DONDERDAG 10 DECEMBER 1981. 519 spreker acht het niet gemotiveerd, dat dan speciaal wordt gewezen op de straatbelasting. Bij de instelling der straat belasting was te voorzien, dat die waarschijnlijk op de huurders zou worden verhaald, maar daarbij is onmiddellijk de ver wachting uitgesproken, dat, daar dit niet bij de verordening- was voorgeschreven, de verhuurders daarin vrijibleven, ver schillende daarvan dat niet zouden doen. Spreker acht het alleszins verklaarbaar, dat vele verhuurders deze belasting op de huurders verhalen, omdat zij moeten zorgen voor een kloppende begrooting en hun rechtmatige winst, maar spreker acht het niet juist, dat dit regel is, zonder uitzondering, en dat door het gemeentebestuur de indruk wordt bevestigd, alsof dit regel is, door te bepalen, dat bij de verhuringen, waarbij de gemeente iets te zeggen heeft, direct of indirect, bij de bouwvereenigingen, die rekening en verantwoording aan het College moeten afleggen, en bij de gemeentewoningen, waarover de gemeente toch ook veel zeggenschap heeft dit per se op de huurders moet worden verhaald. Spreker acht dit op zich zelf te betreuren, vooral ook omdat het naar buiten den indruk maakt alsof het zoo behoort, alsof het een dwaas heid zou zijn, het niet te doen. Spreker kan zich volkomen aansluiten bij den heer Kuipers, dat het gewenscht is, dat er bij de gemeente geen personeel in lossen dienst is, tenzij voor tijdelijke werkzaamheden; iemand mag niet op arbeidscontract aangenomen worden, tenzij voor werkzaamheden, die slechts eenigen tijd zullen duren; algemeene regel moet zijn, dat iemand na enkele jaren ook een vaste aanstelling in gemeentedienst krijgt. Wat betreft de Kerstgave aan werkloozen is spreker gerust gezien het feit, dat deze in verschillende andere gemeenten ook wordt gegeven, koestert spreker geen vrees dat deze in Leiden niet zal kunnen worden uitgekeerd. De Voorzitter wil den heer Wilmer even onderbreken, omdat hij de discussie in dit opzicht kan bekorten. Na ge houden overleg kunnen Burgemeester en Wethouders de aangevochten zinsnede terugnemen en wijzigen zij derhalve hun voorstel betreffende de Kerstgave in dien zin, dat daaruit vervallen de woorden „indien een en ander bij den Minister van Binnenlandsehe Zaken en Landbouw geen bezwaar ontmoet." De heer Wilmer dankt den Voorzitter voor deze toezegging spreker had zich omtrent deze quaestie willen aansluiten bij die leden, die de schrapping hadden bepleit. De heer van Eek heeft gezegd, dat de sociaal-democraten alleen voorstellen doen, die zij ook zouden doen, wanneer zij de macht in handen zouden hebben. Dit kan van enkele voorstellen waar zijn, maar van alle tezamen kan dit zeker niet worden gezegd. Spreker gelooft er niets van, dat de S. D. A. P., wanneer zij deel uit zou maken van het College van Burgemeester en Wethouders en het aantal wethouders zetels zou hebben, dat zij wenscht, met deze voorstellen zouden zijn gekomen, nu door de sociaal-democratische fractie ingediend. Deze voorstellen tezamen zijn niet te betalen, ook al zou men de opcenten op de vermogensbelasting verhoogen. Het staat vast, dat wanneer de sociaal-democraten en Burge meester en Wethouders mede verantwoordelijkheid zouden dragen voor het beleid, deze voorstellen niet zouden zijn ingediend. De heer van Stralen zegt, dat door de antwoorden van de Wethouders de laatste hoop der sociaal-demoeraten, dat Burgemeester en Wethouders alsnog bereid zouden zijn de werkverruiming met kracht ter hand te nemen, de bodem is ingeslagen. Spreker wil niet zeggen, dat van de zijde van Burgemeester en Wethouders zou zijn beweerd, dat er zou zijn een soort paniekstemming als gevolg waarvan alles zou moeten worden stopgezet. Toch heeft spreker na de rede voeringen van de Wethouders, in het bijzonder van den Wethouder van Financiën den indruk gekregen, dat het vrij stellig dien kant op zal gaan. Men heeft nu de zekerheid, dat er van het veemarktplan niets zal komenhet uitbreidings plan, waarover niet is gesproken, zal wel hetzelfde lot onder gaan; men zal daarvan voorloopig wel niets hooren. De Wethouder schudt wel van neenmaar de mededeelingen van Burgemeester en Wethouders hebben den raad toch niet optimistisch kunnen maken. Spreker stelt zich er althans heel weinig van voor. Hoogst waarschijnlijk zal er ook wel geen voorstel van het College komen, ook al is het praeadvies op het voorstel-Bosman bijna klaar, om over te gaan tot den aanleg van sport- en speelvelden. De Voorzitter heeft reeds gezegd, dat het voorloopig om financiëele redenen wel niet zal kunnen worden uitgevoerd, tenzij er een inkomsten-post tegenover zou staan. Uit de verhuring van die sportterreinen zou toch een tamelijke