462
MAANDAG 7 DECEMBER 1931.
ningen, die spreker wil doen bouwen, zullen inderdaad logeabel
en ruim moeten zijn.
Vervolgens stelt spreker voor de gas- en electriciteitstarieven
zoodanig te wijzigen, dat een zeker maandelijksch verbruik
per gezinsaansluiting voortaan vrij zal zijn, hetgeen ook eenige
verlichting voor de arbeidersklasse beteekent.
Spreker heeft dezen vorm gekozen, omdat hij twee bezwaren,
welke wel eens tegen aparte tarieven voor arbeiders en daarmee
gelijkgestelden worden aangevoerd, niet geheel waardeloos kan
verklaren. Het gas vooral is een brandstof, welke met de prijzen
van kolen en petroleum te concurreeren heeft. Wanneer men
nu ten aanzien van het gas maakt een omgekeerd tarief,
d. w. z. de kleinste verbruikers betalen het minst, degrootsle
het meest, dan zou dit tot gevolg hebben, dat het gas niet
meer op groote schaal werd gebruikt, en dit zou oncommer
cieel zijn. Wanneer men een gas- en electriciteitstarief naar
het inkomen ging invoeren, zou dit inderdaad een ontzaglijken
administratieven rompslomp met zich brengen, niet onover
komelijk, maar dat is toch een bezwaar. Wanneer men
echter zegthet eerste en meest noodzakelijke verbruik is
vrij, dan doet men noch het een, noch het ander. Dan kan
verderop de degressie voor het grootverbruik, het verbruik
voor industr ieele doeleinden, en gaskachels, gehandhaafd blij
ven en worden de arbeiders, die toch zeker gemiddeld per
maand niet meer zullen verbruiken dan 30 M3 gas en 10
K. W. U. electriciteit dit zal van de grootte van de ge
zinnen afhangen niet onbelangrijk ontlast. De arbeiders
zullen dan een prijs hebben te betalen, waarbij zij in de
winst van de lichtfabrieken niet meer bijdragen.
Spreker beoogt met dit voorstel niet, zooals de heer Goslinga
blijkens een interruptie dacht, de winst van de lichtfabrieken
te niet te doen. Hij meent, dat het op het oogenblik voorde
arbeidersklasse voordeeliger is, wanneer er winst wordt gemaakt
door de lichtfabrieken, terwijl de arbeidersklasse daartegen
over een tegemoetkoming krijgt, dan wanneer hetgeen nude
winst is van de lichtfabrieken uit de belastingen zou moeten
komen. Spreker meent, dat de arbeiders in het laatste geval
slechter af zouden zijn.
Spreker heeft niet aangegeven hoe de tarieven er verder
uit moeten zien. Het spreekt vanzelf, dat de gewone tarieven
verder met b.v. 2 cent per M8 of 3 of 4 cent per K. W. U.
verhoogd moeten worden en dat op de andere tarieven ook
een kleine verhooging zal moeten worden toegepast, maar
door elkaar gerekend zouden de arbeiders er toch een voordeel
uit trekken, dat de moeite waard is. Misschien blijkt bij
berekening, dat de getallen 10 en 5, in sprekers voorstel
genoemd, iets moeten w-orden verhoogd. Spreker heeft slechts
een bescheiden mogelijkheid gesteld, opdat men niet zal zeggen,
dat het financieel onuitvoerbaar is
De heer Goslinga U bent haast net zoo bescheiden als
de S. D. A.P.!
De heer Knuttel zou daarop willen antwoordenin de
eischen, die men op het oogenblik stelt voor direct, zit het
niet. Het is volstrekt niet moeilijk om een vermenigvuldig-
sommetje toe te passen en driemaal zooveel te eischen. Indien
spreker dit echter heeft, ziet hij verder
De heer Goslinga. Dat doen zij ook!
De heer Knuttel zegt, dat wanneer de sociaal-democraten
eenmaal op de wethouderszetels zitten, zij de eischen, welke
zij nu stellen, gaan matigen. Zij verhoogen de eischen niet
voortdurend. Het verschil tusschen de sociaal-democraten en
spreker zit niet zoozeer in het stellen van de eischen dat
zou te goedkoop zijn; dat zou ook een vrij kinderachtig
spelletje zijnspreker zal aantoonen, dat hij daaraan niet
doet maar het zit in de middelen, die den arbeiders wor
den aangewezen om te bereiken, dat er inderdaad van die
eischen iets komt. Dat het spreker absoluut niet te doen is
om door het stellen van bijzondere eischen de S. D. A.P. den
wind uit de zeilen te nemen, blijkt wel uit het feit, dat hij
geen voorstellen heeft gedaan op belastinggebied. Spreker
heeft dat niet gedaan, omdat spreker zich met verscheiden
voorstellen der S. D. A.P. kan vereenigen; die worden toch
verworpen en het is betrekkelijk kinderachtig om een paar
voorstellen meer te laten verwerpen; bovendien, vóórdat men
voorstelt belastingen te verhoogen, moeten natuurlijk eerst
voorstellen aangenomen zijn om de uitgaven te verhoogen en
zoover is men nu nog niet.
