514 DONDEBDAG 10 DEOEMBEE 1931 heeft, maar altijd volkomen de lijn van het Leninisme gevolgd heeft en daardoor het volste vertrouwen van de partij en van de Internationale geniet. Nu vraagt men overal, of het niet mogelijk is, het vijfjarenplan na te volgen, maar dat kan natuurlijk niet, omdat dit alleen hij socialistische productie wijze mogelijk is. Wat spreker over Eusland zegt, is volstrekt niet een speciaal communistisch standpuntde groote liberale bladen, voorzoover zij belang hebben, de waarheid te weten, erkennen al hetgeen spreker hier aangevoerd heeft als vol komen juist. Onlangs las spreker in de Nieuwe Eotterdamsche Courant een beoordeeling van boeken over Eusland, waarbij b.v. aan Kautsky verweten werd, dat het belachelijk was een boek over Eusland te schrijven, als men er niets van weet, terwijl volkomen erkend werd, dat het boek van Hindus een juiste beschrijving gaf. De heer Wilbrink kwam met verhalen van een handvol Duitsche arbeiders, die zich niet konden aanpassen, maar hij ziet daartegenover niet de vele duizenden, die uit alle landen naar Eusland stroomen om daar werk en vrijheid te vinden. De Finsche grenzen moeten voortdurend bewaakt worden, omdat de Finsche Eegeering dat niet wil. In Polen wordt men doodgeschoten, als men de grens tracht te overschrijden; de Eussen, die onder het czaristisch regime naar Amerika zijn uitgeweken, komen in grooten getale terug. Dat zou iets voor de werkloozen hier kunnen zijn, als de Eegeering het niet onmogelijk maakte door te weigeren, de Bussische regeering te erkennen; zij kunnen reisgeld krijgen, zegt de heer Goslinga, maar geen pas en zij kunnen niet aan genomen worden, omdat er hier geen Eussisch gezantschap en handelsdelegatie zijn; men moet zich nu naar Berlijn begeven; toch doen velen, vooral veel Hollandsche bouw kundige technici, moeite daarvoor. De verstekelingen op houtschepen waren crimineele ge vangenen, veroordeeld resp. wegens roofmoord, meermalen gepleegde verkrachting en verduistering; door de groote vrijheid, die men in Eusland in de gevangenis geniet, hebben zij kunnen vluchtende tramdelegatie heeft b.v. geconstateerd, dat alle cellen openstonden en dat de menschen niet opgesloten zijn; de directeur was trouwens zelf een politiek gevangene. De heer Wilbrink beroept zich op zulke menschen, in plaats van op de beste kenners van de toestanden daar, als de Iersche journalist Dillon b.v., die 20 jaar zelf in Eusland heeft gewoond, bij de revolutie het grootste deel van zijn vermogen heeft verloren, doch vol bewondering was, toen hij verleden jaar Eusland weer bezocht, blijkens zijn uitvoerig verslag in Wetenschappelijke Bladen. Laat de heer Wilbrink liever lezen het boek van den niet-communist Hindus; dan weet hij wat er gaande is. De heer Goslinga sprak over staatskapitalismeop het oogenblik is men jn Eusland nog in het stadium van het staatssocialisme; bij de productie staat n.l. voorop voorziening- in de behoeften der gemeenschap en niet het maken van winst slechts een klein overschot wordt voor export bestemd, om verdere uitbreiding der industrie mogelijk te maken. De heer Goslinga sprak in dit verband van „staatsslaven". Spreker zou echter den heeren willen vragen zich eens wat meer te verdiepen in de menschelijke psychologie. Weet men dan niet, wat de geschiedenis vertelt van den slavenarbeid? Deze is de duurste, die er bestaat. Meent men nu, dat de fabelachtige ontplooiing van de productie is Eusland mogelijk zou zijn geweest door middel van slaven of met een slaafschen geest? Bovendien: wie zouden de slavendrijvers moeten zijn; de eene arbeider tegenover den anderen? De heer van Eecke zegt, dat daarvoor de mitrailleurs dienen. De heer Knuttel kan niet aannemen, dat de heer van Eecke, die toch een gestudeerd man is, deze bakerpraatjes kan gelooven. De heer van Eecke moet eens het verslag lezen van de Hollandsche arbeidersdelegatie. De heer van Eecke: Natuurlijk alleen van hetgeen zij hebben mogen zien! De heer Knuttel zegt, dat als groote fabrieken van 20.000 en meer arbeiders behooren tot de dingen, die wel gezien mogen worden, die mitrailleurs zeker staan in fabrieken met 3 man personeel. Alles heeft men mogen bezien, en die praatjes van de mitrailleurs zijn groote onzin. De dictatuur van het proletariaat, van de communistische partij, die daar uitstekend is georganiseerd, heeft met slavernij niets te maken. De heer van Eecke vraagt, hoe de heer Knuttel dat nu alleen weet. De heer Knuttel zegt, dat ieder, die zich onpartijdig op de hoogte wil