MAANDAG 7 DECEMBER 1931.
451
nalisatie niet kunnen noch mogen tegenhouden. De bezwaren,
die bestaan in vergrooting der werkloosheid, in te veel te vergen
van de krachten der werkers, moeten echter niet licht worden
geteld.
De medezeggenschap opent nu de mogelijkheid om die be
zwaren zooveel mogelijk weg te nemen. Plannen om het bedrijf
te rationaliseeren in tijden van groote werkloosheid, terwijl
niet de zekerheid aanwezig is, dat in andere onderdeelen van
het bedrijf ot bij andere gemeente-bedrijven of diensten de
met ontslag bedreigden werk kunnen vinden, moeten door
middel van de medezeggenschap worden tegengehouden. Het
kan ook voorkomen, dat een verbetering der productiemethoden
uit een oogpunt van productiviteit van het bedrijf gewenscht
is, doch dat de invoering te veel zou vergen van de krachten
der werkers of te veel gevaar voor hen zou opleveren de
medezeggenschap kan wederom dienst doen om de bezwaren
zooveel mogelijk weg te nemen, eventueel zelfs de gansche
rationalisatiepoging te bestrijden. De medezeggenschap kan er
dus toe leiden, dat ook met de geestelijke en zedelijke be
langen van de werkers in het bedrijf of den dienst wordt
rekening gehouden. Door het laten meespreken ook van een
zedelijk element over de vraag hoe de productie zal geschieden,
komt dan het overheidsbedrijt op een hooger plan te staan
en kan het in dit opzicht ook tot voorbeeld dienen van het
particuliere bedrijf.
Oorspronkelijk heeft spreker in dezen Raad voorgesteld om
de medezeggenschap in te voeren in een bepaalden vorm, nl.
door aan vertegenwoordigers van de werkers de gelegenheid
te geven de vergaderingen der commissies van beheer dei-
bedrijven of diensten bij te wonen. Spreker heeft later verande
ring gebracht iri zijn voorstel en getracht eerst een principieele
uitspraak van den Raad te krijgen en daarna een onderzoek
naar den meest gewenschten vorm, waarin de medezeggen
schap zou worden verwezenlijkt. Spreker blijft aan het voor
stel in den laatsten vorm de voorkeur geven. Eerst moet de
Gemeenteraad zich uitspreken voor de medezeggenschap en
dan kan onderzocht worden de wijze, waarop dit verwezenlijkt
kan worden; aldus wordt vermeden de strijd over den vorm
der medezeggenschap.
Spreker heeft het vorige jaar gewezen op het mooie voor
beeld, door de N.V. De Arbeiderspers gegeven door de mede
zeggenschap in te voeren, zoowel bij de basis als bij de top
door vertegenwoordigers van de werkers te verkiezen in de
commissie van beheer. Waar bij een particuliere onderneming
de te overwinnen moeilijkheden altijd veel grooter zijn, ver
trouwt spreker, dat de Leidsche Raad nu niet achter zal willen
blijven. Trouwens, in Amsterdam hebben naast de sociaal
democraten ook de katholieken en de vrijzinnig-democraten
zich daarvoor uitgesproken. Die 3 partijen beschikken hier
over de meerderheid in den Raad. Spreker zou echter niet
weten, waarom ook andere partijen zich daartegen langer
zouden verzetten. Sprekers voorstel is trouwens zoo ingekleed,
dat over den vorm wordt ingewonnen het advies van het ge
organiseerd overleg; dan kan een vorm gekozen worden, die
waarborgt, dat zoowel met het belang der gemeente als met
de wenschen der werkers wordt rekening gehouden.
De medezeggenschap komt toch; zou het niet verstandiger
zijn, haar in te voeren in rustig overleg, dan plotseling, in
tijden van opwinding? Als regeeren beteekent vooruitzien, is
zeker de eerste methode ook uit een oogpunt van het bedrijfs
belang verre te verkiezen.
