MAANDAG 2 NOVEMBER 1931. 401 De heer Wilmer vraagt of de heer Groeneveld dan zoo graag wil, dat het afgestemd wordt. De heer Groeneveld zegt, dat dat niet kan, omdat het nog heelemaal niet is benandeld hier en ook absoluut niet op de agenda heeft gestaan. De heer Goslinga praat het voornemen van het College tot contractbreuk goed met te zeggen, dat de Raad vrij is. Spreker ontkent dat ten eenen male; de Raad is niet vrij ten aanzien van den heer Dudok; hem is een enkelvoudige opdracht verleend; een meervoudige opdracht heeft hij ge weigerd en dat wist men. De heer Goslinga zegt, dat de Raad vrij bleef. De heer Groeneveld. In zooverre, dat hij niet verplicht was zijn plan te accepteeren. De heer Manders zegt, dat de Raad zonder meer vrij bleef. De heer Groeneveld zegt, dat men pas met den heer Dudok gebroken heeft, wanneer de Raad zijn plan verwerpt; dan is de Raad vrij te doen wat hij wil, in welke richting ook. Wie de zaak anders stelt, tracht er onderuit te komen, dat hij voornemens is een contract te verbreken, en tracht zijn ontrouw aan een overeenkomst goed te praten. De Voor zitter heeft trouwens toegegeven, dat die zaak niet in orde is. De Voorzitter, die persoonlijk met den heer Dudok onderhandeld heeft, zal er tegen op moeten zien om dezen weg in te slaan, maar hoewel hij meent, dat het zoo niet kan, stelt het College toch voor, het plan-Dudok in te schuiven in een meervoudige opdracht, die de heer Dudok al dadelijk geweigerd heeft. Spreker houdt vol, dat hier de goede trouw bij het College zoek is. Vandaag is er eigenlijk voor het eerst een praeadvies, zij het slechts een mondeling, van het College gekomen over het plan-Lammermarkt. De heer Splinter is begonnen met citeeren, dat spreker in de vorige vergadering zou hehben verklaard, dat het terrein aan de Lammermarkt ongeschikt is. De heer Splinter. Op dit oogenblik! Kijk het maar na. De heep Groeneveld zegt, dat, waar het stenografisch verslag nog niet is verschenen, er niets na te kijken valt. Hij heeft gezegd, dat het oppervlakkig lijkt, dat de Lammer markt op dit oogenblik niet geschikt is. De heer Splinter zegt, hedenmiddag te hebben gesproken van »op dit oogenblik". De heer Groeneveld doet opmerken, dat het dan geen zin had hem te citeeren. De Wethouder kon zijn woorden dan niet gebruiken. Er moet in het verslag letterlijk staan, dat spreker heeft gezegd, dat oppervlakkig gezien op dit oogen blik de Lammermarkt ongeschikt lijkt. Hij heeft er aan toegevoegd dat, als men tevens in aanmerking neemt het uitbreidingsplan, waardoor ter plaatse twee verkeerswegen van 30 M. breedte elkander zouden kruisen en nog andere wijzigingen ter plaatse zouden worden aangebracht, dit terrein een heel geschikte plaats was. Volgens den heer Splinter is het daar voor een stadhuis geen stand. Spreker ziet dat niet in; er staan daar huizen met gevels, welke voor onderscheidene gevels in de Bree- straat niet behoeven onder te doen. Hij geeft toe, dat er ook minderwaardige huisjes staan, maar, als er een stadhuis verrees en die verkeerswegen er kwamen, zouden de toe standen er wel veranderen. Ging dat niet vlug genoeg, dan zou het College kunnen helpen. De heer Splinter: Koopen. De heer Groeneveld zegt, dat het College een aantal minderwaardige huisjes, welke daar niet duur zijn, zou kunnen koopen. Spreker hoort roepen: kom er maar eens oml Men zal er echter in geen geval een prijs voor vragen als voor De Faam" aan de Vischmarkt wordt bedongen. Spreker kan zich niet voorstellen, dat de koopsom van een tiental huisjes De heer Splinter: Tien maar? De heer Groeneveld: Ja, meer niet. De heer Splinter merkt op, dat de heer Groeneveld het plan niet goed heeft bekeken. De heer Groeneveld herhaalt, zich niet te kunnen voor stellen, dat de koopsom van een tiental huisjes een belangrijk bedrag zou zijn vergeleken met de totale kosten van den stadhuisbouw. Men moet niet vergeten, dat de gemeente dan bouwgrond krijgt, welke meer waard wordt doordat het stadhuis ter plaatse is gebouwd. De heer Splinter zegt, dat de Leidsche ingezetenen zich tot Gedeputeerde Staten wenden. De heer Groeneveld vraagt, wat de Wethouder van dat adres aan Gedeputeerde Staten verwacht. De heer Splinter zegt, dat niet te weten. De heer Groeneveld verwacht er niets van en de Wet houder evenmin. Nu overdrijft men de situatie voor een stadhuis ook wel een beetje; men moet in aanmerking nemen, dat een stadhuis ten slotte toch slechts is een kantoorgebouw, dat des avonds niet in gebruik is en dus ook niet verlicht is. Zelfs het nieuwe, kostbare stadhuis op den Coolsingel te Rotterdam is des avonds een onopvallend gebouw; dat zit. niet in de architectuur, zooals de Wethouder nu zegt; dat weet hij natuurlijk wel beter; hij moet geen praatjes verkoopen, die er volkomen naast zijn. De overzijde van den Coolsingel is des avonds levendig, maar de stadhuiszijde niet. De heer Splinter zegt, dat men aan de overzijde een borrel kan krijgen. De heer Groeneveld vraagt of de Voorzitter den heer Splinter niet kan verzoeken, die flauwe interrupties voor zich te houden. Te Voorzitter verzoekt niet te interrumpeeren. De heer Groeneveld acht een dergelijke interruptie beneden peil; wanneer de Wethouder geen verstandige interruptie kan plaatsen, laat hij ze dan maar voor zich houden; op zakelijke interrupties gaat spreker graag in, maar dergelijke Rauwig heden verwacht hij niet van den Wethouder. Als argument tegen het plan-Lammermarkt is aangevoerd, hoe moeilijk het is gebleken op het Kort-Rapenburg een goed stadsbeeld te krijgen. Spreker geeft toe, dat het sinds vele jaren daar zoo is en dat er weinig verandering in is gekomen. De toestand daar is echter geheel anders. Allereerst staan daar, ondanks den minder goeden toestand, toch wel zeer kostbare huizen; bovendien is een groot bezwaar het verschil in diepte; men kan aan die woningen niets veranderen, of men moet ze finaal afbreken. De heer Knuttel zegt nu: op de Lammermarkt ook. Het maakt echter in prijs toch wel wat verschil, of men daar een huis afbreekt of op het Kort-Rapenburg. Zoolang dat verschil in straatniveau blijft bestaan, zal het zeer lang duren, vóór dat daar verbetering komt. Spreker houdt tegenover den Wethouder vol, dat wel degelijk op de Lammermarkt een vrijstaand gebouw kan worden ge sticht; de sociaal-democraten hebben een plan ingediend, waarbij de grenzen door lijnen zijn aangegeven en nu is de heer Splinter zoo naïef om te veronderstellen, dat zij de muren langs die lijnen gebouwd willen zien. Het valt spreker tegen dat iemand als de heer Splinter dat niet beter begrepen heeft, maar de bedoeling van de voorstellers is niet geweest om precies op de begrenzing van het terrein den muur van het stadhuis te bouwen. Zij zouden gaarne een verstandig architect benoemd zien, die daar bouwde zooals op het beschikbare terrein behoort te worden gebouwd. Of hij zich daarbij precies aan die lijn zou houden, zal den heer Splinter wel evenmin interesseeren als spreker. Volgens den heer Splinter zouden, indien het uitbreidings plan bij het publiek bekend was geweest, meer bezwaren zijn gerezen tegen het plan van sprekers fractie, omdat het publiek dan zou hebben gezien, dat bij uitvoering van dat plan de molen De Valk zou moeten worden afgebroken. Dat is niet juist. Die molen behoeft niet te woiden afgebroken. De heer Splinter zegt van wel. Het is de eerste keer, dat hij het tegendeel hoort. De heer Groeneveld zou er niet zooveel prijs op stellen, indien die molen bleef staan, integendeel, hij zag hem dan liever afgebroken. De heer Splinter vindt dat verschrikkelijk, maar spreker heeft nooit iets van die groote liefde van het College voor molens ontdekt. Wie daarvan meer wil weten, intormeere eens naar de geschiedenis van den molen De Stier. Indertijd heeft de Raad het is misschien 20 jaar geleden legen den zin van het toenmalige College besloten dien molen niet af te breken. Toch is die molen feitelijk wel afgebroken; hij is tot een ruïne geworden en het is de vraag of het mogelijk zou zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 17