bate in de gemeentekas kunnen vloeien; over het algemeen levert de exploitatie van een sportterrein nogal wat winst opwaar tegenwoordig de voetbalwedstrijden meestal in een andere gemeente plaats hebben, zou bovendien de opbrengst van de belastingen zeker stijgen, wanneer daarvoor in die gemeente zelf een goed gelegen terrein beschikbaar was. Spreker heeft begrepen, dat zelfs de demping van het Leven daal ook voorloopig niet zal worden uitgevoerdde Wethouder van Fabricage liet dit niet zoo duidelijk blijken als die van Finaneiën, maar spreker heeft uit al hetgeen door het College is gezegd wel begrepen, dat op dit oogenblik, in deze om standigheden, de Wethouder van Financiën de baas is in het College en dat de andere Wethouders zich naar zijn be velen hebben te gedragenvan al die goede voornemens zal dus niet heel veel terecht komenvooral ten aanzien van de demping van het Levendaal is dat zeer teleurstellend. Volgens den heer Goslinga zou door de medewerking der sociaal-democraten aan de belastingverlaging het Levendaal niet kunnen worden gedempt; de Wethouder, die een handig debater is, was hier toch wat al te handig; het is toch wel wat ver gaand, om te zeggen, dat het de sociaal-democraten zijn, die demping van het Levendaal hebben tegengehouden zelfs zou volgens den heer Goslinga, wanneer de sociaal democraten die belastingbron niet hadden afgesneden, het Levendaal al gedempt zijn. De heer Goslinga heeft gezegd: dan had hij er nu het geld voor. Het plan is nn klaar. De heer van Stralen zegt dat, toen die belastingverlaging aan de orde kwam, het College helaas niet zoo'n warm voor stander was van demping van het Levendaaldie zaak is uit en ter na verschoven naar het uitbreidingsplan; pas na langdurig en sterk aandringen van de sociaal-democraten is eindelijk toegezegd, dat ook los van het uitbreidingsplan door Gemeentewerken een voorstel zou worden klaargemaakt tot demping. De heer Splinter zegt, dat de heer van Stralen dat mis heefthet is niet verschoven naar het uitbreidingsplan, maar naar het rioleeringsplandaarmede stond het in verband. De heer van Stralen zegt, dat het voor zijn fraetie, die al 8 jaar of langer geijverd heeft voor demping van het stinkende Levendaal, en voor de gezinnen, die gedoemd zijn daar te wonen, wel zeer teleurstellend is, dat er nu op grond van financiëele overwegingen van dat plan, dat isöer nabij achtte, waarvan de Wethouder zeide, dat hij er de volgende keer mee zou komen, dat toen nog hij Fabricage was, niets zal komen. De Wethouder heeft gesproken over een paniekstemming, maar het kweekt juist paniekstemming als men dergelijke dingen, die op het punt staan om te worden uitgevoerd, nu afwijst en voor onbepaalden tijd uitstelt. Burgemeester en Wethouders zijn er altijd zoo prat op gegaan, dat zij op het gebied van de werkverruiming zoo ijverig waren, maar men heeft nu het bewijs gekregen dat dit. nn afgeloopen is, want behoudens enkele kleinere werken, door den Wethouder genoemd, waarvan het meerendeel uitgevoerd moet worden, heeft men den eersten tijd geen voorstellen van eenigszins belangrijke strekking op dit gebied te verwachten. Het is goed dat men dit nu weet, maar hij zou gaarne willen, dat Burgemeester en Wethouders tevens erkenden, dat zij nu voor de bestrijding van de werkloosheid ook niets meer doen. Het spreekt immers vanzelf, dat als deze werken, die zoo belangrijk zijn, en waaraan zoo groote behoefte is, om finan ciëele redenen worden afgelast, daarnaast ook vaststaat, dat welbewust de werkloosheidsbestrijding wordt stopgezet. De heer Goslinga zegt, dat volgens den heer van Stralen het College nooit iets gedaan heeft. De heer van Stralen herinnert er aan, dat hij begonnen is met te zeggen, dat, naar hij geloofde, Burgemeester en Wet houders van goeden wille zijn. Dit vertrouwen heeft nu een deuk gekregen. Men heeft zich nog op Amsterdam beroepen in verband met sprekers aandrang, dat de gemeente zou doorgaan met de werkverruiming, en men heeft spreker voor gelegd wat Wethouder de Miranda daarover heeft gezegd. In Amsterdam, waar op het gebied van de werkverruiming reeds zooveel is gedaan en waaraan reeds zooveel geld is besteed, is men door de financiën gedwongen op dat gebied eenige zuinigheid te betrachten, maar daarnaast staat dat buiten hetgeen wordt nagelaten nog zooveel gebeurt, dat er voor den Leidschen Wethouder van Fabricage geen aan leiding bestaat zich op Amsterdam te beroepen; hier in Leiden beteekent het eigenlijk het stopzetten van alle belang rijke werken. Het is wel moeilijk van het betoog van den heer Komijn iets te zeggen, want inderdaad is de begrootingsrede van den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 15