DONDERDAG 10
DECEMBER 1931.
515
geweest, omdat deze een naïeve optimist is, die er allerlei
persoonlijke ideeën op na houdt, maar de lijn van zijn partij
noch verdedigt, noch aanvalt. De heer van Eek geeft eenige
persoonlijk inzichten ten beste, die overigens tamelijk in de
lucht hangen, maar hij spreekt niet over de hoofdzaken,
waar het in feite om gaat.
Spreker komt dan tot de debatquaestie en moet eerst even
recht zetten hetgeen de heer Yallentgoed hem in de schoenen
heeft geschoven, n.l. dat aan spreker debat zou zijn geweigerd,
omdat hij tegen iemand „schurk" zou hebben gezegd. Inder
daad is hem daarvoor eenige keeren het debat geweigerd,
maar daarna heeft spreker toch verschillende keeren gelegen
heid gehad om te debatteeren.
De heer van Eek heeft echter duidelijk te kennen gegeven,
dat hij niets meer voor een debat gevoelt; er was evenwel
eens een tijd, dat de heer van Eek zeide: als er hier geen ge
legenheid meer is om te debatteeren, dan zal ik hier niet meer
als voorzitter fungeeren. Spreker neemt hiervan goed nota;
de S. D. A. P. ziet dus geen heil meer in het debat maar
dan geeft spreker de verzekering, dat hij en de zijnen die
taak zullen overnemen. De schildering van het debat
Schmidtde Visser was volgens spreker ook geheel onjuist;
er zijn zeer veel arbeiders, die op een tweesprong staan
tusschen de sociaal-democraten en de communisten; dezen
stellen op dat debat zeer veel prijs.
Spreker noemt het standpunt van den heer van Eek dat
van de partijen van het behoudtoen de partij van den heer
van Eek zich nog ontwikkelde, heeft men wel altijd het debat
geëischt en op prijs gesteld. Ten aanzien van wat de heer
van Eek heeft gezegd over den achteruitgang van de sociaal-
demoeraten, als volgens hem de communisten ook wel eens
zijn achteruitgegaan, dan is dat geheel iets anders. Het
communisme is begonnen als een strooming, die in zekeren
zin nieuw was. Er vloeiden allerlei elementen toe, die zich
van hun toetreding niet voldoend rekenschap gaven, en juist
die elementen zijn weer afgevloeid.
Spreker geeft toe, dat men in het communisme scheuringen
heeft moeten overwinnen, omdat er personen waren, die zich
niet aan de discipline konden onderwerpen maar bij de
S. D. A. P. vloeien de menschen af door de groote teleur
stelling, die zij er ondervinden. Uit de redeneering van den
heer van Eek, dat de achteruitgang bij de sociaal-democraten
verband houdt met de crisis, concludeert spreker, dat volgens
dezen een herstel zal volgen als de crisis is overwonnen; de
heer van Eek rekent dus weer op een nieuwen opbloei van
het kapitalisme, en hij geeft toe, dat het lot van de S. D. A. P.
op en neer gaat met de ups en downs van liet kapitalisme.
Niet omgekeerd, zooals de heer Verweij zegt: gaat het kapita
lisme achteruit, dan gaat ook de sociaal-democratie achteruit
de cijfers wijzen dat uit; dat zijn de feiten. De sociaal-demo
cratische arbeiders in Duitschland walgen b.v. van het geweld
van de noodverordeningen, tegen de revolutionnaire arbeiders
gericht en komen nooit meer bij de sociaal-democratie terug;
dat deze de jeugd verloren heeft, is in elk geval niet te be
twisten.
Ook oefende de heer van Eek critiek, dat de communisten
zoo weinig menschen tellen hier; hij bracht daarbij dien
wereldstrijd, en dat is voor een internationalist toch zeer
verkeerd, terug tot lokale verhoudingen en dan blijft daarvan
natuurlijk niets over. Bovendien is de taak der communisten
om den sociaal-democratischen arbeiders te leeren, dat hun
vertrouwen misplaatst is en dat de S. D. A. P. geen uitweg
heeft of wil; spreker vertrouwt daarin spoediger en sterker
vooruitgang te zullen hebben dan de heer van Eek vermoedt.
Inderdaad is het een novum, dat sprekers partijgenooten
op elkaar hebben gestemd bij een wethouders verkiezing.
Het is altijd het dialectische standpunt geweest, dat spreker
vroeger altijd door sociaal-democraten heeft hooren ver
dedigen en zelf als sociaal-democraat ook heeft verdedigd,
dat bij veranderde omstandigheden ook de tactiek moet ver
anderen. Het nieuwe gezichtspunt nu is, dat de communisten
het hun plicht achten, in den doodsstrijd van het kapitalisme
aldus hun bereidwilligheid te demonstreeren, om de leiding
over te nemenzij zijn echter natuurlijk alleen tot aanvaarding-
van wethouderszetels bereid op hun programma. Spreker
geeft den heer Schüller nu toe, dat dat niet bij de verkiezing-
gezegd is, omdat die afspraak eerst na de verkiezingen gemaakt
is, maar in sprekers partij is daartegen geen enkel bezwaar
gemaakttenslotte is het ook een quaestie van meer of minder
formeelen aard, omdat de mogelijkheid, dat ergens op dit
programma wethouderszetels zouden worden aangeboden,
volkomen uitgesloten is.
Ten aanzien van de tactiek heeft de heer van Eek spreker
het sterkst aangepakt, n.l. ten aanzien van den burgeroorlog.
