DINSDAG 8 DECEMBER 1931 165 Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van 7 December 1931 op Dinsdag 8 December 1931, des namiddags te 9 nnr. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. A.VANDE SANDE BAKHÜYZEN. Thans zijn afwezig de heeren Bosman, van Eek en van Es. De Voorzitter zegt, dat het hem zeer spijt, dat zoo weinig Raadsleden gevolg hebben gegeven aan zijn verzoek om het College te helpen deze begrooting zoo spoedig mogelijk te behandelen en om zoo weinig mogelijk tijd te verknoeien en dat, wanneer het College hier om 2 uur aanwezig is, slechts één dame aanwezig is. Spreker hoopt in het vervolg meer medewerking van den Raad te mogen hebben. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1932. De heer Coster behoort tot degenen, die hulde gebracht hebben aan het College voor het sluitend maken dei- be grooting; dit blijkt wel zeer juist geweest te zijn, omdat daar door gisteren de uitgifte van de leening voor de gemeente volledig geslaagd is. De heer Elkerbottt zegt, dat de moeilijke omstandigheden, waaronder deze begrooting moest samengesteld worden, ver schillende overschrijdingen tengevolge kunnen hebben. De algemeene malaise, waarvan het eind nog niet te overzien is, woekert nog steeds voort, zeer tot schade der geheele be volking. Ook in Leiden wordt dit duidelijk waargenomen; niet het minst lijden hieronder de kleine burgers, doch inzonderheid ook de arbeiders, vooral ook omdat er vaak voor hen geen werk is en zij dus geheel of gedeeltelijk werkloos rondloopen. Daarnaast heeft men den drang tot loonsverlaging, die echter, wat door vele werkgevers wordt erkend, geen meerder werk meebrengt. Toch moet men die richting uit, eensdeels omdat de banken niet de noodige credieten verstrekken, anderzijds daarbij den eisch stellen van loonsverlaging voor de arbeiders. Spreker zijn gevallen bekend, dat een werkgever 100.000. crediet noodig had voor een zeker werk, doch dit geld niet kon krijgen, tenzij men de loonen verlaagde. Voor een niet gering deel is dit te wijten aan de opstuwende kracht, uitgaande van groote pers en bankwezen; het eenige wat men van verschil lende werknemers hoort is, dat de banken hierin een groote rol spelen. Daardoor wordt liet bijna onmogelijk gemaakt het werk, dat er nog te krijgen is, af te maken, tenzij men de richting volgt, door die bankmagnaten aangewezen. Daardoor worden van de arbeiders groote offers gevraagd, te meer waar vele dingen eerder duurder dan goedkooper geworden zijn en het dus voor de arbeiders een zeer moeilijke tijd is. Bij den teruggang in het loonpeil, zooals reeds op beduidende schaal is geschied, blijven echter huishuren en andere dingen op het zelfde peil, waardoor een voortdurend tekort in die gezinnen valt waar te nemen. Waar deze menschen dus niet kunnen rondkomen, moet op andere wijze getracht worden, om eenigermate aan de behoeften daarvan tegemoet te komen. Nu zal men natuurlijk zeggen: er wordt al zooveel gedaan. Zelfs zegt oud-Burgemeester Zimmermann, dat er veel te veel naar eene zijde wordt gezien en dat de belangen van een zekere groep der bevolking meer naar voren gebracht worden dan voor een gemeentebeleid mogelijk is. Volgens de Haagsche Post van 28 November j.l. heeft de heer Zimmermann gezegd: ,,De groote uitbreiding, die aan het kiesrecht is gegeven, bekroond door de invoering van het algemeene, evenredige stemrecht heeft ten eerste velen uit een andere klasse naar den gemeenteraad doen afvaardigen, en daaronder ver- scheidenen, die voor die taak niet berekend waren, heeft ten tweede aan de partijpolitiek in de gemeentebesturen een groote plaats ingeruimd, en heeft tenslotte er toe geleid, dat in hoofd zaak het belang van slechts één klasse, die in de belastingen weinig of niet bijdroeg bij den raad gehoor vond. Het mate- rieele belang dier klasse werd allesoverwegend. Niet het aanzien en het welzijn der stad is het doel geworden, niet de behartiging dier voorname belangen, die aan allen of nagenoeg allen gemeen zijn, maar wel de verzorging van materieele en individueele belangen, die natuurlijk geenszins met het belang van het geheel evenwijdig loopen, ook al worden zij door menigten voorgestaan." Uit deze gedachte blijkt wel ten duidelijkste, dat de belangen van de arbeiders ten zeerste op den achtergrond gesteld moes ten worden, in elk geval niet zoo op den voorgrond gebracht dienden te worden. Toch zal men er aan moeten gewennen, dat de toestand nu eenmaal zoo geworden is en dat hetgeen yoorheen bestond nu als afgedaan beschouwd moet worden. Er dient nu eenmaal ook met de arbeiders rekening te worden gehouden, al wil spreker daarmede dan niet zeggen, dat er alleen en uitsluitend mede gerekend moet worden. Als ver tegenwoordigers der burgerij zullen de Raadsleden ook voor andérer belangen moeten opkomen en zullen zij in deze economische crisis rekening hebben te houden met het sociaal wenschelijke en economisch mogelijke. Daarom bestrijdt spreker ook de gedachte van den heer van Eek, waar deze zeide, dat de Christelijke arbeidersvertegenwoordigers meer werkzaam zijn in het belang van den middenstand dan in dat van de arbeiders. Bij het overwegen van de verschillende voorstellen, welke bij den Raad zijn ingediend, heeft men zich af te vragen hoe de toestand der gemeentefinanciën is. Al wil spreker zich geen vrees laten aanjagen door de bewering, dat er wel eens een tijd kan komen, dat de gemeente niet in staat zon zijn om de op haar genomen verplichtingen na te komen, toch meent hij met den financieelen toestand rekening te moeten houden bij het beoordeelen van de vraag in hoeverre hij zijn medewerking- kan verleenen tot het bereiken van het economisch mogelijke. Niet dat spreker daarmede zou willen te kennen geven, dat de ingediende voorstellen parade-voorstellen zouden zijn, want wanneer men de gegevens nagaat, welke men omtrent het voorstel van den heer van Stralen betreffende aanschaffing- van kleeding en schoeisel heeft verkregen, dan blijkt, dat in Amsterdam door Maatschappelijk Hulpbetoon een veel ruimer standpunt ten opzichte van de werkloozen wordt ingenomen dan te Leiden het geval is. In Amsterdam wordt daar, waar zulks noodig is, kleeding en schoeisel verstrekt en gaat men er zelfs toe over de schoenen te laten reparéeren. Den Haag- geeft, na onderzoek, jaarlijks 25.per gezin plus 5.per kind voor aanschaffing van kleeding en schoeisel. Wellicht kunnen Burgemeester en Wethouders deze zaak eens ernstig onder oogen zien en nagaan in hoeverre hieraan tegemoet kan worden gekomen. Ten aanzien van het voorstel van den heer van Stralen betreffende verhooging van de ondersteuningsnorm, wijst spreker er op, dat, waar in andere plaatsen geen verhooging wordt toegekend, het toch voor Leiden zeker ook niet zal gaan, al erkent hij, dat, indien het mogelijk was, het geen overbodige luxe zou zijn. Hetzelfde geldt ten aanzien van liet voorstel van den heer van Stralen in zake verhooging van den kindertoeslag. Het voorstel, strekkende om de uitgetrokken werkloozen, die minder dan 2 maanden hebben gewerkt, niet van de steun regeling af te voeren, zal zeker overweging verdienen, vooral in dezen tijd, nu het lang niet zeker is, dat men meer dan twee maanden werken zal. De steunregeling van den Haag is gunstiger, daar men volgens die regeling twee jaar in de le norm blijft en dan naar de 2e norm overgaat. Wat het voorstel betreffende toeslag op de kasuitkeering aangaat, wijst spreker op de nieuwe regeling voor uitkeering aan werklooze landarbeiders. Naar aanleiding van de te Utrecht gehouden meeting heeft de Minister aan het voorstel van den heer Aalberse, strekkende tot uitbreiding van den steun aan de werklooze landarbeiders, gevolg gegeven, waarbij Zijne Excellentie toezegde de kasuitkeeringen van 7 op 13 weken te zullen brengen. Over het algemeen is dit een belang rijk besluit, in hoofdzaak belangrijk voor die personen, die wonen in plaatsen, waar geen crisisfonds bestaat, doch voor hen, die wonen in plaatsen, waar wel een crisisfonds bestaat, is het een belangrijke schade. Spreker meent, dat de land arbeiders een vorig jaar geen wacht week hebben doorgemaakt. In elk geval is die wachtweek door het crisisfonds betaald. Vervolgens hebben zij boven de kasuitkeering een toeslag- gekregen, waardoor hun uitkeering even hoog werd als de uit keering van het crisisfonds. Thans is door den Minister be paald, dat de hoogere subsidie, welke gegeven wordt, strekt om den uitkeeringsduur te verlengen. De uitkeering aan de landarbeiders te Leiden uit de werkloozenkas bedraagt 10.20, het hoogste bedrag, dat door de werkoozenkas wordt betaald. Door de nieuwe regeling komen de arbeiders in nog grooter moeilijkheden, daar zij nu nog 6 weken langer minder uit keering ontvangen. Om deze reden zou spreker Burgemeester en Wethouders willen vragen of zij bereid zijn den land- en tuinarbeiders vanaf den eersten dag der uitkeering uit de werkloozenkas een toeslag op die uitkeering te verleenen tot het bedrag, dat aan crisis-werkloozen wordt verstrekt, bereikt is. Spreker acht. dit zeer billijk, te meer waar zij, die tot de ongeorganiseerden behooren en dus ook geen wekelijksche bijdragen storten voor een werkloozenkas, een uitkeering ontvangen, welke belangrijk hooger is dan die, welke de georganiseerden ontvangen, terwijl de laatsten zich een offer van 36 cent per week getroosten ten behoeve van de werk loozenkas. Spreker zou gaarne vernemen of de betrokken Wethouder bereid is aan dit verzoek tegemoet te komen, te meer waar de zaak dringt, daar bedoelde bepaling per 1 Januari van toepassing wordt. Voor het voorstel van den heer van Stralen, dat strekt om de uitgetrokken werkloozen, die buiten hun schuld in een jaar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 1