DINSDAG 8 DECEMBER 1931.
467
en zij hebben door het stellen van voorwaarden er voor zorg
gedragen, dat, als een aanvullende steun door dat Comité aan
in nood verkeerende personen zal worden verstrekt, dit op
zoodanige wijze zal geschieden, dat elk karakter van bedeeling
of armenzorg daaraan vreemd zal zijn, althans voor zoover de
georganiseerde arbeiders betreft.
De heer Knuttel: Voor de anderen komt het er niet op aan
De ongeorganiseerden zijn vogelvrij
De heer van Stralen zegt, dat de ongeorganiseerde arbei
ders niet zulk een verantwoordelijkheidsgevoel hebben als de
georganiseerde arbeiders tooneriDeze hebben meer gevoel van
eigenwaarde dan de ongeorganiseerden en komen daarom in
aanmerking om geholpen te worden op een zoodanige wijze,
dt zij in hun gevoelens niet worden gekwetst.
De heer Knuttel: En de geroyeerden
De heer van Stralen weet daar niet van. Daarom zal
spreker in de eerste plaats over de georganiseerden spreken en
moet spreker den eisch stellen dat de georganiseerden via hun
organisatie worden geholpen.
De heer Knuttel: Verdeel en heersch.
De heer van Stralen wijst er op, dat de onderhandelingen,
gevoerd tusschen zijn partijgenooten en den Voorzitter van
het Nationaal Steuncomité er toe hebben geleid, dat de voor
waarden, door hen gesteld, volledig zijn ingewilligd, zoodat
het verstrekken van hulp aan de georganiseerde arbeiders niet
zal geschieden in den vorm van liefdadigheid. Wanneer de
moderne arbeiders er niet krachtig op hadden aangedrongen,
dat deze vorm van steun vrij zou zijn van elk karakter van
bedeeling, had het gevaar bestaan, dat men in de richting van
bedeeling was gegaan. Men denke slechts aan de oorlogsjaren.
De philanthropic voelt niet het onderscheid tusschen onge
organiseerde en georganiseerde arbeiders en zij acht het niet
noodzakelijk of gewenscht, dat de georganiseerde arbeiders
worden geholpen via hun eigen organisatie.
De heer Wilmer: Bij ons gebeurt het al jarenlang via de
organisaties, net zooals U wenscht.
De heer van Stralen zegt, niet over de organisaties te
spreken, doch over het Nationaal Steuncomité. Dat sociaal
democraten in dat Comité zitting hebben genomen, vindt zijn
oorzaak in het feit, dat alle eischen van de arbeidersorganisa
ties waren afgewezen, in de Kamer en elders. Toen door de
schuld en de slappe houding van de Christelijke en Katholieke
arbeidersvertegenwoordigers in de Kamer, die door dik en dun
de Regeering zijn gevolgd en de maatregelen, waarvan zij
eerst in de pers en op vergaderingen de noodzakelijkheid had
den betoogd voor de arbeidersklasse, stuk voor stuk hebben
losgelaten
De heer Wilmer: Noemt U eens een voorbeeld van een
steunregeling in de Kamer, welke door rechts is afgestemd.
De heer Schüller: De voorstellen van van den Tempel.
De heer van Stralen zegt, dat het den heeren bekend zal
zijn, dat diverse voorstellen, door zijn partijgenooten in de
Kamer gedaan, stuk voor stuk met behulp van de Katholieke
afgevaardigden zijn van kant gemaakt.
De heer Knuttel: En het voorstel-de Visser met jullie hulp
De heer van Stralen zegt, dat dit wel een voorstel zal zijn
geweest, waaraan de noodige eer werd bewezen door hét af te
stemmen.
Wat de werkverruiming betreft, daaromtrent blijven nog
altijd meeningsverschillen bestaan tusschen het College en
spreker's fractie. Burgemeester en Wethouders wijzen in hun
antwoord, zooals gewoonlijk, verontwaardigd elke critiek van
de hand en verwijten de S. D. A. P.-fractie ongegronde klach
ten. Vanuit deze fractie is meermalen gezegd, dat bij liet
College, speciaal bij den heer Goslinga, de goede wil wel aan
wezig is, doch dit bel eekent nog niet, dat elke critiek verder
overbodig is. Wanneer het 't College niet aan goeden wil
mangelt, moet het ook zorgen het heeft daartoe voldoende
kracht dat de maatregelen, welke in verband met de groote
behoefte aan werkgelegenheid genomen moeten worden,
inderdaad tot uitvoering komen.
Telkens is tot de sociaal-democraten gezegd, dat het College
alles wat mogelijk is doet. De Raadsleden hebben dit jaar geen
millioenennota bij de begrooting ontvangen. In de memorie
van antwoord is ook geen resumé gegeven van de groote
sommen, door het Gemeentebestuur voor werkverruiming en
wat daaraan vastzit uitgegeven, maar in elk geval is het
College in dat opzicht over zichzelf tevreden. De sociaal
democratische fractie kan die tevredenheid echter niet deelen.
Als de gemeente inderdaad veel doet voor de werkverruiming,
dan moet dat toch uit een of ander blijken. Globale cijfers van
alles wat verwerkt is en van wat alles afzonderlijk kost zijn
niet de meest juiste maatstaf om na te gaan, wat nu eigenlijk
aan de werkverruiming ten koste is gelegd. Daarvoor is een
betere maatstaf, n.I. het aantal arbeiders, dat tengevolge van
uitvoering van verschillende werken door de gemeente aan het
werk is gekomen; dat is van het grootste belang; het gaat er
niet om, welke bedragen zijn uitgegeven; dat kan geschieden
voor technische dingen en slechts voor een klein deel arbeids
loon vertegenwoordigen. Nu is het spreker opgevallen dat,
terwijl de Wethouder er zich altijd op beroept, dat al het
mogelijke wordt gedaan om werken uit te voeren en menschen
aan het werk te stellen, in de periodiek door Gemeentewerken
uitgegeven staten het aantal arbeiders, in dienst bij aan
nemers, die werken voor de gemeente uitvoeren, toch wel heel
erg tegenvalt. Terwijl de werkgelegenheid steeds minder
wordt, en de behoefte aan nieuwe werkgelegenheid dus steeds
grooter, wordt het aantal arbeiders, in dienst bij de gemeente
of bij aannemers, van gemeentewerken, kleiner. Op 1 Augustus
j.l. waren volgens dien staat in dienst van verschillende aan
nemers van gemeentelijke werken 207 arbeiders, op 1 Novem
ber j.l. bedroeg dit aantal 53. Dit kan niet liggen aan de intrede
van den winter, want winter in dien zien heeft men nog niet
gehad.
De heer Goslinga zegt, dat het kabelleggen van de Licht
fabrieken toen was afgeloopen; daar kan men in den winter
niet aan werken.
De heer van Stralen zegt, dat dan het beëindigen van een
bepaald werk, door de gemeente uitgevoerd, tot gevolg heeft
gehad, dat er aan de overige werken der gemeente slechts
53 arbeiders werkzaam waren. Is dat nu een bevordering der
werkverruiming door de gemeente, die van invloed is op het
aantal arbeiders, die werk kunnen krijgen daardoor? Wanneer
bij de gemeente in totaal 53 arbeiders werkzaam zijn, dan kan
men toch niet spreken van een zoo buitengewoon groote
activiteit van het gemeentebestuur, waar spreker reeds dik
wijls om uitvoering van verschillende werken heeft gevraagd.
De heer Goslinga zegt, dat de heer van Stralen zeker net
een ongunstigen dag heeft genomen.
De heer van Stralen heeft dien niet uitgezocht; spreker
heeft trouwens straks nog eenige cijfers gekregen, die het
standpunt van den heer Goslinga niet versterken, eerder dat
van spreker. Die aantallen zijn niet veel meer dan op 1 Novem
ber en blijven in elk geval onder de 100; het zijn officieele
gegevens.
Het antwoord van het College op het Sectieverslag is zoo
mogelijk nog soberder dan andere jaren. Over het veemarkt-
plan wordt overleg gepleegd en het moet nu worden om
gewerkt. Spreker heeft vernomen, dat dit laatste zeer be
duidende stagnatie zal veroorzaken en dat men dus hoogst
waarschijnlijk voorloopig daarvan en vooral van de uitvoering
niet veel zal vernemen. Buitendien heeft de vorige Wethouder
van Sociale Zaken in een interview gezegd, dat de uitvoering
ervan in verband met de financiën voorloopig zal moeten
worden verschoven; als dat definitief de meening van het
College is, dan is dat wel een zeer bedenkelijke uitspraak, want
dan moeten volgens het College belangrijke gemeentelijke
werken, waaraan behoefte is, zoowel op zich zelf als ook uit
een oogpunt van werkverruiming, worden opgeschort wegens
den stand der financiënwaar anders de gemeente krachtdadig
doorgegaan zou zijn met de werkverruiming, zal dit dan nu
niet gebeuren en zullen vele arbeiders, die anders werk
hadden kunnen krijgen, nu werkloos blijven.
Reeds dikwijls is bij verschillende gelegenheden gevraagd,
hoe het precies met de demping van het Levendaal staat en
telkens hoorde men wat anders. Uit de laatste mededeelingen
blijkt wel, dat in die zaak wel schot komt, maar liet is toch wel
noodig, dat wij nu eindelijk eens precies te weten komen,
wanneer het College nu van plan is deze zaak in den Raad te
brengen. Een paar jaar geleden is toegezegd, dat de demping
zou worden voorbereid, maar de behoefte aan werk is zoo
groot, dat het van het allergrootste belang is, dat die voor
bereiding met den grootst mogelijken spoed geschiedt. Spreker
zou precies van den Wethouder willen vernemen, wanneer
z. i. een voorstel van het College tot demping van het Leven-
daal in den Raad zal komen.
Er zijn nog andere plannen in bewerking; volgens de
memorie van antwoord is binnenkort een voorstel te ver-
wachten tot straataanleg tusschen Rijnsburgerweg en Mare-
dijk, welk belangrijk werk begroot wordt op ƒ123.000.
spreker hoopt, dat het spoedig zal worden aangepakt; hoe