MAANDAG 7 DECEMBER 1931.
De heer Schüller vraagt, hoe het dan bij de Federatie gaat.
De heer Knuttel zegt, dat in de Tribune strijdt wordt
gevoerd tegen de Federatie, evengoed als tegen de moderne
organisatie. Deze opmerking getuigt van de onkunde van
den heer Schüller. De leiders der Federatie zijn even erg als
die der moderne vakbeweging. Hoe staat de partij van den
heer van Eek in Duitschland tegenover de democratie? Daar laat
zij toe en ondersteunt zij en komt zij niet op tegen de burgerlijke
Regeering-Brüning met haar noodverordeningen, de zuivere
dictatuur der bourgeoisie. Daarmede dwarsboomt zij de
arbeiders en legt hen aan banden, al meer dan een halfjaar,
omdat zij doodsbenauwd is voor nieuwe verkiezingen, als zij
de Regeering ten val brengt; dan blijft er van haar Rijksdag
fractie niets over.
De heer Verweij zegt, dat de heer Knuttel er niets van weet.
De heer Knuttel weet, wat de heer Verweij zeggen wil:
omdat anders Hitier aan het bewind komt; dat is juist de
groote politiek van de lafheid; den eenen Hitler steunt men
om den anderen niet aan het bewind te laten komen; daarom
laten zij de arbeiders afrossen en hun loonen verlagen en op
allerlei manieren aan banden leggen, maar de Duitsche arbeiders
nemen dat niet en loopen van de sociaal-democratische partij
weg zoo hard zij kunnen. De S. D. A. P. is zoo tegen geweld!
Wel tegen geweld van de arbeiders om aan de macht te
komen! Daar zijn zij tegen, maar wanneer de Engelsche
Labour-regeeiing, welke nu ten val is gebracht, op hen, die
in Britsch-Inlië tegen het Engelsche bewind opstaan, de
bommen laat regenen, heet het in een triomfantelijk artikel
in de Daily Heraldhet orgaan van de Labour-Party, dat
zooveel «rebellen zijn neergelegd." Dat is de geweldloosheid van
de sociaal-democraten. Men denke aan den bloedigen 1 Mei
1929, toen de sociaal-democratische politiepresident te Berlijn,
Zörgiebel, op de arbeiders liet schieten. Dat is de geweldloos
heid van de sociaal-democraten! Geweld tegen de revolution-
naire arbeiders, verbod van geweld tegen het kapitalisme.
Gebruikt het kapitalisme geen geweld? De heer van Eek
neemt het op voor de politie, die hier zooveel beter is dan
in Oegstgeest. Is de politie niet een kapitalisfisch geweld-
instrument? Is dat niet een stuk van het geweld, waarover
het kapitalisme beschikt om de arbeiders er onder te houden?
Hiermede toont de heer van Eek, wat zijn partij inderdaad
wil. Wanneer de heeren spreken van buiten-parlementaire
actie, wanneer zij willen, dat de arbeiders de straat op gaan
om voor hun eischen te demonstreeren, dan is dat niet anders
dan het zooveelste middel om de arbeiders door illussies nog
aan het lijntje te houden, opdat zij niet naar de revolution-
naire partijen zullen overloopen, maar als actie heeft het geen
waarde. Wanneer de heeren tevoren zeggen, dat zij alleen
langs den weg van de stembus en niet langs den weg van
het geweld aan de macht willen komen, is voor die straat-
betooging geen sterveling bang. De heeren kunnen er alleen
iets mede bereiken, door te parasiteeren op de communistische
beweging, door de vrees te wekken, dat de arbeiders zullen
overloopen naar de communisten. Overigens is een dergelijk
zwak middel als een straatbetooging niet voldoende meer
tegen het kapitalisme.
De heer van Èck heeft ook voorgelezen een lang verhaal
vaneen pastoor, die het kapitalisme ook zoo slecht vond, en
hetgeen gezegd is door een christelijk vakvereenigingsman,
die waarachtig bijna sociaal-democraat was! Wat denkt de
heer van Eek toch eigenlijk? Denkt hij, dat binnenkort zich
het heuglijk feit zal voordoen, dat alle partijen arm in arm
gaan, den sociaal-democratischen kant op? De internationale
politiek wijst er nog al op met zijn scherpe tegenstellingen en
een sterke opkomst van de fascisten Die menschen doen alleen
wat de sociaal-democraten doen ten opzichte van het kapita
lisme. Zij trachten eveneens de arbeiders in hun kring, die
ook ontevreden worden en revolutionnair dreigen te worden,
zoet te houden door een beetje op het kapitalisme te schelden.
Zij doen hetzelfde in hun partij, wat de linker fracties bij de
sociaal-democraten doen, n.l. den arbeiders beletten weg te
gaan en de zijde te kiezen van de revolutionnairen. Dit is
echter in werkelijkheid in dit tijdsbestek, nu snel gehandeld
moet worden, daar de arbeiders van dag tot dag meer in het
moeras getrapt worden, het ergste wat er is. Wanneer men
spreekt van oplappen van het kapitalisme, dan zoeken de
sociaal-democraten het kapitalisme op te lappen. De partij-
genooten van den heer van Eek zeggen, dat, wanneer zij nu
niet opkomen voor de strijdleuzen van de arbeiders, zij dit
dan over eenige jaren wanneer de crisis dan zeker voorbij
moet zijn! met woeker weer zullen inhalen. Daarom moeten
de arbeiders van den strijd tegen het kapitalisme worden
afgehouden. Dat is de werkelgkheid in de S. I). A. P. Zonder
de sociaal-democratie viel het kapitalisme; wanneer de arbeiders,
die nu door de sociaal-democraten worden zoetgehouden en met
parlementaire illusies aan het lijntje worden gehouden, bij de
revolutionnairen waren, dan was internationaal het kapitalisme
niet meer te houden en was zijn val, ook hier, aanstaande.
