546
VRIJDAG II DECEMBER 1931.
Vóór stemmen: mevrouw de Cler—de Bruijn, de heeren
Knuttel, Koole, Verweij, Groeneveld, Schüller, mevrouw
Braggaarde Does, de heeren van Eek, van Stralen, Kooistra,
Kuipers, Vos, Vallentgoed en Eikerbout.
Het voorstel van den heer van Stralen, luidende:
»De Raad spreekt uit, dat demping van het Levendaal
zoowel uit verkeersoogpunt als ter bevordering der werkge
legenheid niet mag worden uitgesteld.",
wordt verworpen met 20 tegen 15 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Manders, Bergers, de Reede,
van der Reijden, van Rosmalen, Wilmer, Bosman, Splinter,
Donders, Huurman, Beekenkamp, Meijnen, van Tol, Coster,
Wilbrink, van Es, van Eecke, Tepe, Goslinga en Romijn.
Vóór stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren
Knuttel, Koole, Simonis, Verweij, Groeneveld, Schüller,
mevrouw Braggaarde Does, de heeren van Eek, van Stralen,
Kooistra, Kuipers, Vos, Vallentgoed en Eikerbout.
De Voobzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8 uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering op
Vrydag 11 December 1931, des avonds te 8 uur.
Ook thans zijn alle leden aanwezig.
De Voorzitter veronderstelt de bij de verschillende voor
stellen van wijziging in de begrooting aangebrachte wijzigingen
bekend; de posten, voor zoover gewijzigd, komen dus in den
gewijzigden vorm in behandeling.
Aan de orde zijn thans de UITGAVEN van den gewonen
dienst van de begrooting van inkomsten en uitgaven der ge
meente voor den dienst 1932, zooals deze nader gewijzigd
zijn bij de verschillende voorstellen van wijziging.
De volgnrs. 200 tot en met 260 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 261, luidende: ^Jaarwedde van
den Commissaris van Politief 5.875.
De heer Kuipers vindt het antwoord, dat Burgemeester
en Wethouders hebben gegeven op de vraag, die hij in de
aldeelingen heeft gesteld over den stand der werkzaamheden
van de commissie in zake de samenvoeging van politie en
brandweer, zeer eigenaardig. Het zou duidelijker zijn geweest,
indien Burgemeester en Wethouders hadden gezegd, dat het
rapport dier commissie binnen twee maanden zou verschijnen.
De commissie is thans bijna twee jaren aan het werk.
De heer Splinter merkt op, dat de heer Kuipers zich bijna
een jaar vergist.
De heer Kuipers zegt, dat volgens zijn inlichtingen de com
missie al in het begin van 1930 is geïnstalleerd, doch misschien
wordt er te weinig vergaderd door de commissie.
De Voorzitter kan niet precies zeggen, op welken datum
het rapport zal verschijnen. De commissie is met haar werk
zeer ver gevorderd. De rapporten van den Commissaris van
Politie en den Commandant van de Brandweer zullen dezer
dagen binnenkomen, waarna de zaak door de commissie zal
worden afgewerkt.
Spreker kan ook niet mededeelen, wanneer een voorstel
van Burgemeester en Wethouders is te verwachten, omdat
verschillende commissiën moeten worden gehoord in verband
met daarmede samenhangende vragen.
De commissie acht deze zaak van gewicht en ook naar het
oordeel van Burgemeester en Wethouders is het noodig
hiermee spoed te betrachten.
Mevrouw BraggaarDe Does zegt in de sectievergadering
haar teleurstelling te hebben uitgesproken over de wijze,
waarop de functie van agent van de kinderpolitie door een
vrouwelijke ambtenaar wordt vervuld. Spreekster kreeg den
indruk, dat de Raad eigenlijk zoet gehouden werd, omdat
telken jare de vraag moest worden gesteld, of reeds iemand
was benoemd.
In de memorie van antwoord drukken Burgemeester en
Wethouders hun tevredenheid er over uit, dat deze dame
reeds tien zaken heeft behandeld. Spreekster is met dit kleine
aantal niet zoo ingenomen. Bovendien hoe zijn die zaken
behandeld? Toen spreekster indertijd aandrong op de benoe
ming van een vrouwelijke ambtenaar, was het niet haar
bedoeling, dat de ambtenaar alleen aan de betrokkenen zou
vragen, wat zij misdaan hadden, maar wel, dat zij zich door
huisbezoek enz. op de hoogte zou stellen van de oorzaken,
waardoor en de wijze, waarop de kinderen tot het misdrijf
waren gekomen.
Zij heeft wel 10 gevallen behandeld, maar wat heeft zij
daaraan verder gedaan; heeft zij niet alleen des avonds de
rapporten nagezien, maar ook die menschen, waar het om
ging, bezocht? Wat hier in Leiden gebeurt op dit gebied, is
wel heel poover, in vergelijking met wat in andere plaatsen
door vrouwen bij de kinderpolitie wordt gedaan. In Rotter
dam werd in 1911 de eerste vrouw aangesteld; thans zijn bij
de zeden- en kinderpolitie verscheidene vrouwen werkzaam
in rang staan zij niet gelijk met haar mannelijke collega's;
zij heeten assistenten. In Den Haag werd aanvankelijk een
viouw bij de zedenpolitie aangesteld; nu werken eenige vrou
wen alleen bij de kinderpolitie; zij hebben gelijken rang als
hun mannelijke coltega's.Gn Amsterdam is in 1920 bij de
kinderpolitie een vrouw aangesteld in gelijken rang; thans
werken eenige vrouwen bij de kinderpolitie en de zedenpolitie.
Een van haar bij de kinderpolitie heeft den rang van in-
spectrice. In Utrecht werkt bij de zedenpolitie één vrouw. In
Bussum is aan den algemeenen politioneelen dienst één vrouw
verbonden. In Nijmegen is bij de kinderpolitie een vrouw als
inspectrice werkzaam. In Haarlem is bij de kinderpolitie
een vrouw werkzaam. In Arnhem werkt bij de kinderpolitie
een vrouw met administratieven rang. In Groningen is bij
de kinderpolitie een vrouwelijke inspectrice werkzaam. In
Nijmegen zal, blijkens een mededeeling van den burgemeester,
met ingang van 1 Januari eeri afdeeling Kinder politie gevormd
worden, waarbij een inspectrice aangesteld wordt; dus dat zal
toch ook niet iemand zijn, die kosteloos, in haar vrije uren,
voorzoover zij daarover nog beschikt, een en ander daarvoor
kan doen; dat is absoluut onvoldoende.
In het Tijdschrift voor Armwezen, Maatschappelijke Hulp
en Kinderbescherming schrijft de heer C. E. G. Hogendijk,
chef van het Bureau Zeden- en Kinderpolitie te Amsterdam,
over »Gunstige werking der Kinderpolitie":
Wanneer kinderen worden aangetroffen, die door een of
andere omstandigheid zonder verzorging zijn geraakt en wier
lot niemand zich aantrekt, dan strekt de Gemeente (Burgerlijk
Armbestuur) hare handen over die kleinen uit en neemt hen
op in hare Inrichting voor Stadsbestedelingen. Als regel is de
Politie het officieele orgaan, dat van het onverzorgd zijn van
kinderen het eerst kennis krijgt, en dus de eerste hulp moet
verleenen.
Vóór 1 Mei 1920 rustte deze taak op het personeel der
politie-afdeelingen, waarin de kinderen werden aangetroffen,
doch op dien datum ging ze op de Kinderpolitie over, die
toen in werking was getreden.
De Kinderpolitie verbreedde het onderzoek naar de vermiste
ouders en trachtte tevens familieleden enz. te overreden, om,
hangende het onderzoek, de zorg over de kinderen op zich te
nemen. Zij trad eveneens streng op tegen opzettelijk nalatige
ouders."
De hiervoor aangestelde dame kan, al moge zij van nog zoo
goeden wille zijn, hiervoor den noodigen tijd onmogelijk vinden.
Mej. C. M. van Ooy, inspectrice van de kinderpolitie te
Amsterdam, sprak in 1925 voor de Haagsche afdeeling der
Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen over deze
vragen: Heeft de vrouw een taak bij de politie? Waaruit
bestaat die taak? Hoe moet zij zijn voorbereid tot die taak?
Volgens het verslag van die rede in het Weekblad voor
Gemeentebelangen van 27 Maart 1925 zei mej. van Ooy het
volgende
ïOp de eerste vraag dient met een volmondig »ja" geant
woord te worden. Het beroep van politieman is in den laatsten
tijd zoo hoog opgevoerd, dat de mannentaak een menschentaak
is geworden. Waar een menschentaak ligt, daar is plaats voor
man en vrouw. Natuurlijk is de plaats, die de vrouw zal
innemen, afhankelijk van de bijzondere omstandigheden in een
bepaald land. Doch reeds lang zijn in het buitenland vrouwen
bij de politie werkzaam. In Engeland heeft men, om de werk
gelegenheid van den man te verruimen, een groot aantal
vrouwen bij de politie ontslagen. Dit bleek echter een nadeel
te zijn en er werd een Staatscommissie ingesteld om deze zaak
te onderzoeken. Deze commissie adviseerde tot terugbrenging
van het vrouwelijke corps tot de eens bereikte sterkte.
De vrouw moet over het algemeen haar taak bij de politie
nog scheppen. Overal, waar de vrouw dit werk begint, zal zij
zich ideëel moeten aanpassen aan de plaatselijke verhoudingen.
Waar de vrouw haar ideaal verzaakt, vervalt haar taak. De
opvoedingsgedachte komt tegenwoordig meer en meer op den
voorgrond. Omtrent het recht is in ons volksleven een andere
moraal levend geworden dan eertijds heerschte. Het sociaal
verantwoordelijkheidsgevoel is gegroeid. Met gebogen hoofd
staan wij voor den misdadiger. De kinderwetten van 1905
zijn voortgekomen uit deze gedachte.
De vrouw dient het sociale werk van de politie aan te vul
len, al zal zij haar taak van die van den mari gescheiden