442 MAANDAG 7 DECEMBER 193). stil kan staanzoolang de gemeente het Rijk niet kan dwingen, zal zij er voor moeten optornen; spreker ziet geen anderen weg. Het is struisvogelpolitiek om te doen, alsof binnenkort dit nog niet veel erger zal wordende huren van verschillende complexen zullen eenvoudig niet te handhaven zijn. De heer Goslinga zegt, dat dat hiermee niets te maken heelt. De heer Knuttel zegt, dat het volkomen gelijke quaesties zijn, hier dat huren niet verhoogd, daar dat zij verlaagd moeten worden. Het voorstel-Wilmer is buitengewoon verkeerd en dient om demenschennu maar er aan te wennen, die huurverhooging te betalen; over 3 maanden komt dan bericht, dat het in orde is; dat ze voor hun geweten gerust kunnen zijn. Zoo gaat het niet. De woninghuren zullen in den eerstkomenden tijd tot een der voornaamste objecten van strijd worden en spreker raadt den arbeiders aan in zoodanige gevallen niet te doen wat de heer Wilmer wil. De heer Wilmer zegt, dat de voorstellen van den heer Kooistra en spreker precies hetzelfde resultaat beoogen, n.l. een nader onderzoek, en wel op ongeveer dezelfde wijze in te stellen; spreker sluit zich ook aan bij den wensch, ook de huurders bij dit onderzoek te hooren en beiden hopen ook, dat het onderzoek gunstig zal uitvallen voor de huurders. Het eenige verschil is dit. Wanneer het onderzoek gunstig uitvalt, zal het te veel betaalde worden teruggegeven, maar noch de heer Kooistra, noch spreker acht het uitgesloten, dat het onderzoek ongunstig zal uitvallen, en dan is het onge- wenscht, wanneer een te groote navordering zou moeten ge schieden. Er is dus alleen een verschil van ondergeschikten aard; de quintessence is echter, dat een nader onderzoek wordt ingesteld, dat het resultaat op schrift wordt gesteld en dat iedereen gelegenheid heeft daartegen te ageeren met feiten en cijfers. Vooral in dezen tijd acht spreker eventueel navor dering ongewenscht. De heer Kooistra zegt, dat de bewoners hem hebben ver klaard, dat de druk in de waterleiding nu nog veel minder is dan voorheenhet is dus nog slechter geworden door die nieuwe leiding. De Voorzitter ontraadt namens het College aanneming van de voorstellen van de heeren Knuttel en Kooistra, doch aanvaardt het voorstel-Wilmer. Het voorstel van den heer Knuttel wordt verworpen met 21 tegen 12 stemmen. Tegen stemmen de heeren Manders, Bergers, de Reede, van der Reijden, van Rosmalen, Wilmer, Bosman, Splinter, Donders, Huurman, Simonis, Meijnen, van Tol, Coster, Wil brink, van Es, van Eecke, Tepe, Goslinga, Romijn en Eikerbout. Vóór stemmen mevrouw de Cler—de Bruijn, de heeren Knuttel, Koole, Verweij, Schüller, mevrouw Braggaar—de Does, de heeren van Eek, van Stralen, Kooistra, Kuipers, Vos en Vallentgoed. Het voorstel van den heer Kooistra wordt verworpen met 19 tegen 14 stemmen. Tegen stemmen de heeren Manders, Bergers, de Reede, van der Reijden, van Rosmalen, Wilmer, Bosman, Splinter, Donders, Huurman, Meijnen, van Tol, Coster, Wilbrink, van Es, van Eecke, Tepe, Goslinga en Romijn. Vóór stemmen mevrouw de Cler—de Bruijn,"de heeren Knuttel, Koole, Simonis, Verweij, Schüller, mevrouw Braggaar— de Does, de heeren van Eek, van Stralen, Kooistra, Kuipers, Vos, Vallentgoed en Eikerbout. Het voorstel van den heer Wilmer, op verzoek van den heer Knuttel in stemming gebracht, wordt aangenomen met 32 stemmen tegen 1 stem, die van den heer Knuttel. 2°. Voorstel van den heer Schüller om niet over te gaan tot openbare verpachting van het baggerwerk. Dit voorstel luidt als volgt »Ondergeteekende stelt voor, niet tot verpachting over te gaan, vervat in Ing. St. No. 307." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor, dit voorstel te behandelen bij de algemeene beschou wingen over de gemeentebegrooting. De heer Schüller vraagt of dit voorstel niet beter behan deld kan worden, nadat deze verpachting heeft plaats gehad, wat a.s. Donderdag zal geschieden, zoodat men precies weet, waarvoor het verpacht kan worden. De Voorzitter doet opmerken, dat het een principieele kwestie is, welke de heer Schüller aan de orde heeft gesteld. Zij kan beter bij de algemeene beschouwingen worden behan deld. De gunning geschiedt niet, alvorens de behandeling in den gemeenteraad is afgeloopen, zoodat met het gesprokene in den gemeenteraad rekening kan worden gehouden. De heer Schüller acht het met het oog op de mogelijkheid om vergelijkbare cijfers te krijgen beter de zaak te behandelen, wanneer de aanbesteding zal hebben plaats gehad. De Voorzitter zegt, dat de aanbesteding Donderdag plaats heeft en de cijfers vermoedelijk dienzelfden dag bekend wor den, terwijl de stemming dan dien avond zal worden gehouden. De heer Schüller antwoordt, dat hij dan de vergelijkbare cijfers niet kan behandelen. De Voorzitter ziet geen andere mogelijkheid. De heer Schüller meent, dat de zaak aan de orde kan worden gesteld tusschen de algemeene beschouwingen en de behandeling van de artikelen. De Voorzitter zegt, dat de stemming kan plaats hebben aan het einde van de algemeene beschouwingen en de be handeling tevoren kan geschieden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 3°. Verzoek van de Commissie voor Openbaar Onderwijs, afdeeling van het Landelijk Comité voor Openbaar Onderwijs, om een openbare bewaarschool te stichten in de school aan de Heerenstraat. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 4°. Verzoek van den Nederlandschen Bond van Huis- en Grondeigenaren en Bouwondernemers te 's-Gravenhage, om geen nieuwe lasten op te leggen op onroerend goed, waardoor de huurprijzen zouden moeten worden verhoogd. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten het verzoek aan te nemen voor kennisgeving. 5*. Verzoeken van L. van Noort en P. Glasbergen, om ontheffing van de betaling van den laatsten termijn van de pachtsom van de door hen van de gemeente gehuurde per- ceelen teelland aan den Morschweg. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. De Voorzitter legt vervolgens over de volgende voorstellen en moties, waarvan hij zegt aan te nemen, dat zij voldoende worden ondersteund, zoodat zij een onderwerp van beraad slaging kunnen uitmaken. 6°. Voorstel van den heer Groeneveld, in zake het ver- leenen van een subsidie aan het Instituut voor Arbeiders ontwikkeling. Zal worden behandeld bij volgn. 535 der uitgaven van de gemeentebegrooting. 7°. Motie van den heer Groeneveld, in zake de stichting van openbare bewaarscholen nabij den Haagweg en nabij de Heerenstraat. Zal worden behandeld bij volgn. 389 der uitgaven. 8°. Voorstel van mevrouw de Cler—de Bruijn, in zake het instellen van een Gemeentelijke Commissie voor Blindenzorg. Zal worden behandeld bij volgn. 578 der uitgaven. 9°. Voorstel van mevrouw de Clerde Bruijn, in zake de oprichting van een Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen. Zal worden behandeld bij de algemeene beschouwingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 8