MAANDAG 7 DECEMBER 1931.
455
zakelijke uitgaven, als den bouw van een niéuw raadhuis,
betrof. Zelfs de Wethouder van Financiën gaf hieraan zijn
zegen.
De felle crisis, die thans de menschheid teistert, is een
schitterende bevestiging van Marx' crisis-theorie
De heer Knuttel: Nou breekt m'n klomp!
De heer van Eck zal wanneer de heer Knuttel bekomen
is, zijn rede vervolgen. Spreker herhaalt, dat de felle crisis,
die thans de menschheid teistert een schitterende bevestiging
is van Marx' crisis-theorie.
De heer Knuttel: Maar trek dan ook de consequentie
daaruit!
De heer van Eck: Dat is goed, daar zullen we nog wel
eens over praten.
De heer Knuttel: U geelt mij nooit antwoord. U ontwijkt
altijd elk debat.
De heer van Eck zegt, dat deze crisis zal voorbijgaan. Het
dieptepunt der maatschappelijke ellende zal eenmaal bereikt
worden. Het kapitalisme, met zijn voortdurenden druk op het
levensbestaari van de groote massa der bevolking tot op het
gebrek- en zelfs hongerpeil, zal echter blijven bestaan. De
sociaal-democraten hebben het vertrouwen, dat de oogen van
steeds meerderen voor het heillooze en verderfelijke van het
kapitalistische stelsel zullen opengaan. De sociaal-democraten
zullen hun taak voortzetten met het wijzen op de onverant
woordelijkheid om te handhaven een stelsel, dat zooveel
stoffelijke, geestelijke en zedelijke ellende over de menschheid
uitstort en zij zullen daarvoor ook gebruiken de deelname aan
de gemeentepolitiek. Bij dien strijd tegen het kapitalisme hebben
zij aan hun zijde het gezond verstand, dat hun aanwijst
hoe dwaas het is, dat de massa gebrek lijdt, terwijl van alle
bestaansmiddelen overvloed aanwezig is en de mogelijkheid
bestaat dien overvloed nog te vergrooten. De sociaal-democraten
hebben aan hun zijde de rechtvaardigheid, welke eischt, dat
allen, die kunnen en willen deelnemen aan den maatschappe-
lijken arbeid, recht hebben op een behoorlijk levensbestaan.
Zij hebben aan hun zijde de menschenliefde, die vordert, dat
de ellende en de kommer, welke door maatschappelijke oor
zaken in het leven worden geroepen, door allen gezamenlijk,
dat wil zeggen door de gemeenschap, worden gedragen. De
economische omstandigheden, de sociale rechtvaardigheid en
de menschenliefde zullen den sociaal-democraten tot gids
strekken op den weg, die leidt naar het socialisme.
Mevrouw Rraggaarde Does wil iets zeggen over de
tekortkomingen en misstanden bij de Gemeentelijke Commissie
voor Maatschappelijk Hulpbetoon.
Spreekster bewondert allerminst de houding, hedenmiddag
door den heer Knuttel aangenomen, waar deze het niet kon
goedkeuren, dank te betuigen aan mej. Coebergh voor het
vele werk, door haar bij Maatschappelijk Hulpbetoon ver:icht.
Spreekster is 'het ook niet eens met de wijze, waarop bij
Maatschappelijk Hulpbetoon gewerkt wordt, maar men moet
toch van de veronderstelling uitgaan dat, al kan men zich
niet vereenigen met houding en meening van mej. Coebergh,
zij toch naar eigen inzicht en naar beste krachten heeft
gewerkt. Spreekster is overtuigd, dat het grootste deel van
den Raad zich ook niet met spreeksters houding in Maat
schappelijk Hulpbetoon kan vereenigen, maar wanneer zij
vandaag of morgen haar werkzaamheid daar zou beëindigen,
dan zou haar toch ook daarvoor hulde gebracht worden.
De heer Knuttel. Leve de klassenstrijd!
Mevrouw Braggaar—de Does geeft den heer Knuttel in
overweging, zich in te denken, waarvoor de communistische
partij is opgericht, n.l. om het kapitalistisch stelsel le be
strijden. In plaats het kapitalisme te bestrijden, bestrijdt de
heer Knuttel nu de sociaal-democraten
De heer Knuttel. De hechlste steunpilaren van het kapi
talisme.
Mevrouw Braggaar—de Does: ....tot het grootste genoegen
van de burgerlijken. De heer Knuttel treedt hier niet op als
propagandist voor het communisme en tegen het kapitalisme,
maar als pias, en om de tegenstanders van het kapitalisme te
bestrijden.
De Voorzitter zou het woord »pias" liever niet doen over
gaan in de officieele dictionnaire van den Leidschen Gemeente
raad. Het is toch beter, dat woord niet op zijn medeleden toe
te passen; het zou krenkend kunnen zijn.
Mevrouw Braggaarde Does neemt dat woord dan terug
maar noemt dan den heer Knuttel iemand, die zich geroepen
acht, om den tegenstanders der sociaal-democraten een vroo-
lijken avond te bezorgen.
Met hetgeen door het College in de memorie van antwoord
is gezegd, is spreekster allerminst bevredigd; daarom zijn door
haar dan ook enkele voorstellen ingediend.