Een voorstel van spreker strekt tot verlaging der uitgaven,
n.l. om alle salarissen boven 6000 tot dat maximum terug
te brengen; spreker heeft als datum daarvoor 1 Maart 1932
genomen, om die verlaging gelijktijdig te doen ingaan met
die der Rijksambtenaren; daarbij is ook eenigszins rekening
gehouden met verplichtingen, reeds einde 1931 aangegaan,
die men begin 1932 moet betalen, teneinde de dingen niet
al te scherp te stellen. Het bedrag van ƒ6000.is natuurlijk
vrij willekeurig, hoewel niet willekeurig door spreker bedacht;
partijgenooten van spreker in andere plaatsen hebben het
zelfde bedrag genoemd. Er wordt zooveel gezegd, dat loons
verlaging noodig zou zijn, maar laat men dan eens beginnen
met de hooge salarissen; laat men, in plaats de arbeiders
bonen, de salarissen der beter gesitueerden verminderen en
laat men dan maar ineens een flinken maatregel nemen. De
vroegere reden voor dergelijke hooge salarissen is vervallen;
vroeger heeft spreker wel de noodzakelijkheid om soms hoogere
salarissen te geven dan 6000.eens erkend ook in
Sowjet-Rusland wordt aan buitenlandsche specialisten, die
men bepaald noodig heeft, wel eens een zeer hoog salaris
betaald hoewel de noodzakelijkheid daarvan zeer overdreven
werd voorgesteld. Vroeger redeneerde men wij moeten con
curreeren met het particuliere bedrijf, dat veel meer betaalt,
maar nu is de toestand in het particuliere bedrijf zoo achter
uitgegaan, dat het aanbod van arbeidskrachten, ook van
intellectueelen, zoozeer is toegenomen, dat men voor prima
krachten niet meer dan 6000.behoeft te betalen. Door
de crisis is ten aanzien van de salarissen een nieuwe toestand
ingetreden. Spreker is benieuwd, hoe de heeren, die zoo voor
bezuiniging zijn, op dit voorstel van spreker zullen reageeren.
Spreker meent, dat hij als eenige vertegenwoordiger van een
van de hoofdrichtingen in de tegenwoordige maatschappij niet
overmatig lang gesproken heeft, doch waar hij zoo vroeg in
eerste instantie het woord heeft gevoerd en dus niets heeft
kunnen bestrijden van hetgeen de vertegenwoordigers der
burgerlijke partijen in het midden zullen hebben te brengen,
zal hij in tweede instantie niet koit kunnen zijn.
De heer Wilmer constateert, dat ook thans weer verschil
lende onderwerpen zijn besproken, welke rnet de gemeente-
begrooting van Leiden weinig of niets te maken hebben.
Spreker zal dat voorbeeld niet volgen en niet in den breede
over dergelijke onderwerpen uitweiden. Hij zal er slechts een
enkel woord tegenover stellen. Er is ook thans weer gesproken
over het kapitalisme. Wanneer men over het kapitalisme spreekt
zou men goed doen te beginnen met een definitie van dat
begrip te geven. Indien men dit deed zouden de scheidings
lijnen duidelijker naar voren komen dan thans, nu men in het
wilde en vage spreekt over het kapitalisme. Indien men onder
het kapitalisme verstaat de bestaande sociale en economische
ongebondenheid van de productie, de bestaande overmacht van
het kapitaal en de bestaande rechteloosheid van den arbeid,
dan is spreker, evenals alle Katholieken, tegenstander van het
kapitalisme.
De heer van Eek heeft een enkel citaat voorgelezen van een
Katholiek Duitsch schrijver. Spreker zal de vergadering niet
ophouden met citaten voor te lezen, doch naast het door den
heer van Eek voorgelezen citaat zou hij verschillende andere
kunnen stellen, waarin hetzelfde even duidelijk of nog duide
lijker wordt betoogd. Spreker zou den sociaal-democraten,
speciaal den heer van Eek, van wien hem telkens weer blijkt,
dat hij slechts nu en dan iets leest, dat door Katholieken is
geschreven, willen aanraden eens te lezen de laatste encycliek
van den Paus «Quadragesimo Anno'', waarin op overtuigende
wijze het kapitalisme, zooals spreker dit zoojuist schetste, wordt
veroordeeld.
Spreker heeft in de rede van den heer van Eek veel gemist,
en juist op dien grond aarzelt hij niet te verklaren, dat die
rede in den Raad niet op haar plaats was. Wanneer men het
kapitalisme in het algemeen, als wereldverschijnsel, wil be
strijden, moet men dit doen b.v. op een vergadering van den
Volkenbond. Men kan dit ook doen in een debatingclub, in
een vergadering, waarin over principieele quaesties en over
economische stelsels wordt gesproken, doch men moet dat niet
doen in deze gemeenteraadsvergadering. Wanneer men het
verkeerde kapitalisme wil bestrijden, zooals dit zich openbaart
in ons land, dan moet men dit doen in het Parlement. Wanneer
men het verkeerde kapitalisme wil bestrijden, zooals het zich
openbaart in de gemeente, dan moet men ook aantoonen op welke
wijze het zich in de gemeente openbaart en hoe de gemeenteraad
dit kan bestrijden, en daarover nu heeft de heer van Eek in
zijn rede met geen woord gesproken. De heer van Eek heeft
met geen woord betoogd, dat in Leiden een verkeerd kapi
talisme heerscht, dat de Raad in staat was dat te bestrijden,
maar het heeft nagelaten. De heer van Eek gebruikte enkele
woorden, het waren ook niets meer dan woorden, waarin hij
de niet-socialistische partijen beschuldigde, dat verkeerde kapi
talisme niet voldoende te bestrijden; deze verzetten zich tegen
eiken maatregel, indien kapitalistische belangen worden ge
schaad. Daarvoor zijn ook bewijzen noodig. Maar de kapita
listische belangen worden geschaad; de overmacht van het
kapitalisme, de ongebondenheid der productie, de rechte
loosheid der arbeiders, worden bestreden door de geheele
sociale wetgeving en daarvan zijn de niet-socialistische partijen
geen tegenstanders, al is zij nog lang niet zooals men zou
wenschen. Die kapitalistische belangen worden evenmin ontzien
door verschillende verordeningen van dezen Raad met sociale