In het bijzonder pleit spreker voor uitbreiding der over
heidsbemoeiing ten aanzien van de levensmiddelenvoorziening,
het beheer der waterleiding en de exploitatie van den Leidschen
Hout. Ook in andere opzichten, waarbij groote algemeene
belangen betrokken zijn, en ook groote financieele belangen der
gemeente, bepleit spreker rechtstreeksch gemeentebeheer en con
trole door middel van den Raad, zooals bij de woningstichting, de
armenverzorging, de uitvoering van gemeentewerken, enz.
Ten aanzien van sprekers voorstel tot instelling van een
levensmiddelendienst heeft spreker bij de vorige begrooting
aan de hand van een officieel onderzoek, hier ingesteld door
een Amsterdamschen ambtenaar, aangetoond hoe het Amster
dam gelukt is om ten aanzien van de verschillende levens
middelen, waarmede de gemeente zich bemoeide, te bereiken,
dat voor gelijke prijzen in Amsterdam waren van betere
qualiteit waren te verkrijgen. Ongetwijfeld een groot succes,
waar in een grootere stad over het algemeen de levensmiddelen
duurder zijn. Ook de centrale inkoop van een reeks van levens
middelen voor gemeente-instellingen en liefdadige inrichtingen
bracht groot financieel voordeel. Het begin in Amsterdam is
nog bescheiden; de bemoeiing strekt zich nog slechts uit over
enkele artikelen. Hoopvol is, dat in het Wethoudersprogram
van sociaal-democraten met roomsch-katholieken en vrijzinnig
democraten voorkomt: voortdurende bemoeiing met de voor
ziening in de voornaamste levensbehoeften, in overleg en in
samenwerking met de organisaties der daarbij betrokkenen of
zoo noodig door zelfstandig ingrijpen der gemeente.
Te verwachten is, dat Amsterdam dus krachtiger werk
zaamheid op dit gebied gaat ontwikkelenwaarom kan Leiden
nu dit voorbeeld niet volgen en waarom zouden dezelfde par
tijen, die het Amsterdamsche gemeentebestuur in dit opzicht
steunen, ook in Leiden dit niet willen doen?
Met deze gemeente-bemoeiing wordt tweeërlei bedoeld. Aller
eerst controle op de qualiteit met het oog op den prijs. Het
voordeel daarvan springt duidelijk in het oog. Bij klachten
van het publiek volgt onderzoekwanneer de klachten gerecht
vaardigd bevonden zijn, is bedreiging met openbare bekend
making voldoende om herhaling te voorkomen. Wie kan
loochenen, dat publieke controle op de kwaliteit een zaak is
van groot algemeen belang? Van niet minder groot belang
is het tegengaan van te hooge prijzen. Niemand kan ontkennen
hoe dwaas en hoe kostbaar onze gansche distributieregeling
is, juist van de meest onontbeerlijke levensmiddelen. Doordat
elke regeling ontbreekt, worden in iedere straat brood, melk,
vleesch, groenten, kruidenierswaren gebracht door een reeks
van bezorgers, terwijl bij een oordeelkundige regeling een
goede bezorging het aantal noodige werkkrachten aanzienlijk
zou kunnen doen verminderen, De broodbezorging in Amster
dam kostte volgens het socialisatie-rapport 3f a 4J cent per
800 gram. Door een goede regeling zouden deze kosten tot
de helft kunnen worden teruggebracht.
Deze regelloosheid maakt dus, dat de verbruikers die waren
veel te duur betalen. Bovendien doen de vele winkeliers, veel
te groot in verhouding tot de behoefte, ook de prijzen der
benoodigde artikelen stijgen. Vroeger meende men, dat het
groot aantal winkeliers in het belang der koopers was. Tegen
woordig is men echter van die opvatting teruggekomen.
