DINSDAG 8 DECEMBER 1931 475 aanvaardt spreker niet. Het doel van sprekers partij is na te streven verzoening der klassen. Zij jaagt naar de harmonie, naar de eenheid van alle geledingen der maatschappij, die naar scheppingsordonnantie bijeen behooren als deelen van één groot lichaam. Alles wat er op gericht is de tegenstelling te verscherpen en wat het algemeen belang schaadt, vindt in de leden van sprekers partij principieele tegenstanders. Wat is nu tegen de zakelijke bedrijfsbelasting aan te voeren? Niet haar geringe populariteit, want dat argument zou men tenslotte tegen elke belasting kunnen aanvoeren, al klemt dit motief bij deze belasting al heel sterk, wanneer men b.v. over weegt, dat in Februari 1928 33 Kamers van Koophandel te dezer zake bij de Kamer en de Regeering hebben gereque- streerd, een protest, waarmede men uit verschillende kringen van industrie, handel en nijverheid zich van harte heeft ver- eenigd. Spreker gelooft evenmin, dat een debat over den rechts grond dezer belasting eenigszins vruchtdragend zou zijn; het zou ook niet veel nieuwe gezichtspunten openen. Men heeft van socialistische zijde gewezen op de meerdere uitgaven voor onderwijs, politie en armenzorg door uitbreiding der industrie spreker ontkent niet, dat dit in sommige gemeenten het geval is, maar is het gemotiveerd om die industrie, die toch in elk geval haar best doet om meer werkgelegenheid te scheppen, extra te belasten? Het is wel merkwaardig, dat in industrie centra als Twenthe, Limburg en Brabant men schier algemeen tot afschaffing der zakelijke bedrijfsbelasting is overgegaan. Zelfs Eindhoven, een van de markantste voorbeelden van een zich sterk uitbreidende industriestad, heft deze belasting niet. Spreker acht het dan ook het meest juiste standpunt, dat men de geheele burgerij, door de opcenten op de gemeentefonds- belasting, laat bijdragen in onderwijs, politie en armenzorg en dat men een bepaald deel der burgerij niet extra belast en daardoor haar levenskans vermindert. Aan de zakelijke bedrijfsbelasting zijn onmiskenbaar loondrukkende tendenzen -verbonden en spreker betwijfelt of dat in dezen tijd bevorderd moet worden. De heer Verweij heeft gefaald in zijn poging om dit argu ment te ontzenuwen en vermocht niet aan te toonen, dat de arbeidersklasse, waarvoor hij zegt te strijden, niet ernstig door deze belasting zal worden getroffen. De heer Verweij probeerde de verantwoordelijkheid voor deze belasting af te wentelen op hen, die indertijd in de Gemeentewet en in de Wet op de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten haar niet hebben afgeschaft; spreker betreurt dan ook, dat het amende- ment-Kortenhorst, dat beoogde deze belasting af te schaffen, indertijd verworpen is, maar daartegenover verheugt hij zich in de uitlating van den Minister van Financiën in de Memorie van Antwoord op de begrooting van Financiën voor 1932, waarin hij er op wijst, dat de gemeenten in dezen tijd zeer .spaarzaam moeten omspringen met de mogelijkheden, hun in de wet gegeven. Spreker kan zich vereenigen met de woorden van zijn partijgenoot den heer Smeenk, die hoewel hij zelf als Wethouder van Arnhem niet tot afschaffing van deze belas ting is overgegaan, bij het amendement-Kortenhorst in de Kamer zeide, dat deze belasting slechts daar gehandhaafd behoort te worden, waar ze, gezien de economische situatie van het oogenblik, strikt gerechtvaardigd is. Waar de heer Verweij er niet in is geslaagd deze economische noodzakelijkheid voor Leiden voor nu en voor het komende jaar aan te wijzen, heeft spreker geen vrijheid om zijn stem aan dit voorstel te geven. De heer Bergers richt allereerst een woord van dank tot Burgemeester en Wethouders, die in het afgeloopen jaar ge toond hebben, de goede mannen op de goede plaats en voor hun taak berekend te zijn. Spreker zal kort zijn, want elk jaar komen dezelfde voorstellen terug; het worden er telkens meer; nu zijn er al 50; over hoeveel jaren zal men er 100 hebben? Het gaat daarmede precies zooals op Sinterklaas een kindje bij zijn moeder komtkrijg ik het een niet, dan krijg ik het andermen denktik kan het wel vragen, maar men weet zelf, dat het niet te doen is. De meeste voorstellen zijn van dien aard, dat er niet aan gedacht kan worden. Voor enkele gevoelt spreker wel iets; hij zal er zich niet over uitlaten, maar de verdere bespreking afwachten. De heer van Eek bepleitte, zooals alle jaren, instelling van een levensmiddelenbedrijf, het oude liedje; wijselijk liet hij het vleesch er dit jaar uit, omdat dit in Amsterdam een beetje op één oor ligt: daar zijn verhandeld 24.000 K.G. bevroren vleesch tegen 275.000 K.G. versch vleesch in den vrijen handel, hetgeen een winst opleverde van ƒ20.000.bovendien is er nog een reserve van 43.000.dat gaat allemaal in de gemeen tekas en spreker kan niet begrijpen, dat de heer van Eek c. s. zoo vol bewondering zijn voor gemeentelijke levensmiddelen voorziening en voor een monopolistisch bedrijf op dat gebied die winst is toch eigenlijk geld van de consumenten, die zoo genaamd aan goedkoop vleesch