan om de godsdienstvrijheid van andersdenkenden
te beperken, dan zou hij zich daartegen ernstig verzetten.
Spreker ontzegt echter ook den christelijken partijen het recht
andersdenkenden in hun vrijheid van uitleving hunner be
ginselen te belemmeren.
Reeds verleden jaar heeft spreker de aandacht er op ge
vestigd, dat des Zondags gezwommen wordt, ook al is de
zweminrichting gesloten. Men zwemt in de Haven en in de
Zijl, waarvan het water door den Directeur van den Genees
kundigen Dienst voor de zweminrichting aan de Zijl is afge-
keuro. Ook uit een oogpunt van zedelijkheid is het af te keuren,
dat in het Rijn-Schiekanaal wordt gezwommen, waarnaar
meisjes van tö, 17 jaar staan te kijken.
Bovendien leven de ouders in de veronderstelling, dat, wanneer
de zweminrichting gesloten is, hun jongens zich niet te water
zullen begeven. Dit gebeurt toch. Dit jaar is een jongen in de
Nieuwe Vaart jammerlijk verdronken.
Het kan voor de kerkgangers niet aanstootelijk zijn iemand
voorbij te zien fietsen, die op den lastdrager van zijn fiets
badgoed heeft gebonden. Trouwensde zweminrichtingen liggen
aan de grens van de gemeente. Aangezien de zweminrichting
Hooge Rijndijk meermalen aangedrongen heeft op openstelling
op Zondag, ook uit een oogpunt van financieel belang voor
de gemeente, kan spreker zich niet vereenigen met het stand
punt van het bestuur der zweminrichting aan de Zijl, dat
aanneemt, dat er des Zondags geen bezoek zal komen. Het
bestuur kan dit niet doen, omdat het bad nog nooit des
Zondags open is geweest.
Niemand kan het aanstootelijk vinden, dat des zomers iederen
dag vele dagjesmenschen naar Katwijk gaan, waarvan de burge
meester, dr. Schokking, ten slotte voor den aandrang is ge
zwicht en het openstellen van consumptietentjes des Zondags
na des middags 1 uur heeft toegestaan.
Wanneer de sociaal-democraten des Zondags naar een ver
gadering buiten de stad gaan, zullen zij nooit een woord laten
hooren, dat den kerkgangers aanstoot zou kunnen geven.
De zweminrichtingen liggen te ver buiten de gemeenten
dan dat degenen, die er heen gaan, den kerkgangers zouden
kunnen hinderen.
Spreker hoopt, dat zijn voorstel in het belang van de zwem-
sport zal worden aangenomen.
De heer Coster herinnert er aan, dat eenige jaren geleden
juist op aandrang van de S. D. A. P. is besloten, zoo min
mogelijk personeel op Zondag dienst te laten doen. Het dienst
doen van de brugwachters op Hemelvaartsdag kon in hun
oogen geen genade vinden. Hier geldt het wel geen gemeente-
personeel, maar door aanneming van het voorstel-Koole zou
meer personeel op Zondag moeten werken en daarom zal
spreker er tegen stemmen.
De heer van Es heeft inderdaad in een van de vergaderingen
van de commissie voor den geneeskundigen dienst een woord
van dank gericht tot den heer Koole voor de zeer waarde
volle inlichtingen, die hij als deskundige op dat gebied aan
de commissie heeft verstrekt.
Het is echter beslist onjuist, dat spreker de hoop heeft
uitgesproken, dat het badhuis spoedig tot stand zou komen.
Spreker heeft gezegd, dat hij met het plan accoord gaat en
den wensch uitgesproken, dat het zoo spoedig mogelijk uit
gevoerd zal worden.
Met »zoo spoedig" bedoelde hij»zoo spoedig als het mag"
en het »nv gelijk" zou hij willen laten afhangen van den
financieelen toestand van de gemeente. In zooverre is spreker
tegen het voorstel van den heer Koole. Hij zou met het