454 MAANDAG 7 DECEMBER 1931. moet zijn, dat de Raad met de afbakening der gemeente grenzen op het oog moet hebben een zoo goed mogelijke ver zorging van de belangen der ingezetenen, voor zoover dat behoort tot de taak van het gemeentebestuur. Het is een zaak van betrekkelijk ondergeschikt belang of met verandering der grenzen de een of andere gemeente financieel wordt geschaad of gebaat. Dit is natuurlijk wel van belang, maar zulks mag het vraagstuk niet beheerschen. Het is te betreuren, dat uit Leiden vele gegoede inge zetenen de gemeentegrenzen overschrijden en op deze wijze zich onttrekken aan de grootere lasten, die nu eenmaal rusten op de bewoners van een betrekkelijk groote stad dan op die van een plattelandsgemeente. Toch mag Leiden zich niet alleen door dit feit laten leiden bij het bepalen van haar standpunt. Ook indien kon worden aangetoond, dat de hoogere uitgaven ten gevolge van een redelijke indeeling der gemeentegrenzen door de meerdere kosten aan wegenaanleg, bestrating, ver lichting, scholenbouw, volkshuisvesting, sociale lasten enz. niet op zouden wegen tegen de vermeerdering der inkomsten, die de uitzetting der grenzen zou teweegbrengen, zou naar sprekers meening Leiden zich hier niet tegen mogen verzetten. Spreker begrijpt echter, dat de aandrang van Leiden om de grenzen uit te zetten in dat geval niet zoo bijzonder sterk zou zijn. Welken maatstaf moet men nu gebruiken om te komen tot een redelijke indeeling der bevolking in gemeenten Spreker meent, dat dit de maatstaf moet zijn, dat een gebied, dat economisch een geheel vormt of binnen korten tijd een geheel zal vormen, ook politiek tot een eenheid moet gemaakt worden. Spreker plaatst zich nu geheel op het standpunt van heden, waarin de economische belangen van verschillende deelen der bevolking, die geheel uiteenloopen, ja voor een belangrijk deel met elkaar strijden, door één college moeten worden verzorgd. De tegenstelling tusschen de belangen van het proletariaat en die van het burgerdom laat spreker dus hier rusten. Trou wens, die tegenstellingen zullen zich thans in de practijk openbaren in eiken vorm van gemeentelijke indeeling. Zich plaatsend op het standpunt van de thans geldende wettelijke regeling, acht spreker het verstandig om de ge meenten zoodanig in te deelen, dat de klassentegenstel lingen daargelaten, die trouwens niet tot een geografische indeeling kunnen leiden wat gezamenlijke economische belangen heeft, ook in politiek opzicht tot eenzelfde gemeente moet behooren. Deelen van om Leiden gelegen gemeenten, die een stedelijk karakter dragen of binnen korten tijd een zoo danig karakter zullen verkrijgen, behooren dus met Leiden te worden vereenigd. Een stedelijke bevolking stelt over het algemeen hoogere eischen aan het optreden der gemeentelijke overheid en is dan ook genoodzaakt daarvoor hoogere lasten te dragen. De bestrating,rioleering, verlichting, politie, volkshuisvesting, onderwijs, de behartiging van sociale belangen, zijn gemeenlijk in een grootere stadsgemeente beter verzorgd dan in een kleinere plattelandsgemeente. Bij een onredelijke indeeling, zooals nu, ontstaat in dubbelen zin een onregelmatigheid. Leiden moet in verschillende opzichten bij de verzorging der gemeentelijke belangen rekening houden ook met de bewoners der omliggende gemeenten, die zoo dicht bij de grens wonen, dat zij als het ware Leidenaars zijn. Uitgaven voor bestrating, voor het verkeer in het algemeen, voor verlichting, voor onderwijs, moeten ook gedaan worden in het belang van de bewoners van de omliggende gemeenten, die als het ware feitelijk Leidenaars zijn. Het onbillijke is eenerzijds, dat deze niet mede betalen in de kosten, maar anderzijds ook niets te zeggen hebben over de wijze, waarop deze zaken, die ook voor hen van belang zijn, worden geregeld. Het belang van uitbreiding der grenzen, van vereeniging met omliggende gemeenten of deelen dier gemeenten, weegt echter voor de groote gemeente veel zwaarder dan het belang van de bewoners, die buiten Leiden wonen en met de Leide naars veel gemeenschappelijke belangen hebben, om met de Leidenaren politiek vereenigd te worden. Voor hun gemeenschappelijke belangen wordt ook wel door Leiden gezorgd, al betalen zij er niet aan mee. Het wordt voor Leiden een onmogelijke toestand, als het steeds meer door de omliggende gemeenten wordt ingebouwd, als het de gelegenheid mist om op den juisten tijd een bestemming te geven aan de bij haar aansluitende gronden met het oog op de belangen van verkeer, uitbreiding der nijverheid en volkshuisvesting. Het maakt den Leidschen financieelen toe stand ook moeilijker, als juist vele gegoede ingezetenen juist even over de grens gaan wonen en dan wel genieten van de economische voordeelen van het wonen bij een groote stad, zonder bij te dragen in de daarvoor vereischte lasten. Al mag het financieele element in deze niet overheerschen, en moet het groote algemeene belang in deze beslissen, te verwaar- loozen is dit element natuurlijk niet, waar Leiden in zulk een buitengewoon moeilijken financieelen toestand verkeert. Hierbij is de aandacht allereerst gevestigd op de grens wijziging met Oegstgeest, welks