Maar waarop draait het tenslotte neer? De heer van Eek
zelf zeide: botsingen zullen tenslotte misschien niet te ver
mijden zijn en het is een dwaze voorstelling, alsof spreker
die zoo gaarne zou willen. Wat denkt de sociaal-democratische
partij te doen, als morgen Hitler naar de.macht grijpt? Laat
zij dat dan maar gaan? Spreker vreest van wel, maar de heer
van Eek zal daarover wel niet zoo denken en dan komt het
geheele verschil tusschen den heer van Eek en spreker hierop
neer, dat spreker wil, dat de arbeiders bijtijds voorbereid
zijn op die noodzakelijkheid en dat de heer van Eek daarvoor
niet het minste doet, zoodat de burgeroorlog dan de arbeiders
in zoodanigen toestand overvalt, dat zij worden neergeslagen.
De heer Vallentgoed verzoekt den heer Knuttel nu iets
te zeggen over de botsingen in Duitschland tusschen commu
nisten en nationaal-socialisten.
De heer Knuttel gevoelt daartoe niet de minste roeping,
want hij behoeft de handelingen van Hitier niet te verdedigen.
Volgens den heer van Eek brengt dictatuur niet anders dan
teleurstellingen; in Rusland is dit voor de arbeiders echter
niet het geval.
Spreker heeft voor het eerst gehoord, dat de heer van Eek
in zekeren zin wel bewondering heeft voor Rusland. In
„Het Volkis daarvan tot nog toe echter niet gebleken.
Allerlei lasterpraatjes hebben geregeld in „Het Volkafzet
gevonden; menschen als de heer Polak kunnen fulmineeren
zoo hard ze willen, maar de arbeiders komen met hoopen naar
„He TribuneMenschen als Albarda, Schaper, Polak enz.
weten niet anders dan met smaad over Rusland te spreken
spreker wil den heeren wat betreft de z.g. onvrijheid wel
zeggen, dat alle arbeiders, ook de sociaal-democratische, er
vrij mogen rondloopen en alles mogen zien. Allen, die er de
toestanden hebben onderzocht, komen enthousiast terug.
Het feit, dat in Rusland de werkloosheid is overwonnen,
is voor de arbeiders hier een fascineerend begrip.
De heer van Eecke zegt, dat Stalin heeft medegedeeld,
dat in Rusland ook werkloosheid mogelijk is.
De heer Knuttel weet natuurlijk niet, welke woorden
van Stalin hier uit hun verband zijn gerukt. Vroeger heeft
de mogelijkheid van werkloosheid natuurlijk wel bestaan,
toen men nog niet over voldoende fabrieken beschikte; de
productiemiddelen waren toen nog te beperkt; nu er geen
gebrek is aan die productiemiddelen, is er zelfs een tekort
aan arbeiders en werkloosheid is niet meer mogelijk. Rationali
satie in Rusland beteekent verkorting van arbeidstijd.
Overproductie is niet mogelijk; zou er te veel komen van
een bepaald product, dan wordt de arbeidstijd verkort.
Wat betreft hetgeen is opgemerkt door den heer van Eek
naar aanleiding van de sociaal-democratische beweging en
den strijd om den geest, diep gaat dat zeker niet, want de
wetenschappelijke socialisten worden door de S. D. A. P.
in een hoek getrapt.
Bovendien vordert die strijd toch wel zeer langzaam; als
men ziet de winst, die is gemaakt in de Kamer, dan kan het
nog wel honderd jaar duren, voor de S. D. A. P. iets bereikt,
maar volgens de eigen woorden van den heer van Eek verliest
de 8. D. A. P. in een crisis door de wanhoopsstemming hetgeen
in jaren is gewonnen. De strijd om den geest is heel aardig,
maar de communisten voeren dien ook; zonder den mensche-
lijken geest komt geen menschelijke handeling tot stand,
maar de strijd om den geest geschiedt door daden; monde
linge en schriftelijke propaganda kan daarbij slechts een hulp
middel zijn en slechts aanvullend werken. Het is een illusie
als de heer van Eek meent, dat door propaganda alleen de
meerderheid van de bevolking aan zijn zijde zal komen, en
als hij droomt, dat iedere Christen, die een beetje ontevreden
is, zal overloopen. Het verschil tusschen den heer van Eek
en de linker vleugel van de Christelijke partijen is zoo gering,
dat het voor die menschen niet meer de moeite waard is
die stap naar de S. D. A. P. te doen.
Onlangs heeft men nog een communistische organisatie
kunnen stichten in een zuiver roomsche plaats, Huissen bij
Arnhem. De S. D. A. P. gaat echter op zijde voor alles, omdat
zij de revolutie en alles, wat het voortbestaan van het kapita
lisme bedreigt, vreest. Dit dwingt de sociaal-democraten om
aandeel te nemen in elk optreden tegen de revolutionnaire
arbeiders in actie, zooals b.v. bij de houtstaking in Zaandam.
Zoo heeft Engeland eiken opstand in India op de wreedste
wijze onderdrukt, ook onder de arbeidersregeeringin Duitsch
land had men het optreden van sociaal-democratische
Ministers en Commissarissen van Politie tegen de revolutie;
zoo werden de sociaal-democraten in Duitschland, uit vrees
voor botsingen en voor den strijd, gedwongen een volkomen
dictatuur van de Brüning-regeering te aanvaarden uit vrees
voor de dictatuur-Hitier; wanneer deze op 100 staat als
onderdrukker van de arbeiders, dan staat Brüning op 90;
dien houden de sociaal-democraten voortdurend in stand en
zij maken het hem mogelijk de arbeiders tot het bloed uit
te buiten en neer te drukken tot het laagst mogelijke peil
van ellende. Bovendien moeten de sociaal-democraten daar
door den economischen strijd der arbeiders remmen; overal