MAANDAG 2 NOVEMBER 1931.
405
van 30 Maart. De heer Schüller kan niet volhouden, dat
spreker zich onbehoorlijk heeft gedragen.
Het plan-Dudok is gesluipmoord, is er gezegd, en de Raad
is niet vrij meer. Spreker kan dat niet toegeven. In December
1929 heeft het College voortdurend gezegd: als het plan-Dmlok
in den Raad komt en het staat den leden niet aan, is de Raad
volkomen vrij.
Als het plan in den Raad komt, zegt de heer van Stralen
nu; het plan is in den Raad geweest, n.l. op 7 Juli 1930,
toen het aan de publieke opinie is prijsgegeventoen is het
van alle kanten bekeken. Nu is wel gezegd: het College laat
zich leiden door de publieke opinie en door de rechterzijde;
volgens den heer Groeneveld vormden zelfs de heeren
Wilbrink, Wilmer en Huurman het College, maar het prac-
tisch gevolg is geweest, dat het College inzag, dat men met
enkelvoudige opdracht er niet kwam. Het College heeft over
wogen, wat in deze de beste oplossing was. En wanneer dan
de sociaal-democraten op 8 Juni 1931 steunen het voorstel,
om het voorstel-Wilmer c.s. in praeadvies te nemen, dan
zegt spreker, dat de meerderheid van den Raad zich heeft
uitgesproken voor meervoudige opdracht. Wanneer men toen
het voorstel Wilmer c.s maar verworpen had, dan had het
College een andere tactiek kunnen volgen; daarop is geen
der heeren ingegaan; wanneer de sociaal-democraten hun
eigen voorstel hadden gehandhaafd, zou men een anderen loop
van zaken gezien hebben, maar zij hebben medegewerkt aan
het om hals brengen van het plan-Dudok.
De heer Groeneveld zeide, dat hij, zoolang hij Raadslid
was, nog nooit een dergelijk antwoord van den Wethouder
gehoord had. Spreker daarentegen heeft in de 12 jaren, dat
hij hier zit, nog nooit zoo'n onzakelijke rede gehoord als die
van den heer Groeneveld.
De heer Knuttel is het volkomen met spreker eens dat, al
komt de Lammermarkt aan verkeerswegen te liggen, het
daar toch niet de plaats is, waar een stadhuis behoort te
staan: er zullen menschenleeltijden over heen gaan, vóórdat
het daarvoor een behoorlijke plaats geworden is. De heer
Groeneveld zegt: koop dan maar 10 huisjes. Als men daar
mede klaar was, zou spreker zeggen: het heeft kans van
slagen, maar dan moet men alle huizen aan de Lammermarkt
koopen, want dat is allemaal koekoek één zang.
De door den heer Knuttel voorgestane ideeënprijsvraag
kost zooveel meer tijd, dat men daarop op het oogenblik niet.
moet ingaan. Spreker is het volkomen met den heer Knuttel
eens, dat daaraan altijd jonge architecten zullen deelnemen.
Wanneer spreker echter zegt, dat voor een ideeënprijsvraag
17 maanden noodig zijn en voor meervoudige opdracht
maar ongeveer 7 of 8, dan acht de heer Knuttel dat geen
vergelijking; spreker is dat niet met hem eens. Wanneer voor
een ideeënprijsvraag 17 maanden noodig zijn en men stelt
voor een meervoudige opdracht aan eenige architecten (3
maanden, plus nog 1 of 2 maanden voor de beoordeeling, dan
is men tamelijk aan het einde. Nu zegt de heer Knuttel: oij
meervoudige opdracht krijgt men uitgewerkte plannen, die
gemaakt worden door de teekenaars op de teekenkamer. Zoo
is de zaak echter niet, want de heer Dudok heeft zijn plan
in zijn geheel zelf ontworpen; een deigelijke studie kan men
niet aan een teekenaar overlaten. Daarvoor is wel degelijk
zooveel studie noodig, dat dat werk moet gebeuren zelfstandig
door den architect, die wordt uitgenoodigd. Niemand zal dat
werk in handen van een teekenaar stellen.
Spreker komt ten slotte tot de ingediende voorstellen. In
de eerste plaats tot dat van de heeren van Eek, Schüller en
Groeneveld, strekkende om na ingewonnen advies van de
Commissie van Fabricage nog eens in overleg te treden met
den heer Dudok over wijziging van zijn plan. Van dat voor
stel ziet spreker niets komen, omdat de heer Dudok, zooals
de Raadsleden wel weten, zijn plan toch niet zal veranderen.
De heer Dudok heeft geschreven, dat hij niet is tegen een
commissie van deskundigen, mits geen détail-critiek op zijn
plannen wordt uitgeoefend. In groote lijnen kan er iets
aan worden veranderd, maar het object in zijn geheel blij It
ongewijzigd. Het plegen van overleg met den heer Dudok zal
tot geen resultaat leiden, vooral na hetgeen thans gebeurt.
