482 DINSDAG 8 DECEMBER 1931. arbeidsloon. Het indexcijfer bestaat zoo becijferd voor ongeveer 90 uit arbeidsloon. Dit heeft tot noodzakelijk gevolg dat, wanneer de loonen worden verhoogd, ook het indexcijfer vrijwel in dezelfde mate stijgt. Wanneer b.v. een werkman 20.verdient en het index cijfer is 15, dan houdt hij 5.over om te besteden naar welgevallen. 5 gedeeld door 15 is ]/3, is dan zijn welvaartspeil. Stijgt het loon 20 en gaat hij dus 24.verdienen, dan stijgt ook het indexcijfer 20 het indexcijfer wordt dan 18.zoodat hij 6.boven zijn indexcijfer verdient. Maar 6 gedeeld door 18 is ook 1/3. Zijn welvaartspeil is door de loonsverhooging in het minst niet gestegen. Hieruit blijkt dus wel, dat loonsverhooging over de geheele linie nooit kan strekken tot verhooging van het welvaartspeil van den arbeider. Wel, partieele loonsverhooging, omdat daardoor het indexcijfer bijna niet wordt verhoogd. Wanneer bijvoor beeld enkel de bankwerkers loonsverhooging krijgen, bemerken zij wel degelijk, dat hun welvaartspeil verhoogd is. Maar wanneer deze loonsverhooging over de geheele linie voortgaat, komen tenslotte de bankwerkers weer precies op hetzelfde peil dat zij hadden vóór de loonsverhooging. Zoo gaat het ook met loondalingen. De heer Kooistra vraagt, wat er gebeurt als er geen loon meer wordt uitgekeerd? De heer Bosman zegt, dat men thans in Twenthe een heftige strijd voert voor 5 loonsverlaging. Wanneer echter de loons verlaging over de geheele linie mocht worden verkregen, zal ook liet indexcijfer 5 dalen en zal het welvaartspeil der arbeiders in Twenthe weer even hoog zijn als vóór de loons verlaging. Het heeft natuurlijk zijn grens; en die grens is bereikt, zoodra het indexcijfer niet meer in nagenoeg dezelfde ver houding daalt als het loon. De verkorting van den arbeidsdag heeft ook afbreuk gedaan aan het welvaartspeil van den arbeider. Wanneer men aan neemt, dat vroeger 56 uur gewerkt werd, terwijl nu de arbeids week is ingekort tot 48 uur, dan is de werktijd daardoor in verhouding teruggeloopen van 7 tot 6, dat wil dus zeggen, dat alles in diezelfde verhouding duurder geworden isen dus het indexcijfer in dezelfde rede is gestegen. Wanneer het indexcijfer vóór de verkorting van den arbeidsduur 18. was, is het door deze verkorting gestegen tot 7/6 X 18. 21.Wanneer een werkman 25.verdiende en de werk week wordt ingekort met behoud van loon, dan beteekent dit, dat hij toch zonder dat hij het merkte ƒ3.in loon is achter uitgegaan, enkel door de stijging van het indexcijfer. Feitelijk is hij meer achteruitgegaan, omdat alles duurder geworden is, m. a. w. de koopkracht van het geld gedaald is. Zijn welvaartspeil blijkt dan ook sterk gedaald te zijn. Toen die werkman nog 56 uur werkte, was namelijk zijn welvaarts peil 7/18; toen hij 48 uur in de week werkte werd het 4/ai. De waarden dezer breuken, verhouden zich als de getallen 49 en 24; waaruit dus volgt, dat het welvaartspeil tot ongeveer de helft is gedaald. Het gemak wordt duur betaald! Men toont zich wel erg verrukt over de verkregen 48-urige werkweek, maar men vergete daarbij niet, dat die aan bet welvaartspeil der arbeiders sterk afbreuk heeft gedaan, al tracht men dat gewoonlijk te verbloemen. Spreker wijst nog op de rationalisatie, waar over bet oordeel van do S. D. A. P. niet erg gunstig luidt, daar men meent, dat die werkloosheid veroorzaakt. Rationalisatie is echter juist het middel om het welvaartspeil van den arbeider te verhoogen want daardoor kan het indexcijfer dalen. Rationalisatie geeft den weg aan om goedkooper te produceeren, wat daling van het indexcijfer tengevolge moet hebben en daling van het indexcijfer beteekent, bij hetzelfde loon, verhooging van welvaart. Men leeft in de naïeve gedachte naïef, omdat dit al bijna 100 jaar geleden onjuist gebleken is dat rationali satie den arbeider buiten werk stelt. .100 jaar geleden heeft men een ontzaglijken strijd tegen de invoering der stoom machine gevoerd, omdat die den arbeider het werk uit handen zou nemen; later bleek dat men dwaalde; want door de stoommachine bleek men goedkooper te kunnen produceeren, kreeg men een grooter afzetgebied en zoo kwam men ten slotte handen tekort. Hetzelfde zal ook iedere andere vorm van rationalisatie bereikenrationalisatie maakt de productie goedkoop, verhoogt daardoor het welvaartspeil en vergroot dientengevolge de vraag, wat een middel is om werkloosheid tegen te gaan. De liberalen staan in dit opzicht dan ook gekant tegenover de door de 8. D. A. P. aangeprezen middelen, om dat deze middelen huns inziens juist tot gevolg hebben ver mindering van volkswelvaart, inplaats van verhooging. De loonpolitiek der S. D. A. P. heeft naast veel nadeel, gelukkig dit eene voordeel gebracht, dat zij de rationalisatie, sterk in de hand heeft gewerkt. Immers het opvoeren der loonen deed natuurlijk een drang naar rationalisatie ontstaan. Waar het welvaartspeil van dep arbeider, vergeleken bij vroeger, is vooruitgegaan, is dat te danken aan de rationalisatie; niet aan het verhoogde loonpeil. Dat het niet het hooge loonpeil is, bewijst ons ook België, waar het loon in de meeste bedrijven, maar half zoo hoog is, als hier te lande; bewijst ons ook Frankrijk. En dat zijn dan bovendien nog protectionistische landen. Thans een enkel woord over de belastingvoorstellen van den heer Verweij. Deze passen geheel in het kader van de S. D. A. P.; op het oogenblik, dat de bevolking de lasten, die op haar rusten, bijna niet meer kan dragen, komt hij als remedie, met nieuwe. De heer Verweij wil een zakelijke be drijfsbelasting invoeren, juist als de meeste fabrieken er het bijltje maar bij neerleggen. Een belasting op bouwterrein, terwijl men allerwegen roept om goedkooper bouwterrein ter bestrijding van de werkloosheid; opcenten op de vermogens belasting, die juist zoo sterk door de crisis wordt getroffen. Al die voorstellen gaan blijkbaar een beetje uit van de ge dachte, dat de werkman die toch niet heeft te betalen. Die gedachte vindt spreker eenigszins naïef; blijkbaar ziet de voorsteller niet in, dat alle belastingen het indexcijfer nadeelig beïnvloeden, en dat de voorgestelde belastingen, ook mede heeft te dragen degene, die geen cent belasting betaalt, een voudig omdat daardoor het indexcijfer weer wat verhoogd wordt. Het is heel moeilijk deze dingen duidelijk te maken en daarom ziet het groote publiek het ook niet in. Men begrijpt ook niet, dat men meebetaalt in dezen vorm, dat, wanneer bijvoorbeeld de hooge kosten der gemeentelijke en der Rijks huishouding eens tot de helft verlaagd konden worden, dat men dan bijvoorbeeld voor zijn rijwiel niet meer 45. behoefde te betalen, maar dat men het dan voor 35.kon koopen. Wanneer de lasten, die op een bedrijf rusten, minder worden, kunnen de artikelen goedkooper geleverd worden. Dat zijn dingen, die men gewoonlijk niet inziet en omdat men het niet inziet, gelooft men er niet aan. Spreker weet niet, of hij zal meegaan met het voorstel van den heer Schüller, waarin deze voorstelt Stadsontwikkeling niet meer onder te brengen bij Gemeentewerken, maar bij Bouw- en Woningtoezicht. Bij Gemeentewerken heeft Stads ontwikkeling stellig geen toekomst, maar of het beter zal worden als het komt bij Bouw- en Woningtoezicht betwijfelt hij. Spreker zou Stadsontwikkeling het liefst zien als een aparten dienst, waarbij dan ook zou kunnen worden onder gebracht de zorg voor de industrieterreinen. In dezen tijd is het moeilijk voor te stellen daaraan thans geld te besteden, maar het moet toch onder de aandacht blijven, omdat Leiden voor de industrie zoo gunstig gelegen is, en van die gunstige ligging partij moet trekken. Ook in andere plaatsen doet men moeite. Op een kantoor in Rotterdam trof spreker een schrij ven aan van het gemeentebestuur van Huil, waar, in verband met de hooge invoerrechten, die het onmogelijk maken, thans zaken te doen met Engeland, het gemeentebestuur verzocht, wanneer men een gedeelte van zijn industrie wilde overbrengen naar Engeland, dit in Huil te vestigen, waar men prachtige industrie-terreinen had ingericht en zijn medewerking aan bood. Het was in zuiver Hollandsch geschreven. Dus wel een teeken, dat men ook in andere landen veel moeite doet de industrie tot zich te trekken. Waar Leiden zoo uitnemend gelegen is voor industrie, zal hier de moeite wel beloond worden. Spreker vindt sportterreinen een vitaal belang voor onze gemeente. Deze terreinen behooren in een stad als Leiden te zijn. Men moet goede en mooie terreinen hebben, waarop de jeugd haar krachten in de buitenlucht kan meten; ook het uiterlijk aanzien moet een attractie vormen, wil het sportieve deel van Leiden zich er concentreeren. Spreker weet evenwel niet, of hij voor het voorstel-van Stralen zal kunnen stemmen dat hangt af van de wijze, waarop de uitvoering is gedacht spreker acht die sportterreinen op het oogenblik, hoewel zeer gewenscht, toch niet zoo dringend noodzakelijk, dat bij zou verlangen, dat de gemeente, gezien de tegenwoordige moeilijk heden, daar in de eerste plaats geld aan besteedt; alleen wanneer het in werkverschaffing kon worden uitgevoerd, met Rijkssubsidie, zou spreker er voor voelen; het nut van dit werk is op het oogenblik niet groot genoeg, om daarvoor het volle loon te betalen. Spreker weet niet wat de reden is van het voorstel-van Eek, om den Leidschen Hout door de gemeente te doen beheeren; men heeft toch alleszins reden om over den Leidschen Hout tevreden te zijn, al wordt hij niet door de gemeente beheerd; het beheer is goedkoop; misschien wil de heer van Eek het daarom niet. Spreker ziet daarin echter geen reden voor over neming door de gemeente. Spreker zou het ook niet geheel fair vinden tegenover degenen, die er aan hebben gecontri bueerd; er is door particulieren ruim 1 ton bijeengebracht, wat voor Leiden een heel groot bedrag isde meesten gaven hun bijdrage in de veronderstelling, dat het zou blijven een particuliere instelling, althans een onder particulier beheer, en geen gemeente-exploitatie. Voor het voorstel-van Eek inzake de medezeggenschap

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 18