DONDERDAG 10 DECEMBER 1931. 521 in vervulling kunnen gaan. Of men nu al voorstellen doet, die misschien verstrekkend zijn wat den inhoud betreft, maar die geen praktische waarde hebben, daar schiet men niets mee op. Spreker doet liever voorstellen, die tenminste altijd eenige mogelijkheid bieden om te worden aangenomen en de voorstellen van de sociaal-democraten zal men, wat betreft de billijkheid, niet kunnen afwijzen. De heer Knuttel spreekt in zijn voorstel van alle werkloozen, maar daarbij zijn jongens van 14 jaar en mannen van 50, wier gezinnen in hooge mate worden gedupeerd. Er zijn ook gevallen, waarin de werkloosheid niet zulke erge gevolgen heeft gehad, dat een extra-uitkeering moet worden gegeven. De heer Knuttel heeft al deze gevallen niet nagegaan, maar zij bestaan inderdaad. Dat alle werkloozen, die tenminste 3 maanden zonder werk zijn, 25.in eens uitgekeerd krijgen, zou beteekenen, dat ook de zeer jeugdige werkloozen die 25.zouden krijgen. Dat is geen praktische wijze van doen. Het voorstel van de S. D. A. P. om in de steunregeling een bepaling op te nemen, waardoor het mogelijk wordt een extra-uitkeering te doen voor kleeding, schoeisel en dergelijke, lijkt spreker praktischer. Bovendien is het de bedoeling, dat deze uitkeering periodiek zal worden herhaald. De heer Knuttel wenscht één keer 25.uit te keeren, maar de bedoeling van de sociaal democraten is, dat deze uitkeering minstens eens per jaar wordt verstrekt. De heer Knuttel heeft er bezwaar tegen, dat er een nauw keurig onderzoek wordt ingesteld of de schoenen en de kleeren al versleten zijn, maar dat is ook sprekers bedoeling niet. De bedoeling is een bedrag in geld, op voordracht van de organisaties te verstrekken aan de werkloozen, die er voor in aanmerking komen. Het voorstel van den heer Knuttel tot een extra-uitkeering ter gelegenheid van Kerstmis van een week steun, vindt spreker billijk. Het is zeker gewenscht en noodzakelijk, dat de gezinnen, die door de werkloosheid worden geteisterd, waaraan het hoog noodige ontbreekt, in deze week in staat worden gesteld om zich iets royaler te bewegen. Het is dan ook niet overdreven om in die week het bedrag van den steun te verdubbelen. De S. D. A. P. kan dan ook met dat gedeelte van het voorstel van den heer Knuttel meegaan. Spreker moet thans nog iets zeggen aan den heer van Es. De heer van Es heeft zich reeds bij voorbaat vastgelegd, dat hij het Rijkssubsidie wil aanvaarden; hij vindt het alleen jammer, als daarvan Verslechtering der steunregeling het gevolg zal zijn. De heer van Es zal zich over die teleurstelling- wel spoedig weten heen te zetten; spreker niet, en dat is voor hem dan ook aanleiding om zich tegen aanvaarding van de Rijkssubsidie te verzetten, omdat dan ook de steun niet zal worden verslechterd. Spreker begrijpt trouwens niet hoe men er over denken kan; het kan er bij spreker niet in hoe men in dezen tijd, nu de werkloosheid hand over hand toe neemt en er elke week meer dan 100 werkloozen bijkomen, er toe kan komen of er zelfs aan denken, den steun van al die werkloozen te verslechteren. Spreker had werkelijk nog eenige hoop, door het uitblijven van het desbetreffende voorstel van het College,dat dit zou hebben ingezien, dat het niet aanging in dezen tijd een dergelijk voorstel, dat nadeel en achter uitgang zou brengen voor de werkloozen, te doen; dit blijkt nu jammer genoeg niet het geval; men wil het toch door zetten; voor die paar duizend gulden Rijkssubsidie wil men de verantwoordelijkheid op zich laden, de steunuitkeeringen nog slechter te maken dan zij reeds zijnwanneer dat voorstel hier komt, zal sprekers partij al het mogelijke doen om dat te voorkomen. De heer van Es zegt, dat daarvoor nu het Crisiscomité is. De heer van Stralen zegt, dat het misschien voor de heeren gemakkelijk is om de menschen, wier steun zij straks gaan verlagen, te verwijzen naar het Crisiscomité, maar zoo denkt spreker er niet overwerkloozenzorg is overheidszorg de overheid dient dat te betalen; daarin moeten bijdragen allen, die de gemeenschap vormen, en niet alleen een groep goed willenden. Het zijn altijd dezelfden, die na een oproep in hun zak tasten, maar het is niet goed, dat de ónwilligen daarvan vrijblijven; daarom is het veel beter, die kosten te verdeelen over de geheele gemeenschap. Het Rijk zegt niet de beschikking te hebben over voldoende geldmiddelen; daartoe had het maatregelen kunnen nemenvoor een crisis belasting op de hooge en hoogste inkomens was in dezen tijd alles te zeggen geweest; daardoor had men zeker het geld, noodig voor de extra-verzorging der werkloozen, kunnen vindendat ware beter en afdoender geweest dan nu, nu men een beroep doet op enkele goedwillende burgers. De heer van Es kon niet nalaten, hoewel spreker ver wachtte, dat na zijn betoog dat praatje over de arbeids- schuwheid wel uit de werelc^ zou zijn, weer een geval te noemen, waaruit zou blijken, dat die nog bestaat: iemand met 17.50 steun wilde niet voor 20.gaan werken. Wanneer een deskundige als de heer Wijkmans openlijk erkent, dat van arbeidsschuwheid in beteekenende mate absoluut geen sprake is, dan mag men hier niet suggereeren, dat die nog wel bestaat. De heer van Es heeft gisteravond nog een geval gehoord. De heer van Stralen zegt, dat de heer van Es dan nog een geval heeft uitgevonden, maar dat zijn er dan ten hoogste 2 van de zoovele, maar men kan dat toch niet als bewijs aan voeren voor de arbeidsschuwheid onder de werkloozen. Waarop het geval van dat rijke stucadoorsgezin, was gebaseerd, heeft spreker ook niet begrepen. Allereerst zou spreker gaanre vernemen, niet hier in het openbaar, maar na afloop van de zitting, welk gezin dat betreft; spreker zou voor de aardig heid wel eens precies willen weten, waar dat gezin, vader en 4 zoons, allen stucadoor, in de stad bestaat. Maar daarvan afgezien, wat zegt dit dan nog? De heer van Es heeft willen betoogen, dat niet iedereen, die werkloos is, dadelijk voor steun in aanmerking komt. Hij heeft verteld van een gezin, dat door werkloosheid getroffen, geen geid wilde hebben, omdat het op eigen wieken wilde blijven drijven. Spreker vindt dat volkomen begrijpelijk. Als het waar is, dat een gezin gedurende geruimen tijd 150.inkomen per week heeft gehad, dan spreekt het toch vanzelf, dat een beroep op de gemeentekas in de eerste de beste week, dat men werkloos is geworden, niet opgaat. Men mag zich dan evenmin tot een particulier comité wenden. De sociaal-democraten hebben nimmer gezegd, dat dit wel zou mogen gebeuren; het is toch niet de bedoeling van de S. D. A. P. om geld weg te geven aan hen, die het niet noodig hebben! De heer van Es heeft dus met het geval van dat stucadoorsgezin niets bewezen. Om legendevorming te voorkomen wil spreker nog iets zeggen over een uitlating, van spreker in eerste instantie. In het „Leidscli Dagbladstond, dat spreker zou hebben gezegd in antwoord op een interruptie van den heer Knuttel, dat de ongeorganiseerde arbeiders minder eergevoel zouden hebben dan de georganiseerde. Men moet dit goed begrijpen. Als vakvereenigingsman gevoelt spreker zich meer aan getrokken tot de menschen, die zich hebben georganiseerd, en welbewust heeft spreker dan ook gezegd, dat er bij de georganiseerden meer gevoel van eigenwaarde is te consta- teeren dan bij de ongeorganiseerden. Spreker meent, dat de heer Knuttel er ook zoo over denken moet; spreker kan zich tenminste niet voorstellen, dat de heer Knuttel heil ver wacht van ongeorganiseerden. Ook de heer Knuttel zal in organisatie een krachtig strijdmiddel moeten zien en dus moet ook hij meer eigenwaarde toekennen aan de menschen, die hebben begrepen, dat zij zich moeten organiseei'en, dan aan degenen, die dit niet doen en weigeren contributie te betalen. In dit verband heeft spreker dus gezegd, dat er bij de georganiseerden meer eigenwaarde bestaat, maar dit beteekent niet, dat de S. D. A. P. zich van de on georganiseerden niets wil aantrekken. Integendeel, het voor stel van mevrouw Braggaarde Does en spreker om Maat schappelijk Hulpbetoon op te heffen en deze steunverleening over te brengen naar Burgemeester en Wethouders, is in gegeven juist hierdoor, dat de ongeorganiseerden te weinig worden ondersteund. Het is niet precies, zooals de heer Eomijn zegt, dat vroeger de uitkeering aan de georganiseerden via de organisaties geschiedde, maar dat men daarvan heeft afgezien om de daaraan verbonden administratieve bezwaren. In 1922 moesten alle werkloozen zich wenden tot het Armbestuur; op aan drang van de organisatiebesturen en ook uit den Raad is besloten, den steun aan hen te doen geschieden via de be sturen der organisaties; dat ontmoette geen bezwaren bij het Burgerlijk Armbestuur; dat is alleen opgeheven, niet omdat men, zooals de heer Romijn wil suggereeren, inzag dat dit niet goed ging, maar omdat op voorstel van den heer Heems kerk en spreker na jarenlange actie der sociaal-democraten, een speciale commissie tot ondersteuning van georganiseerden in het leven geroepen is; dat beteekent echter niet, dat er bezwaren waren tegen de toen geldende regeling. Bovendien geldt dit nu voor veel minder personen, n.l. alleen voor hen, die na een jaar werkloosheid van den steun afgevoerd en naar Maatschappelijk Hulpbetoon worden verwezen. Er blijft alles voor te zeggen om dien menschen, die wekelijks met hun bestuur in aanraking moeten komen, dien steun van Maatschappelijk Hulpbetoon via hun organisatie te doen toekomen. Spreker verheugt zich zeer, dat het College teruggenomen heeft, uit zijn voorstel tot het geven van een Kerstuitkeering, de zinsnede met betrekking tot de toestemming van den Minister; dat bewijst immers, dat het heeft ingezien, dat het toch wel wat ver gaat, dat Leiden, door geen enkelen maat regel daartoe gedwongen, zonder dat het Rijk zelfs een cent

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 17