Het vooistel-Bosman kan evenmin worden aanvaard. Het
komt veel te laat. De heer Bosman heeft wel gezegd, dat
zulk een commissie binnen drie maanden gereed kan zijn
met haar rapport, maar hij weet heel goed welke moeilijk
heden zijn ondervonden, toen men bezig is geweest met de
eerste terreinkeuze voor het stadhuis. Vier plannen zijn
naar voren gekomen: een voor het oude terrein, een voor
het oude terrein, uitgebreid van de Maarsmanssteeg tot de
Koornbrugsteeg, een voor de Lammermarkt en een voor de
Steenstraat, maar bovendien zijn nog verschillende andere
plannen voor andere plaatsen onder het oog gezien. Het
resultaat is nihil geweest, hetzij omdat de fiuancieele lasten
te groot werden, hetzij omdat de gekozen plaats niet geschikt
was voor stadhuisbouw. Als er opnieuw moet begonnen
worden en er een commissie van 5 leden uit den Raad moet
worden benoemd, dan weet spreker vooruit, dat zulk een
voorstel gedoemd is niet in verwezenlijking te gaan.
Spreker had nog gaarne verschillende punten willen be
handelen, zooals b.v. de kwestie van den molen De Valk en
andere die nog ter sprake gebracht zijn, doch met het oog
op het ver gevorderde uur zal hij verder van het woord
alzien.
De Voorzitter *wenscht nog even een antwoord te geven
aan den heer Simonis. die heeft gevraagd, of met den Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen niet kan worden
onderhandeld over het behoud van den ouden gevel en het
beschikbaar stellen van dien gevel teneinde een gebouw te
stichten ten behoeve van de universiteit. Wellicht is de be
doeling van den heer Simonis om een groot auditorium te
maken met het oog op de beperkte ruimte van het bestaande.
Spreker kan mededeelen, dat met de Regeering daarover niet
is gesproken en ook niet het plan bestaat dat te doen. Voor
eerst omdat de gevel, zooals die daar staat, is een gevel voor
een stadhuis, niet voor. een universiteitsgebouw, en in de
tweede plaats omdat, als de universiteit behoefte had aan een
grooter auditorium, daarin gemakkelijk kon worden voorzien,
doordat in het nieuwe ziekenhuis een groote zaal is ontworpen,
welke aan het doel, dat men voor oogen heeft, volkomen zou
beantwoorden. Spreker meent bovendien, dat in uni ersilaire
kringen niet veel behoefte wordt gevoeld aan een nieuw audi
torium, doordat men zich tevreden stelt met het lokaal, dat
eeuwen voor dit doel heeft gediend, en, indien er behoefte
zou bestaan aan een grooter lokaal, dit kan worden gehuurd of
het lokaal in het nieuwe ziekenhuis, dat er voor bestemd is,
er voor kan worden ingericht.
De heer Huurman vraagt het woord over de orde en stelt
voor, de beraadslaging over dit onderwerp te sluiten. De
discussie heeft thans 2 dagen geduurd, ieder heelt zijn licht
kunnen laten schijnen. Spreker is het met den Voorzitter en
den Wethouder eens, dat men toch wel niet tot overeen
stemming zal komen. Wanneer nu nog verschillende leden
het woord voeren, komt men heden niet tot een besluit.
Daarom stelt spreker voor, de beraadslaging te sluiten.
De heer Groeneveld heeft een voorstel bij deze zaak ge
daande heer Huurman zal dus op grond van het Reglement
van Orde zijn doel niet kunnen bereiken; het zal hem dus
niet mogelijk zijn, spreker te beletten het woord te voeren.
De Voorzitter zegt, dat de heer Groeneveld inderdaad het
recht heeft, om meermalen over het voorstel te spreken. Maar
dat ontneemt den heer Huurman het recht niet om voor te
stellen, de discussie te sluitendat is een voorstel van orde.
De heer Groeneveld zegt, dat dat voorstel krachtens het
Reglement van Orde niet kan worden aangenomen.
De Voorzitter zegt, dat de 2e en 3e alinea van artikel 31 van
het Reglement van Orde luiden:
»De sluiting der bei aadslaging kan ook door een der leden
worden voorgesteld.
Wordt eene hiertoe strekkende motie aangenomen, dan
heeft niettemin hij, wiens voorstel of amendement aan de orde
was, alsnog het recht tot nadere verdediging".
Het besluit tot sluiting moet dus eerst genomen zijn en
dan kan de voorsteller nog over zijn voorstel spreken.
Spreker zal den heer Groeneveld nog gaarne het woord
geven, doch verzoekt hem zich te bepeiken; spreker denkt,
dat de heer Huurman daarmede wel genoegen zal nemen.
Wil de heer Groeneveld zich dus beperken?
De heer Groeneveld zegt, dat de Voorzitter die voorwaarde
niet stellen kan, maar spieker wil het graag beloven.
Spreker heeft dan nog geen antwoord gehad op zijn vraag,
wat er zal gebeuren met het voorstel der sociaal-democraten.
De heer Wilbrink heeft stellig ontkend, dat hij in deze
zaak gedraaid zou zijn.
De Voorzitter zegt, dat de heer Groeneveld toch bedoelt:
dat de heer Wilbrink van opinie veranderd is; spreker wil
alleen uitsluiten, dat men een verkeerde beteekenis aan dat
woord hecht.
De heer Groeneveld moet toch volhouden, dat de heer
Wilbrink van opinie veranderd is. Het plan-Breestraat van
den heer Dudok is eerst in geheime zitting behandeld spreker
mag daaruit niet praten, maar dat plan is toen heel gu»stig
ontvangen; als gevolg daarvan achtte een aantal Raadsleden
het misschien wel niet noodig om nog een tweede plan te
doen ontwerpen; die geest bij den Raad had tot gevolg, dat
in de Raadszitting van 7 Juli 1930 is ingediend een voorstel
van de heeren Wilmer, Wilbrink en van Es, luidende: