526 DONDERDAG 10 DECEMBER 1931. hiervan, gebruik moet gemaakt worden om de financiën eenigszins te versterken. De belastingverlaging is het eerst ter sprake gekomen in den 'geleidebrief bij de begrooting, en wel niet bepaald op buitengewoon bescheiden manier; er stond n.L, dat ondanks de zeer krachtige bestrijding van het College de Raad het toch die 2J ton ontnomen heeft. Nu vraagt spreker allen Raadsleden, die dat debat hebben meegemaakt, wat er eigenlijk waar is van die zeer krachtige bestrijding door het College; spreker heeft toen aangetoond, dat daarvan niet de minste kracht is uitgegaan. Spreker heeft toen nog tot den Wethouder gezegd, dat diens geheele manier van debatteeren er op wees, dat hij het eigenlijk met spreker eens was. Het intrensieke deel van dat debat liet de Wethouder over aan den Burgemeester, die een argument gebruikte, dat niet bepaald door den beugel kon en dezer dagen zeer krachtig achterhaald is, n.l. dat men het crediet van Leiden in gevaar bracht, door van 0.9 op 0.7 terug te vallen; nu blijkt de pas gesloten leening er in gegaan te zijn als koek. Hier blijkt nu, hoe graag men van 2 bordjes eet; in het prospectus van die leening wordt n.l. gegeurd met die belastingverlaging; er staat zeer duidelijk inhet vermenigvuldigingscijfer der gemeentelijke inkomstenbelasting werd in 1929 verlaagd van 0.9 tot 0.7. Spreker neemt dat den Wethouder niet kwalijk, zooals de heer Yerweij nu zegt; de Wethouder heeft het niet eens in elkaar gezet. De Wethouder zegt van wel; meestal verstrekt de Wethouder alleen de gegevens. De Voorzitter zegt, dat zonder die belastingverlaging het crediet nog grooter geweest zou zijndan had men nu de leening niet noodig gehad. De heer de Reede ontkent dit. De uitkomst heeft de voorstellers van toen volkomen in het gelijk gesteld; zij hebben toen gezegd: de rekening kan sluiten, ook met die belasting verlaging en er wordt wel gezegd, dat er 50.000.overschot had kunnen zijn, maar dat is nooit de bedoeling van de voor stellers en van den Raad geweest. De voorstellers hebben gezegd: wij meenen, dat de ge meente een sluitende begrooting moet hebben, en ook, dat deze zoo scherp mogelijk moet sluiten; in dezen tijd is het noodig de belasting te verlagen, en dat wenschen wij dan ook door te voeren. Spreker herinnert aan de rentebijschrijving op het ver nieuwingsfonds der lichtfabrieken, welke niet door de ver ordening wordt gedekt en die bijna gelijk was aan het kleine tekort op de rekening 1930, en spreker heeft de vrijmoedig heid om aan de voorstellers een complimentje op te eischen, dat zij de zaak zoo goed hebben bekeken en zij zulk een fijnen neus hebben gehad voor het evenwicht van de rekening over 1930. Er is dan ook geen reden om daarop terug te komen en te zeggen, dat het een domme daad is geweest. De heer Goslinga zegt, dat het toch ton heeft gekost! De heer de Reede zegt, dat dit toch van tevoren gezegd was. Spreker wil alleen maar weten, welken invloed het niet binnenvloeien in de gemeentekas van die 2| ton heeft gehad. Is er daarom eenig werk nagelaten? En zal men zich in de toekomst eenigermate beperken, omdat dat geld niet is binnengekomen De heer Goslinga: Ja. De heer de Reede zegt, dat dit evenmin het geval zal zijn het Levendaal zou toch niet uit die middelen worden be streden want dit zou te allen tijde op de kapitaaldienst worden gebracht wegens het omvangrijke bedrag. Spreker wijst de sociaal-democraten op een bijzonder geval, waaruit blijkt, dat ook zij niet tegen 21 ton opzien. Spreker heeft indertijd veel plezier gehad van den steun der sociaal-democraten voor belastingverlaging, maar hij wil toch constateeren, dat dat toen was en nu ook nog is in strijd met hun principes aangaande de te voeren belasting- politiek. Sommige hunner hebben toen gezegd, dat zij dat politieke fortuintje niet konden missen. Spreker zal geen cijfers noemen, want dan zouden de sociaal-democraten zeggen: Wij hebben het moeten aannemen, maar het was tegen onze beginselen en opvattingen aangaande de belasting- politiek. Nu willen de sociaal-democraten middelen aan de hand doen om de moeilijkheden te overwinnen. Spreker heeft reeds aangetoond, dat deze voorstellen daartoe betrekkelijk weinig kunnen helpen. Steun van Rijkswege wensclit spreker, niet; de vrijheid van de gemeente is hem liever. Het zal wel zoo gaan, dat de voorstellen, die er komen moeten, ook wel door Burgemeester en Wethouders ingediend zullen worden. Spreker vertrouwt, dat het College den juisten weg zal weten te vinden, maar het is van belang, dat die voorstellen tijdig worden ingediendde