Gesteld bovendien, dat de S. D. A. P. 50 zetels in de Kamer
heeft, wat denkt de heer van Eek dan dat er gebeurt? Denkt
hij, dat de bourgeoisie dan naar huis zal gaan? Dat is een
onnoozele opvatting
De heer van Eck zegt, dat dan lang tevoren het kapitalisme
is gevallen.
De heer Knuttel. Zeker zooals iemand over een steentje
struikelt! Neen, het kapitalisme valt doordat de arbeiders het
ten val brengen. De heer van Eck heeft in de laatste maanden
een lesje kunnen krijgen dat, zoodra de Gemeenteraden iets
doen, wat den kapitalisten onwelgevallig is, en niet scherp
genoeg naar hun zin optreden, de bankiers eenvoudig de beurs
sluiten, zoodat de gemeenten niet aan geld kunnen komen,
en men het eenvoudig moet nemen. Dat geval zal zich steeds
meer herhalen en daar staat de heer van Eck met zijn strijd
middelen volkomen hopeloos tegenover. Dat is de werkelijk
heid. Daarom wil spreker hier de arbeiders opwekken om
dien strijd hier te voeren, allereerst met de communistische
partij, maar ook door de roode vakvereenigingsoppositie te
versterken en daardoor de vakbeweging tot strijd te dwingen,
zooals nu in Twenthe zoo schitterend gelukt is, waar men
de moderne vakbeweging gedwongen heeft de staking te er
kennen en tot steun over te gaan. Waar de kapitalistische
maatschappij met geweld zich zou willen handhaven, is het
eenige middel daartegen, dat ook de arbeiders de kracht van
hun geweld, van hun massa, van hun overtuiging, van hun
disciplinaire-strijd-organisaties vooral, daartegenover stellen.
Wanneer spreker bij deze begrooting enkele voorstellen heeft
gedaan, dan is dit zonder de minste illusie, dat zij zullen
worden aangenomen, maar om den arbeiders eenige aanwijzing
te geven waarvoor zij moeten strijden en dat zij alleen door
machtsvorming en ontwikkeling iets daarvan zullen kunnen
doorzetten.
Wat betreft sprekers voorstel tot verhooging der werkloozen-
uitkeering en tot uitkeering van een bedrag ineens aan werk-
loozen, de werkloosheid is zeker orider dezen stand van het
kapitalisme het vraagstuk, waar alles om draait. Spreker heeft
hier 4 jaar geleden deze groote toeneming der werkloosheid
reeds voorspeld en uiteengezet waarom het ondenkbaar is dat,
afgezien van kleine schommelingen, die ongetwijfeld zullen
plaats hebben, in het algemeen deze werkloosheid nog ver
minderen zal; zij zal eerder nog steeds toenemen en het eind
van al deze ellende is nog niet te voorzien. Waar deze werk
loosheid ongetwijfeld en volkomen het gevolg is van het totaal
talen van het kapitalisme, van elke poging om eenig evenwicht
te brengen tusschen productie en consumptie, is er geen sprake
van, dat de arbeiders ook maar een deel van die gevolgen
voor hun rekening kunnen nemen.
De arbeiders hebben van het kapitalisme te eischen, waar
de arbeidersdictatuur wel degelijk aan de werkloosheid een
einde weet te maken, dat het kapitalisme daar de werk
loosheid door zijn stelsel van productie, gericht op winst, in
het leven is geroepen hen volledig schadeloos stelt voor de
gevolgen van die werkloosheid. Den eisch: productief werk
tegen het volle loon of het volle loon, handhaaft spreker en
hij wenscht er niets af te doen.
Waarom heeft spreker nu voorstellen ingediend, welke niet
zoo ver gaan? Spreker wil met deze voorstellen volstrekt niet
een soort eind- of doelpunt aangeven, doch hij wenscht eischen
te stellen, welke tot de Leidsche werkloozen spreken als on
middellijk uitvoerbaar en op grond waarvan het mogelijk
moet zijn een breed front van werkloozen, die voor deze
eischen strijden, te vormen. Om deze reden is spreker met
deze bescheiden voorstellen gekomen, voorstellen, welke, wan
neer zij aangenomen worden, aan den nood en de ellende van
de werkloozen nog geenszins een einde zullen maken, maar
waardoor toch een kleine stap wordt gedaan in de richting
van verbetering.
Hoe groot de ellende is en op welke allertreurigste wijze
daarin door het Burgerlijk Armbestuur niet wordt voorzien,
heeft mevrouw Rraggaarde Does op een zeer juiste wijze
uiteengezetmaar zij heeft dat alweer gedaan zonder eenigen
uitweg te wijzen om tot verandering te komen. Integendeel,
het voorstel, dat zij hieromtrent gedaan heeft, beteekent Satan
met Beëlzebub uitdrijven, daar de werkloozen bij aanneming
van dat voorstel zouden terecht komen in plaats van bij het
Burgerlijk Armbestuur bij erger dan het Burgerlijk Arm
bestuur. liet voorstel van mevrouw Braggaar—de Does strekt
tot opheffing van de Gemeentelijke Commissie voor Maat
schappelijk Hulpbetoon en die functie van die commissie op
te dragen aan Burgemeester en Wethouders, bijgestaan door
een commissie van bijstand, te benoemen uit den Raad. Dit
beteekent, dat het ontnomen wordt aan de Gemeentelijke
Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon en gegeven wordt
in hoofdzaak in handen van het College van Burgemeester en