geholpen moeten worden. Gas en electriciteit zijn voor den middenstand nog altijd te duur; vooral in den tegenwoordigen tijd, nu de middenstand zijn bedrijf moet inkrimpen, is het toch wel gewenseht, alle uitgaven zooveel mogelijk te beperken en zal het gemeente bestuur zijn best moeten doen, daarop bezuiniging mogelijk te maken. Door de 3 landelijke Middenstandsbonden is met het Departement van Arbeid, Handel en Nijverheid op korten termijn een onderzoek ingesteld, waarover spreker leest: „Besproken werd de vraag, of het mogelijk zou zijn de aan passing van de prijzen der eerste levensbehoeften aan de daling der groothandelsprijzen, waar die eventueel nog niet voldoende mocht zijn, in sneller tempo te bevorderen. In verband daarmede stelde de vergadering nogmaals uitdrukke lijk vast, dat het publiek in de meeste gevallen ten onrechte klaagt. Met tal van voorbeelden werd het feit, dat vele prijzen reeds scherp daalden soms zelfs te sterk aangetoond. Daarbij werd tevens in het licht gesteld, dat vele lasten van economischen en socialen aard verdere prijsdaling tegen houden, terwijl ook de overheid door handhaving van bedrijfs- tarieven, slacht- en keurloonen, e. d. op hetzelfde peil en het instellen van nieuwe maatregelen (belastingen, invoerrechten) weinig medewerkt. Deze lasten zijn door den middenstand zelve niet te beïnvloeden." Spreker is sterk tegen weder-invoering der zakelijke bedrijfs belasting als door den heer Verweij bepleitdie belasting drukt tenslotte weer op den werkman en spreker kan niet begrijpen, dat zij juist van die zijde weer wordt voorgesteld. Om te con- curreeren moet een fabrikant op alle lasten bezuinigen en als er een nieuwe belasting komt, zullen tenslotte de arbeiders er de dupe van kunnen wordenspreker zegt niet, dat het zoo is. Ook met de verhooging der opcenten op de vermogens belasting, hoe aardig ook voorgesteld, kan spreker zich niet vereenigen. Vele zakenmenschen moeten een eigen pand koopen, om niet de kans te hebben, dat hun huisbaas hen opslaat of opzegtdikwijls zit al hun geld in hun huis en hun zaak; daarvoor hebben zij hun geld noodig; voor hen zou dit onbillijk zijn, veel onbillijker dan voor iemand, die zijn geld buiten zijn bedrijf houdt. Als een middenstander 65 'jaar is, wie zorgt dan voor hem, als hij zelf niet wat heeft overgehou den? Een arbeider of ambtenaar in overheidsdienst heeft tenminste pensioen, veel of weinig, maar in elk geval is hij van alle narigheid af. In den tegenwoordigen tijd zijn er veel menschen, die nu meer aan pensioen trekken dan zij ooit vroeger hebben verdiend, terwijl vooral nu alle prijzen dalen en vleesch, brood, aardappelen en groenten allemaal even goedkoop zijn als voor den oorlog. Verhooging van het aantal opcenten op de vermogensbelasting moet spreker ontraden, want daardoor zullen velen, die niet in Leiden behoeven te wonen, de stad verlaten. In verband met hetgeen hij zoo juist opmerkte over de ambtenaarspensioenen, zou spreker er nog op willen wijzen, dat, wanneer een middenstander een hoogen leeftijd bereikt heeft, hij zelf moet zien rond te komen, terwijl anderen kunnen rondkomen van hun pensioen. Spreker is er persoonlijk wel voor, dat de middenstanders zouden betalen vanaf hun 16e of 18e jaar, opdat zij later pensioen zouden hebben De heer Gosdinga: De V. O. V.! De heer Bergers zegt, dat zulk een verzekering voor jonge menschen heel mooi is, doch wanneer menschen op leeftijd een dergelijke verzekering willen sluiten, zullen zij de hooge premie niet kunnen betalen. Over de slachttarieven zal spreker, nu binnenkort daarom trent een voorstel te verwachten is, thans niet spreken, doch hij behoudt zich voor bij de behandeling van dat voorstel daarop uitvoerig in te gaan. Aeht jaar heeft hij er aan gewerkt en er over gezwegen. Hij heeft nooit iets verlangd wat niet kon, maar nu het schijnt dat het kan, wenscht hij zijn stem te doen gelden om te bereiken, dat niet alleen de tarieven voor de vleeschwarenfabrikanten worden verlaagd, doch ook de andere tarieven. Gelijke monniken, gelijke kappen. Mevrouw de Elerde Bruijn zegt, dat haar fractie ge meend heeft, om, evenals het vorige jaar, ook thans een voor stel te moeten indienen tot oprichting van een gemeentelijk tehuis voor ouden van dagen. Dat reeds meermalen door Burgemeester en Wethouders is opgemerkt, dat er h. i. geen behoefte aan een dergelijke inrichting bestaat, zegt spreekster niets, en het antwoord van Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Antwoord, dat een dergelijk voorstel bij de behandeling van de vorige begrooting door den Raad met 2210 stemmen is verworpen, zegt haar nog minder. Er wor den door den Raad ontelbare voorstellen van de sociaal democratische fractie verworpen, terwijl deze nuttig en noodig zijn. J Het godsdienstig cachet, dat op de te Leiden bestaande inrichtingen drukt, weerhoudt vele ouden van dagen daarvan gebruik te maken. Er bestaat behoefte aan een tehuis waar ieder naar zijn eigen overtuiging kan leven en waar men niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 13