Spreekster is zeer benieuwd of de Raad, na kennis te heb
ben genomen van de toestanden bij Maatschappelijk Hulp
betoon, de handelswijze van deze instelling zal goedkeuren,
en nog den moed zal hebben te stemmen tegen voorstellen, welke
beoogen verbetering te brengen in het lot van de menschen,
die zoozeer getroffen zijn.
Over de oorzaken van de werkloosheid en van de crisis in
het algemeen zal spreekster, waar dit reeds op uitnemende
wijze door haar partijgenoot den heer van Eck is gedaan,
niet spreken, doch wel zou zij iets willen zeggen over de
gevolgen en de middelen, welke kunnen worden aangewend
ter verbetering. De menschen, die bij Maatschappelijk Hulp
betoon komen, moeten zoo mogelijk aan werk geholpen worden.
Eenieder zal er wel van overtuigd zijn, dat deze menschen veel
liever werken dan steun trekken. Wanneer maar even wordt
kenbaar gemaakt waar werk te krijgen is, stellen zich direct
10 tot 100 menschen beschikbaar. Het argument, dat deze
menschen niet werken willen en liever steun trekken, kan
dus gerust buiten beschouwing worden gelaten. Vooraf dient ook
gezegd te worden, dat de menschen,die bij Maatschappelijk Hulp
betoon komen, over het algemeen daarbij weinig vertrouwen
hebben, want zij schijnen de meening te zijn toegedaan, dat,
als zij bij Maatschappelijk Hulpbetoon aankloppen, zij alle
hoop moeten laten varen. Dit is geen uitzondering, maar regel,
maar daarvoor zijn ook redenen.
Spreekster wenscht eerst te wijzen op de gezinsinkomsten.
Als er bij Maatschappelijk Hulpbetoon menschen komen vragen
om steun, en zij hebben een gezin van 8 ot 10 personen,
waaronder eenige kinderen, die eenig loon verdienen, dan
wordt geen rekening gehouden met de werkelijkheid, maar
wordt zonder meer gezegd: er zijn nog zooveel gezinsinkom
sten. Bevinden zich b.v. in een gezin van 6 personen 3 zoons,
die elk 10.verdienen, dan kan elk weldenkend mensch
begrijpen, dat die 3 kinderen niet elk ook f 10.thuis brengen,
doch bij Maatschappelijk Hulpbetoon wordt gezegd: de nood
is daar niet zoo hoog, want er komt nog 30.aan gezins-
irikomsten in. Ieder zal echter begrijpen, dat die kinderen
gak leed moeten worden en tot hun werk in staat moeten
worden gesteld. Zelfs als de gezinsinkomsten 20.bedragen
en het aantal kinderen grooter is, wordt bij Maatschappelijk
Hulpbetoon gezegd: de nood is daar niet hoog, dat gezin be
hoeft voorloopig niet gesteund te worden. Als diegenen bij
Maatschappelijk Hulpbetoon, die zoo spreken, zelf kinderen
hebben, moeten zij er in den regel op toegeven, omdat die
kinderen leeren enz., maar ten opzichte van de kinderen
van de arbeidersklasse zeggen zij: die mogen niets voor
zichzelf hebben, dat zijn gezinsinkomsten. Toen spreekster
in Maatschappelijk Hulpbetoon daar tegen op kwam, werd
er gezegd: die kinderen behooren alles thuis te brengen.
Dit is natuurlijk geheel in strijd met de werkelijkheid. Ook
wanneer vader en moeder in behoeftige omstandigheden ver-
keeren, wordt op de kinderen geheel en al beslag gelegd.
Wanneer b.v. een vader en twee zoons zonder werk zijn,
wordt er gezegd: goed, je krijgt steun, maar jullie moeten
alle drie stempelen. Spreekster geeft de verzekering, dat daar
door in zoo'n gezin tweedracht wordt gezaaid.
Wanneer men nu zou kunnen zeggener moet wel gestem
peld worden, maar er komt wat voor in de plaats, dan kon
men dat nog eischen, maar de steun wordt er absoluut niet
door verhoogd. Het is voor een ouden, afgewerkten vader
onmogelijk om zijn zoons van 27 en 29 jaar aan een handje
mee te nemen naar het stempellokaal; weigeren zij het, on
danks herhaald aandringen en smeeken, dan blijven de ouders
verstoken van steun. Vaak ook zijn de menschen zonder
nachtverblijf en ontvangen zij niet genoeg van Maatschap
pelijk Hulpbetoon om een kosthuis te bekostigen dan moeten
zij naar een logement en dan wordt zonder meer gezegd:
goed, je kan naar een logement, maar op één voorwaarde:
dan moet je naar de Stedelijke Werkinrichting. Men gaat
daarbij zonder onderscheid des persoons te werkverleden
week is nog aan een jongen van 21 jaar nachtlogies gegeven
maar op deze voorwaarde alleen, dat hij in de Werkinrichting
moestde toestand in die inrichting is zoo, dat men er niet
iedereen kan onderbrengen het is geen menschwaardig ver
blijf. Er zijn zooveel dergelijke gevallen. Die jongen, de eenige
boven 21 jaar uit een gezin van 7, was uit huis gedaan,
omdat allen zonder werk waren; het gezin kon geen steun
krijgen; hij mocht 2 nachten op het politiebureau blijven en
werd toen op straat gezet; door spreeksters toedoen heeft hij
toen logementskosten gekregen, maar zonder vergadering is
gezegd, dat hij het kon krijgen, als hij naar de Werkinrich
ting ging.