stellen, dat weten kan. Niemand, die ook maar een naam te verliezen heeft, in welken kring ook, is met verhalen teruggekomen, zooals de heer van Eecke ze op- discht. Alleen anonymi vertellen dat. De heer van Eecke vraagt, waar al zijn collega's dan zijn gebleven. De heer Knuttel antwoordt, dat deze ten deele zijn uit geweken naar Praag of Parijs. Er zijn er natuurlijk, die weigeren te werken, maar het overgroote deel heeft zich volkomen aangepast aan den nieuwen toestand en werkt opgewekt mede. De heer van Eecke: Of is dood! De heer Knuttel zegt, dat dit een ondergeschikt gedeelte is. Wat in Eusland bereikt wordt, is cultureele en maat schappelijk zuivering, ook van het sexueele leven. De heer van Eecke vraagt of de heer Knuttel dan de natuur geheel uitschakelt? Is er dan niets, dat boven den mensch uitgaat? De heer Knuttel zal daarover niet uitweiden. Spreker moet den heer Vallentgoed de eer geven, dat hij het debat op het laagst denkbare peil heeft gebracht. De heer Vallentgoed noemde hier een blaadje, waaraan degenen, die het ongeregeld doen verschijnen, een naam gegeven hebben, waarin het woord communist voorkomt, omdat het anders nergens belangstelling vindt; nu wordt het wel eens gekocht, omdat men denkt, dat het van sprekers partij is. Daarin wordt een boel malligheid en klinkklare nonsens over Eusland geschreven, alsof dat van de commu nisten afkomstig is. Wat zou de heer Vallentgoed zeggen, als spreker Hitier eens aanhaalde in zijn oordeel over de S. D. A. P. als partijgenoot, omdat hij nationaal-socialist is? Die man is geen communist en heeft met de communisten niets te maken en heeft niemand achter zich; wat doet dat er dan toe? Volgens den heer Vallentgoed gaan de communisten elkaar met stoelpooten te lijf. Spreker vermoedt, dat de heer Vallent goed 2 personen bedoelt, waarvan de een communist zal geweest zijn en de ander waarschijnlijk geheel iets anders. Er zullen ook wel eens S. D. A. P.-ers elkaar te lijf-gaan; dat komt in de beste families voor. Maar wat geeft dat nu? In elk geval is de Communistische Partij, zooals zij thans is, buitengewoon eensgezind. Nu zegt de heer Vallentgoed, dat is buitengewoon typeerend, dat hij, in tegenstelling tot spreker, zelfs zijn felste tegen standers waardeert; dat is voor spreker juist een bewijs, hoe alle besef van klassenstrijd bij de sociaal-democratie ontbreektspreker kent niet alle raadsleden in hart en nieren, maar denkt wel eensdie eene is een beroerling en die ander is wel een geschikte baas, maar in hun daden als raadsleden zijn zij allen sprekers tegenstandersspreker kan den een wel eens grappig vinden, maar hij zal nooit zeggen, dat hij dank baar is voor wat deze doet; wat zij doen is om de macht van het kapitalisme over de arbeiders in stand te houden en dat waardeert spreker nietwie dat waardeert is geen klassestrijder. De heer Vallentgoed vraagt, of de heer Knuttel dan geen waardeering heeft voor een lid als persoon, niet als tegen stander, als hij rechtvaardig en strikt eerlijk zijn wërk doet. De heer Knuttel heeft ook dan geen waardeering voor hem, omdat de vraag, of een Voorzitter dat doet en of er van lioogerhand een Voorzitter geplaatst wordt, die dat doet, eenvoudig een quaestie van machtsverhoudingen en tactiek in den klassenstrijd is en daardoor wordt beheerscht. Anders zou men tot de conclusie moeten komen, dat er in landen als Nederlandsch-Indië en Joego-glavië héelemaal geen fatsoenlijke menschen leefden, wat toch niet het geval is. De heer Vallentgoed zegt, dat over quaesties van smaak niet te twisten valt. De heer Knuttel zegt, dat dit geen quaestie van smaak is. De heer Vallentgoed had het over het geesteszwaard, waarmede men moet strijden, maar hij mag dat wel eens laten slijpen. Volgens hem was het socialisme een weten schappelijk stelsel, want Quack had een boek in zooveel deelen geschreven. Dat boek beschrijft voor een zeer groot deel ook socialisten, die absoluut niet wetenschappelijk zijn. De heer Vallentgoed schijnt zijn wetenschap verder bij Quack op te doen, maar van Marx en Engels en hun be schouwingen over klassenstrijd heeft hij heelemaal geen kaas gegeten. Als de heer Vallentgoed hier voor het socialisme wil strijden, laat hij dan, waar hij altijd tusschen de boeken gezeten heeft en dus toch ook wel boeken lezen kan, naar spreker vertrouwt, ook eens lezen een boek, dat over de hoofd zaken van het socialisme handelt. Met den heer van Eek is het altijd moeilijk debatteeren

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 10