MAANDAG 7 DECEMBER 1931. 463 strekking. De heer van Eek moet trouwens met dat verwijt zeer voorzichtig zijn, want vandaag richt hij het tot spreker, maar vanavond werd hetzelfde verwijt tot hem gericht door den heer Knuttel, doch ook wordt dat verwijt uitgesproken, onophoudelijk, tegen de meerderheid der S. D. AP., door den linkervleugel dier partij, hetgeen spreker met citaten aan kan toonen. Wanneer de S. D. A. P. daadwerkelijk zooveel mogelijk zou willen medewerken aan maatregelen in het belang der arbeiders, waardoor de kapitalistische belangen worden ge schaad, dan moet zij beginnen met zitting te nemen in het College van Burgemeester en Wethouders; daarvoor stelt zij evenwel eischen, die niet berusten op de billijkheid, n.l. om 2 van de 4 wethouderszetels te bezetten, terwijl zij in den Raad lang niet de helft der zetels bezet. Spreker heeft zich daartegen verklaard, maar spreker zal bij een volgende ver kiezing toch ernstig overwegen, of het niet aan te bevelen is, om aan dien eisch gevolg te geven, omdat dan den volge lingen der S. D. A. P. overduidelijk zal blijken, dat in de politiek der gemeente en van het College wat de belangen der arbeiders betreft geen verbetering is ingetredenspreker beroept zich op andere gemeenten, waar de S. D. A. P. een aantal wethouderszetels heeft als met haar wensehen over eenkomt, doch waar de belangen der arbeiders zeker niet beter worden behartigd dan hier. De heer van Eek heeft verder verkondigd, dat de werk- loozen verzorgd moeten worden door en dat de ondersteuning geheel en al moet komen van de gemeente en niet van kerk, organisaties of particulieren, maar even later sprak hij dat beginsel weer tegen, toen hij zeide, dat de overheid niet bij machte is alles te doen, wat wenschelijk is, maar dat zij dus moet doen wat zij kan. Juist, de overheid heeft te doen wat zij kan. De overheid is daarbij echter gebonden: in de eerste plaats omdat haar financieele macht beperkt is de belastingschroef kan on mogelijk aldoor strakker worden aangedraaid en in de tweede plaats omdat de overheid bij al haar zorgen toch steeds zich zal laten leiden door algemeene regels. Waar nu bij het verleenen van steun vele individueele gevallen voor komen, kan de overheid krachtens het apparaat, waarmede zij werkt, daarmede geen rekening houden, terwijl bij het verleenen van steun door kerk, organisatie en particulieren daarmede wel rekening kan worden gehouden. Daarom is het volkomen juist, wanneer de heer van Eek zegt, dat de overheid niet bij machte is te doen alles wat wenschelijk is, doch dat zij heeft te doen wat zij kan. Spreker wenscht thans een tweeërlei voldoening uit te spreken. In de eerste plaats spreekt hij er zijn voldoening uit over het feit, dat de S.Ü.A.P, haar politiek eenigszins heeft gewijzigd en deel heeft willen uitmaken van het Nationaal Crisiscomité, en ook heeft willen toetreden tot het plaatselijk steuncomité De heer Knuttel: Dat heb ik nog vergeten! De heer Wilmer weet, dat de S.D.A.P. wegens dit besluit zal worden lastig gevallen. Al heeft de heer Knuttel het ver geten, de linksche groepen in de S.D.A.P. hebben het niet vergeten. In de Sociaal-Democraat wordt door iemand dit besluit van de S.D A.P. als volgt gekarakteriseerd: «Zoolang 't snert is met de actie van onze beweging, zit er ook niets anders op dan als aanvulling van de snert plaats te nemen in de soeploods." Een dergelijke quaüficatie van het Steuncomité acht spreker beneden alle critiek. Hij juicht het toe, dat de S.D.A.P. in meerderheid zich op een breeder standpunt heeft willen plaatsen. Voorts berust sprekers voldoening op het feit, dat de menschen van zijn beginselen reeds lang doen wat nu ge lukkig mede door de S.D.A.P. zal worden gedaan. Reeds lang wordt door hen de steun, die van overheidszijde aan de werkloozen en alle andere behoeftigen wordt verleend, aan gevuld en zij doen dit op een wijze, welke werkelijk aan het ideaal van de S.D.A.P. beantwoordt. Deze behoeftigen hebben hun gaven gekregen niet als bedeeling, maar uit vrienden handen, uit handen van menschen van hun eigen organisatie. Over de straatdemonstraties zal spreker niet veel zeggen. Hij acht deze niet gelukkig, daar zij geen doel hebben, geen effect hebben en den menschen dingen voorspiegelen, welke toch niet bereikt zullen worden. Spreker zou op een contrast willen wijzen, en daarbij in gemoeae willen vragen wat beter is. Op denzelfden dag, dat de S.D.A.P. haar straat demonstratie voor de werkloozen organiseerde, waren tien tallen menschen bezig goederen bijeen te garen, teneinde deze aan de werkloozen op Sint Nicolaas als surprise te ver strekken. Deze goederen werden niet verstrekt bij wijze van bedeeling, doch de werkloozen kregen ze uit handen van hun vrienden zelf. Spreker vangt terloops een op zachten toon gemaakte op merking van den heer Knuttel op, die daarover op eigen aardige wijze zijn ontstemming uitdrukt, doch spreker zou de vraag willen