448
MAANDAG 7 DECEMBER 1931.
van het kapitalisme en opbouwen van het socialisme. Als zij
door overheidsmaatregelen de noodlijdenden wil steunen, dan
doet zij dat uit overwegingen van maatschappelijk nut en
van menschenliefde. Het is een groot maatschappelijk belang,
dat allen, daartoe in staat, door nuttigen arbeid medewerken
om in de behoeften der maatschappij te voorzien en daarvoor
ontvangen de inkomsten, welke zij noodig hebben om te vol
doen aan de redelijke behoeften van zich zelf en hun ge
zinnen.
Het is bovendien een groot maatschappelijk belang, dat alle
ingezetenen in ruil voor hun arbeid een behoorlijk inkomen
ontvangen. Het belang der beschaving eischt een zekeren maat-
schappelijken welstand voor allen. De sociaal-democratie be
schouwt het dus als een zaak van groot maatschappelijk belang,
als onderdeel van haar algemeene taak om de menschheid te
brengen op een hooger beschavingspeil, dat zij door haar op
treden op gemeentelijk politiek gebied bevordert, dat allen,
daartoe in staat, in ruil voor hun nuttigen arbeid een behoorlijk
loon ontvangen.
Ook uit menschlievende overwegingen wenscht zij in die
richting werkzaam te zijn. Het is spreker onbegrijpelijk, dat
in christelijke kringen die overwegingen van menschenliefde
zoo weinig waardeering vinden. Men stelt tegenover het streven
der sociaal-democraten om uit de publieke kassen te laten
betalen, wat noodig is om den noodlijdenden te helpen, de
philanthropische hulp van particulieren of kerkelijke of andere
liefdadige instellingen en trekt daaruit de conclusie, dat de
voorstanders der liefdadigheid zelf de middelen ter leniging
van den nood bijeenbrengen, terwijl de sociaal-democraten
die geheel of grootendeels door anderen willen laten betalen.
Vooreerst moet hierbij op den voorgrond worden gesteld,
dat de liefdadigheid tegenover den grooten maatschappelijken
nood van dezen tijd vrijwel machteloos staat. Zelfs op het
gebied der eigenlijke armenzorg is de particuliere en kerkelijke
liefdadigheid totaal overvleugeld door de burgerlijke armenzorg.
Wat kan de liefdadigheid echter doen ter bestrijding der
werkloosheid en van haar rampzalige gevolgen? Een philan-
tropisch werkgever kan misschien zijn arbeiders wat langer
aan het werk houden dan uit economische overwegingen voor
hemgewenschtis, in het algemeen staan werkgevers machte
loos om door individueel optreden de werkloosheid in te perken
en de werkloozen van het noodige te voorzien. De sociaal
democraten hebben er trouwens overwegend bezwaar tegen,
dat hulp aan werkloozen afhankelijk wordt gesteld van de
goedwilligheid van individueele personen. Nood en ellende,
door maatschappelijke oorzaken in het leven geroepen, moeten
door aller gemeenschappelijk optreden worden gelenigd. De
werkloozen hebben daar recht op.
Den zedelijken plicht, dat noodlijdenden moeten worden ge
holpen, gevoelen de sociaal-democraten dus zoo sterk, dat naar
hun meening die zedelijke plicht een wettelijke moet worden.
De overheidslichamen hebben zich van dien zedelijken plicht
te kwijten en de kosten van deze hulp dienen te worden ge
dragen door allen, die daartoe voldoende middelen bezitten.
Overheidshulp biedt drieërlei voordeel aan boven particuliere
liefdadigheid. Vooreerst worden vermeden het vernederend
moeten vragen en de volkomen afhankelijkheid van de toe
vallige welwillendheid van particulieren; in de tweede plaats
kan het noodige geld uit de opbrengt der belastingen worden
verkregen, waardoor de zekerheid bestaat, dat het noodige geld
bijeenkomt, en in de derde plaats rust de verplichting om de
noodige gelden bijeen te brengen op allen, die daartoe in staat
zijn, niet op enkele toevallige personen, die daartoe bereid zijn.
De sociaal-democraten wenschen de maatschappij en de
gansche menschheid op te voeren tot hooger zedelijk peil door
te verlangen, dat het optreden der publieke lichamen beheerscht
wordt door moreele overwegingen, niet alleen bij kleine dage-
lijksche dingen, maar ook bij de gewichtige algemeene be
slissingen.
Tegenover den dor-materialistisclien geest van het kleine
eigen belang, welken het kapitalisme kweekt, moet van de
handelingen der publieke lichamen afstralen de geest van
warme opofferende menschenliefde en die offers moeten door
allen gezamenlijk worden gedragen. Zoo worde de menschheid
opgevoed door het machtige voorbeeld der publieke lichamen
tot een leven van innige menschenliefde en sterk saamhoorig-
heidsgevoel. Ten opzichte van de werkloozen zal de gemeente
zich dus hebben te plaatsen op het standpunt, dat dezen uit
moreele en maatschappelijke overwegingen recht hebben op
werk of voldoenden steun.
Al is een gemeentebestuur niet bij machte om te doen
wat wenschelijk is, het heeft te doen wat het kan. Zijn
gansche bestuurskracht, zijn volledig financieel kunnen, moet
aan dit doel dienstbaar worden gemaakt.
Vooreerst heeft een gemeentebestuur te trachten door nut
tigen productieven arbeid de werkloosheid zelf in te perken.
Afgescheiden van de vermindering van leed, welke het daar
door brengt, vermindert het ook de groote maatschappelijke
schade, dat werkloozen ook verteren, maar niet produceeren.
Het gemeentebestuur moet er zich op inrichten, dat het be
schikt over voldoende technische krachten om de snelle uit
voering van openbare werken zooveel mogelijk te bevorderen.
Vooral op het gebied van de verbetering der volkshuisvesting
is in Leiden nog veel dankbaar en nuttig werk te verrichten.
Spreker stipt slechts aan, omdat de werkverruiming zelf
niet aan hem ter behandeling is opgedragen.
Spreker wijst verder op de verbetering van wegen, straten,
het dempen van grachten, het bouwrijp maken van gronden.
De gemeente kan haar bemoeiingen verder uitstrekken dooi
de hulp in te roepen van werklooze schoenmakers, kleermakers,
meubelmakers, om aldus de noodlijdende bevolking tegen lage
prijzen van het noodige schoeisel, kleeding en huisraad te
voorzien.
Zoolang het Rijk die taak niet overneemt, heeft het gemeente
bestuur, alweer uit maatschappelijke en menschlievende over
wegingen te zorgen, dat zij, die geen werk kunnen vinden,
redelijken en voldoenden steun ontvangen. Ditzelfde geldt
voor de noodlijdenden, die steun ontvangen van Maatschap
pelijk Hulpbetoon. Wie voorstander is van een ordelijke ont
wikkeling van de maatschappelijke verhoudingen, wie de
proletariërs wil behoeden voor wanhoopsuitingen, moet mede
werken om de gemeente te bewegen, alle olfers te brengen
tot steun der noodlijdenden, waartoe zij in staat is.
In dit opzicht hebben de sociaal-democraten steeds een
belangrijke opstuwende taak verricht, waarmede zij zullen
voortgaan; zij zijn echter overtuigd, dat wat thans onder de
heerschappij van het kapitalisme kan worden bereikt, ver
blijft beneden de redelijke eischen, die het proletariaat recht
heeft te stellen. De gemeentepolitiek moet ook dienstbaar
gemaakt worden aan het doel om de proletarische massa en
allen, die het kapitalisme hebben leeren kennen als den vijand
van welvaart en beschaving, op te wekken tot strijd tegen
het kapitalisme, dat ongetwijfeld heeft gebracht een ontzaglijke
ontwikkeling der technische hulpmiddelen, der technische
vaardigheid. De tijd komt, dat het stelsel der planmatige
voortbrenging, het recht der gemeenschap om door het bezit
van den grond en der arbeidsmiddelen controle uit te oefenen
op voortbrenging en distributie, zal waarborgen, dat de vooruit
gang der techniek de gansche menschheid ten goede komt.
De heer Knuttel zegt dat, als het in practijk wordt ge
bracht, de sociaal-democraten er tegen zijn.
De heer van Eck zegt, dat bij de voortbrenging te groote
algemeene belangen betrokken zijn, dan dat deze in handen kun
nen worden gelaten van particulieren. De arbeid moet onttrok
ken worden aan het particulier winstbejag, maar moet recht
streeks dienen om te voorzien in de behoeften der menschheid.
Orde en regelmaat, die op elk gebied tot groote resultaten
leiden, zijn ook volstrekt vereischt om te waarborgen, dat
voortbrenging en distributie aan hun doel beantwoorden.
De sociaal-democratie zal opwekken tot den strijd tegen
het kapitalisme, door te laten zien, hoe zelfs bescheiden middelen
om eenige verbetering te brengen in de economische positie
van het proletariaat, afstuiten op den onwil der heerschende
klasse, hoe deze beslist weigert om van de lusten, die zij
geniet, een voldoende deel af te staan om daarmede te hel
pen dragen de lasten, die het kapitalisme legt op de andere
deelen der bevolking. De bourgeoisie wil haar leven van over
vloed voortzetten temidden van een noodlijdende bevolking,
en zal zich met alle kracht verzetten tegen elke poging om
haar van haar bevoorrechte tegenwoordige positie in het
kapitalisme te berooven; zij wil zich stoffelijk blijven verrijken
en de productie geestelijk blijven beheerschen.
De ervaring leert, dat een individu uit maatschappelijke of
moreele overwegingen vrijwillig afstand moge doen van zijn
voorrechten, een klasse doet dat nooit; zij blijft overtuigd,
dat haar werkzaamheid maatschappelijk onmisbaar is en dat
zij daaraan het recht, ontleent om een ruim stoffelijk bestaan
te leiden. De klassenstrijd van het proletariaat zal noodig
zijn om de bourgeoisie haar macht te ontnemen door de over
brenging van de macht over den grond en de arbeidsmiddelen
in handen der gemeenschap.
Door parlementaire en buiten-parlementaire middelen zal
het proletariaat dien strijd moeten voeren; versterking van
het aantal sociaal-democratische Raadsleden is een eerste eisch,
optreden van dezen in den Raad in overleg met en steunende
op den wil van het proletariaat is een tweede.
Bij den strijd om belangrijke levenseischen, mogelijk ook bij
dien tegen het kapitalisme zal echter ook het proletariaat zelf in
actie moeten komen. Het recht om ook door buiten-parlementaire
middelen invloed uit te oefenen op de gemeente-politiek, kan het
proletariaat niet prijs geven. Zijn hoogste levensbelangen zijn
hierbij te zeer betrokken. Het kan van dat recht gebruik maken
door adressen, vergaderingen, betoogingen in en buiten zalen.
Van burgerlijke zijde is tegen dat buiten-parlementaire optreden
menigmaal bezwaar gemaakt; iren ziet daarin een ongeoor-
loofden druk op de door het algemeen kiesrecht gekozen