bebouwd gedeelte bij Rijns burger- en Warmonderweg geheel ineenloopt met de be bouwde kom van Leiden. De noodzakelijkheid van vereeni ging, geheel of gedeeltelijk, van Oegstgeest met Leiden wordt nog vergroot, doordat daarvan geheel afhankelijk is de ver betering van den toestand op den Rijnsburgerweg bij den spoorwegovergang. Ieder is overtuigd van de noodzakelijkheid daar van een tunnel, geschikt voor alle verkeer; het is echter uitgesloten, dat Leiden, ook al krijgt het financieele hulp van Rijk, pro vincie en spoorwegen, de daarvoor noodige millioenen kan bijeenbrengen. Verleenen de andere lichamen hulp, dan zullen zij toch in elk geval eischen, dat Leiden een aanzienlijk deel der onkosten draagt; alleen het vergroote Leiden zal daartoe in staat zijn. Het is een groote onbillijkheid, dat de inwoners van Oegstgeest, die zelfs nog meer belang hebben bij een tunnel dan menig Leidenaar, thans Leiden met de ontzag lijke kosten zullen laten zitten. Vóórdat Oegstgeest geheel of gedeeltelijk met Leiden is vereenigd, zal van den bouw van een tunnel wel niet veel komen, vooral ook, daar niet alleen de financieele positie van Leiden, maar ook die van het Rijk en de spoorwegen bijzonder slecht is. Nu is het bekend, dat het College in deze niet stil heeft gezeten, maar dat de zaak der grensverandering niet hard opschiet. Het schijnt, dat Gedeputeerde Staten hiervoor ook niet warm loopen. Waar nu ook de nijverheidscommissie, verleden jaar door den Gemeenteraad ingesteld, in haar rapport zich vóór uitzetting der grenzen heelt uitgesproken, acht spreker het gewenscht, dat het gemeentebestuur in Leiden publiek optreedt en ook zelfstandig optreedt, ingevolge de bevoegdheid bij art. 164 der gewijzigde Gemeentewet. Bij een nieuwe regeling zijn niet alleen algemeene, doch ook in het bijzonder groote Leidsche belangen betrokken, zoodat het gemeentebestuur alleszins gerechtigd is in deze van zijn recht van initiatief gebruik te maken. Een nieuwe regeling behoort echter afdoende te zijn en voor afzienbare toekomst aan redelijke eischen te voldoen. Voorkomen moet worden, dat door halve maatregelen, zooals bij de vorige grenswijzigingen, binnenkort weer onbevredigende toestanden ontstaan. Niet alleen moet overwogen worden, of niet nagenoeg geheel Oegstgeest bij Leiden behoort te worden gevoegd, maar ook of niet evenzeer deelen van Leiderdorp en Zoeterwoude met Leiden behooren te worden vereenigd. Ten aanzien van Voorschoten acht spreker dit minder noodzakelijk, al is dat mogelijk ook eens te onderzoeken. Nu iets over het algemeen standpunt van sprekers partij ten aanzien van het te voeren gemeentebeleid, vooral in ver band met den financieelen toestand der gemeente. Spreker zal daarop niet uitvoerig ingaan, omdat dat tot de taak behoort van den heer Verweij, die namens deS. I). A.P. zitting heeft in de Commissie voor de Financiën. De sociaal democraten weten, dat het kapitalisme geen bevredigende positie kan scheppen voor de groote massa der bevolking, noch geestelijk, noch zedelijk, noch stoffelijk. De sociaal democratische gemeentepolitiek is een onderdeel van de alge meene socialistische gemeentepolitiek. Hun macht op gemeentelijk gebied willen de sociaal-demo craten gebruiken eenerzijds om het kapitalisme te bestrijden en den overgang te bevorderen naar het socialisme, anderzijds om onmiddellijk verbetering te brengen in de economische positie van het proletariaat. De sociaal-democraten zijn helaas maar al te zeer overtuigd, dat de gemeente in dat opzicht slechts een beperkte macht bezit, maar zij wenschen, dat ze die macht dan ook ten volle gebruikt. Dat zij dus gebruik maakt van de mogelijkheid om de gegoeden meer te belasten, gebruik maakt van haar reserves om de positie van het prole tariaat zooveel mogelijk te beschermen en te verbeteren en dat zij zich ook verzet tepen alle pogingen van het Rijk om die positie omlaag te drukken. Krachtige aandrang op het Rijk om de financieele positie der gemeente te verbeteren, blijft dringend noodzakelijk. Elke aanslag op de levenspositie van het proletariaat, hetzij in den vorm van vermindering der werkloozenuitkeering, hetzij in den vorm van loonsverlaging voor het overheidspersoneel moet worden afgeweerd, en de sociaal-democraten stellen den eisch aan het gemeentebestuur, dat het zich tegen eiken aanslag der Regeering in die richting met beslistheid verzet. De arbeidersklasse heelt voldoende offers te dragen door de werkloosheid; in verlaging van inkomsten kan zij in geen enkel opzicht berusten. De werkgelegenheid moet worden uitgebreid, nuttige werken moeten met spoed worden voltooid en nieuwe ontworpen, omdat uitbreiding der werkgelegenheid het beste middel is om de nadeelige gevolgen der crisis te verzachten en door de bevordering der koopkracht de crisis zelf, die er een is van onderconsumptie, in felheid te doen afnemen. Voor bezuiniging der gemeente in dit opzicht zijn de sociaal democraten niet te vinden. Trouwens, de burgerlijke partijen hebben hun het voorbeeld gegeven door niet op een of meerdere tonnen gouds te zien, als het naar hun meening nood-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 20