stellen: waaraan heeft een werklooze meer, aan gepraat en demonstraties, of aan hulp, die hem van be vriende zijde op prettige wijze verschaft wordt? De heer Knuttel. En daarom weer minder steun! De heer Wilmer zegt, dat de steun daardoor geen cent minder wordt; die is ook niet te hoog; hoewel de sociaal democraten niets aan de particuliere zorg voor werkloozen gedaan hebben, en alleen maar gepraat, is de steun toch niet gestegen. Nu de verschillende voorstellen inzake de steunverleening. De Raad komt binnenkort spreker verzoekt het College dit zoo mogelijk dit jaar nog te doen te staan voor de be slissing, of hij al dan niet het Rijkssubsidie voor de werk- loozenondersteuning zal aanvaarden; spreker hoort nu, dat het deze week zal geschieden, bij de begrooting, maar hij zou het toch op prijs stellen, dat de Raad daarover een ge documenteerd praeadvies van het College kreeg en dat dit in een afzonderlijke Raadsvergadering zou worden behandeld, zoodat de portée van dat voorstel van alle kanten werd be zien. Aanvaardt de Raad echter het Rijkssubsidie, dan zal geen verbetering der steunregeling mogelijk zijn en dan zou het toch onredelijk zijn om nu den steun te verhoogen, ter wijl hij binnenkort misschien weer verlaagd zal moeten worden. Spreker zou al deze voorstellen willen aanhouden tot na de beslissing van den Raad over het al of niet aanvaarden van het Rijkssubsidie; in dien tusschentijd kan het Crisis comité zooveel mogelijk doen om het lot van werkloozen en andere behoeftigen te verzachten. Mag spreker uit het feit, dat het voorstel-Knuttel inzake den werkloozensteun verder gaat dan dat der S.D.A.P., be sluiten, dat de communistische partij meer gevoelt voor de belangen der werkloozen dan de S. D. A. P. Geeft de S. D. A. P. dit spreker niet toe, dan ontzegt spreker haar ook het recht om uit het feit, dat zij verdergaande voorsteilen doet dan het College en de Raadsmeerderheid aanvaarden, te concludeeren, dat zij meer gevoelt voor de belangen der werkloozen dan het College en de Raadsmeerderheid. Het is volkomen juist, dat de Katholieken niet in alle omstandigheden tegen optochten op Zondag zijn, maar in de gegeven omstandigheden, de omstandigheden van het oogenblik in Leiden, zal de Katholieke Raadsfractie geen vrijheid vinden om te stemmen voor het desbetreffende voorstel-van Eek. Wanneer de heer van Eek dan zegt, dat daardoor de vrijheid van anderen wordt beknot, dan moet hij daaraan toevoegen, dat de Katholieken, geen principieele tegenstanders van op tochten op Zondag, daarmede toch hun eigen vrijheid ook beknotten. De heer van Eek acht instelling van een levensmiddelen- bedrijf noodzakelijk, allereerst voor de controle op de qualiteit en verder voor de regeling der distributie. De controle op de qualiteit der levensmiddelen geschiedt reeds door den Districts- keuringdienst, die moet constateeren of de waren voldoen aan de eischen, die gesteld moeten worden. Op de regeling der distributie valt veel te critiseeren; niemand, ook in middenstandskringen, beweert dat die op het oogenblik aan idealen beantwoordt, doch spreker zou toch wel eens willen weten hoe in Leiden daarin verbetering zou kunnen worden gebracht en hoe het mogelijk zou zijn een verordening in het leven te roepen, waarbij zou worden vastgesteld welk aantal kruideniers er speciaal in Leiden, gelet op de bevolking, zou mogen zijn. Deze zaak moet niet locaal worden geregeld. Het Rijk zal deze aangelegenheid moeten regelen, na de organi saties van de betrokkenen te hebben gehoord en daarmede overleg te hebben gepleegd. De heer van Eek heeft betoogd, dat overheidsbedrijven zeer gewenscht zijn, een betoog, dat in den Raad weer niet op zijn plaats was, daar er op het oogenblik geen sprake van is om van een of ander bedrijf een overheidsbedrijf te maken, tenzij van het Waterleidingbedrijf. In verband hiermede sprak de heer van Eek weer over zijn motie inzake de medezeggenschap. Ten aanzien van dit punt, mede in verband met de reglementen, welke gelden voor de dienstcommissies en voor het Georganiseerd Overleg, zou spreker Burgemeester en Wethouders dringend willen verzoe ken, spoed te betrachten en zoo spoedig mogelijk bij den Raad voorstellen in te dienen, waarbij deze zaak onder oogen kan worden gezien. De motie van den heer van Eek is spreker, zooals hij vorig jaar reeds betoogde, veel te vaag, om zijn stem daaraan te kunnen geven. Ten aanzien van de mede zeggenschap geldt hetzelfde als ten aanzien van het kapitalisme, nl. zooveel hoofden, zooveel zinnen. Elk van degenen, die een dergelijk woord gebruiken, verstaat er iets anders onder. Wat de Leidsche Duinwatermaatschappij betreft, wenscht spreker er aan te herinneren, dat, toen Burgemeester en Wethouders voorstelden van die maatschappij een bedrijf te maken, zooals het nu is dus een vennootschap, waarin Leiden het grootste aantal aandeelen heeft van de zijde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 29