Wethouder van Financiën in Amsterdam heeft den moed gehad om voorstellen in te dienen, die ook tegen zijn principes ingingen, maar die het budget hebben verlicht, en een zeer gunstigen invloed uitgeoefend hebben op het vertrouwen in de gemeente Amsterdam. Dat ver trouwen is op het oogenblik meer waard dan Prinzipien- reiterei. De heer Verweij wees nog op de noodzakelijkheid van bezuiniging en verwees daarbij naar de voorschotten op de rente, aan bijzondere schoolbesturen uitgekeerd terzake van eigen gebouwen en waarborgsommen. Dat is bij de wet ge regeld en daaraan moet men zich dus onderwerpen. De school besturen gunnen die besparing echter heel gaarne aan de gemeente; maak dien weg maar vrij en laat de gemeente die waarborgsommen maar teruggevende schoolbesturen kunnen die best gebruiken, al was het alleen maar om te financieren de groote bedragen, die zij geregeld moeten voorschieten aan de openbare kas als verschil tusschen de voorschotten, die de gemeente geeft en de werkelijke exploitatie-uitgaven en andere kosten. Zoo is er nog iets. Er staan vaste leeningen tegenover die verschillende inkomsten; die kunnen op het oogenblik niet op zijde gezet of afgelost worden; een schoolbestuur kan een 6 %-leening, zooals herhaaldelijk gesloten zijn, op het oogenblik niet con verteerendie moeten dat ook nemen zooals het is. Men moet niet aanmerking maken op dergelijke uitkeeringen daaraan is niets te veranderen. De heer van Eek hield een uitvoerig pleidooi voor het onder gemeentebeheer brengen van de Leidsche Duinwater Maatschappij; die is wel een naamlooze vennootschap, maar feitelijk reeds geheel in handen van de gemeente op het oogenblik en spreker kan niet inzien, dat het eenig verschil zou maken, of die Leidsche Duinwater Maatschappij wordt beheerd als naamlooze vennootschap of als gemeentebedrijf. Volgens den heer van Eek had men pas zoo'n leelijk geval gehad met de aansluitingskosten, die zoo hoog waren per woning. Dat is bij de lichtfabrieken ook zoo. Men behoeft een bedrijf niet onder gemeentebeheer te brengen, omdat men dan goedkooper uit is; dat bewijzen de lichtfabrieken wel anders. Voor aansluiting van een winkel, niet eens een buitengewoon groote, in het hartje van de stad, aan de Botermarkt, moest ƒ400.a ƒ500.betaald worden; het is toch een absurditeit, dat zoo iemand niet behoorlijk van den kabel uit stroom kan betrekken; zoo zou iemands aansluiting op het electrisch net 80.kosten; die man kan behoorlijk zijn woordje doen en hij ging er eerst eens over praten en kreeg het toen voor 20.gedaan. Als dat zoo gaat, heeft men aan de gemeentebedrijven niets; die zijn er ook om de middelen van de gemeente te steunen en dat juicht spreker van harte toe. De heer Verweij zegt nu: om excessen hier aan de orde te stellen, maar die zijn er bij de Leidsche Duinwater Maatschappij niet; bovendien is die geheel in handen van de gemeente, zoodat de gemeente die zoo noodig kan voorkomen. Spreker steunt den heer van Eek wel ten volle in zijn bezwaren tegen het aantal commissarissen die zaak kan misschien beter ter sprake komen bij het daar over uitgebrachte praeadvies. Spreker sluit zich aan bij het bezwaar, dat de statutenwijziging zoo lang duurt; de gemeente heeft die aandeelen al zoowat een jaar in haar bezit; er is nog geen voortgang in. Tenslotte is alleen een voorstel gekomen tot regeling van het stemrecht, op zich zelf een zeer eenvoudige quaestie, die binnen enkele maanden voorgesteld had kunnen zijn. Spreker acht het gewenscht, dat de Raad zich daarbij uitspreekt over zijn wenschen inzake het opperbeheer der Leidsche Duinwater Maatschappij. De Voorzitter deelt mede, dat de heer van Stralen, in verband met de door Burgemeester en Wethouders in hun voorstel betreffende de Kerstgave aangebrachte wijziging door daaruit te laten vervallen de woorden: „indien een en ander bij den Minister van Binnenlandsche Zaken en Land bouw geen bezwaar ontmoet", het op die zinsnede betrek king hebbende gedeelte van zijn desbetreffend amendement heeft ingetrokken en dat nog is ingekomen een voorstel van mevrouw Braggaarde Does, luidende: „De Raad besluit uit zijn midden een commissie te be noemen, die zal onderzoeken de juistheid van de door het raadslid C. P. Braggaarde Does in de raadsvergadering- van 10 December 1931 medegedeelde uitkeeringen van Maatschappelijk Hulpbetoon en de daarbij heerschende toestanden." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming, op voorstel van den Voorzitter, besloten dit voorstel te be handelen bij de algemeene beschouwingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 22