Er is dezer dagen een zeer lezenswaardig boek verschenen,
geschreven door twee verdedigers van middenstandsbelangen,
nl. Dr. E. J. Tobi en Dr. C. Visser, en getiteld »Georganiseerde
Distributie". Polemiseerend tegen prof. Eigeman zeggen deze
schrijvers:
»Het is dezen inleider blijkbaar volslagen onbekend, dat zijn
veel geprezen concurrentie in tallooze gevallen niet tot prijs
verlaging, maar integendeel tot prijsverhooging leidt. En dat
juist vaak bij artikelen, die voor de gemeenschap van groot
belang zijn, b.v. in het levensmiddelenbedrijf. In alle branches
bestaat de winkelier van het prijsverschil op zijn waren,
vermenigvuldigd met het aantal van zijn klanten, prijsverschil
maal omzet dus. Nu wordt het aantal concurrenten grooter,
van het aantal klanten van eiken detaillist gaat iets af. Nu
nemen wij eerst een branche, waar alle detaillisten van gelijke
economische grootte zijn, ik denk o.a. aan groentewinkels. De
factor omzet wordt dan kleiner. De winkelier wil het product
niet zien verminderen en hij moet nu wel den anderen factor,
het prijsverschil, verhoogen om hetzelfde eindresultaat te ver
krijgen. Dit zal hem in een dergelijke branche ook gelukken,
want zijn concurrenten, die allen dezelfde ondervinding opdoen,
willen niets liever dan hem volgen, zoodat over de geheele
linie de prijzen stijgen."
De schrijvers wijzen er echter op, dat het verloop van
zaken anders zal zijn in die bedrijfstakken, waarin de klein-
verkoopers van ongelijke grootte zijn. Als dan het debiet in
'hoofdzaak in handenis van oud-gevestigde groote winkeliers,
dan kunnen nieuw gevestigden trachten door prijsverlaging
de klandizie naar zich te trekken en kan dit algemeene prijs
vermindering veroorzaken. Dit geval zal zich echter minder
voordoen dan het voiige en blijkt dus hier de concurrentie
een middel om een einde te maken aan te hooge prijzen van
eenige weinige groote zaken.
De schrijvers ir. genoemd boek wijzen er dan verder op,
dat niet alleen de concurrentie veroorzaakt te hooge prijzen,
maar ook, dat het middel om bij geringen afzet zich een
behoorlijk bestaan te verzekeren, bestaat in het verminderen
der kwaliteit.
Merkwaardig is dan ook de stem uit de kringen der ver
dedigers van de middenstandsbelangen, aldus luidende:
«Inderdaad is het ingrijpen van de overheid in de door ons
geschilderde toestanden niet a priori te verwerpen. Immers
in de goede organisatie der distributie is een zeer groot alge
meen belang gelegen. Wij hebben reeds gezien, dat de prijzen
in vele gevallen door de sterke versnippering van den omzet
hooger zijn dan bij een meer rationeel distributie-systeem het
geval moet zijn. Bovendien gaan door de tallooze misluk
kingen in vele gevallen talrijke kleine kapitaaltjes, spaar
duitjes vaak, verloren, terwijl tenslotte talrijke personen op
vrijwel oneconomische wijze worden bezig gehouden, waar
door de algemeene welvaart wordt geschaad."
Een onderzoek in het kruideniersbedrijf heeft aan den dag
gebracht, dat elke maand 400 kruidenierszaken verdwijnen,
terwijl er echter 450 per maand bijkomen. In Gouda is op
elke 31 inwoners een winkel. Vooral in den groentenhandel
maakt het ontbreken van elke regeling de waar onnoodig
duur. Gemiddeld kost de distiibutie */3 van den prijs, dien
de verbiuiker betaalt, in het kruideniersbedrijf ongeveer 1/i,
bij sommige groenten, b.v. kool, stijgt dit zelfs tot 4/s. Dm
twee redenen moet de overheid zich met de levensmiddelen-