180 mits geen winst wordt beoogd of gemaakt anders dan ten bate van de inrichting; e. uitsluitend dienende als inrichting van onderwijs of als bewaar- of gymnastiekschool; uitsluitend dienende als inrichting tot algemeen nut en kosteloos voor het publiek toegankelijk. De in dit artikel bedoelde vrijstellingen gaan niet verloren door het feit, dat aan beheerders, onderwijzers, opzichters, concierges of daarmede gelijk te stellen personen inwoning wordt verleend. Art. 9. Zij, die krachtens artikel 3 belastingplichtig zijn, zijn de belasting verschuldigd over het geheele belastingjaar, onge acht verlies of overgang van rechten op de gebouwde eigen dommen in den loop van het belastingjaar. Bij overgang van rechten op gebouwde eigendommen zijn de nieuwe verkrijgers voor de over het loopende belasting jaar wegens die gebouwde eigendommen verschuldigde be lasting mede aansprakelijk en bij de invordering van de belasting kunnen zij uit dien hoofde als belastingschuldig in den zin van deze verordening worden aangemerkt. Art. 10. Bijaldien eenig feit grond oplevert voor het vermoeden, dat een aanslag ten onrechte is achterwege gebleven of vernietigd of dat een te lage aanslag is opgelegd, wordt de te weinig geheven belasting van den belastingplichtige of zijne erfgenamen nagevorderd, zoolang niet sedert den aan- van het belastingjaar drie jaren zijn verstreken. Art. 11. Voor de toepassing van de artikelen 297 en 299 der Gemeentewet treedt de Inspecteur der Gemeente-belastingen in de plaats van den Baad, van Burgemeester en Wet houders of van den Burgemeester. Art. 12. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1932. Alsdan vervalt de verordening van 25 Augustus 1930 (Gemeenteblad No. 13), goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van< 12 Februari 1931, No. 4. II. VERORDENING, regelende de invordering van de Straatbelasting te Leiden. Artikel 1. De invordering van deze belasting geschiedt door den Gemeente-Ontvanger, krachtens de aan hem ter invordering toegezonden kohieren. Art. 2. De Gemeente-Ontvanger zendt binnen een maand na de ontvangst van een kohier aan ieder aangeslagene een aan slagbiljet, waarvan het model door Burgemeester en Wet houders wordt vastgesteld. De aanslagen zijn invorderbaar in zooveel gelijke termijnen als er na de maand, die in de dagteekening van het aan slagbiljet is vermeld, nog maanden van het belastingjaar overblijven. Op den laatsten dag van elke dier maanden vervalt een termijn. Vermeldt de dagteekening van het aanslagbiljet eene latere maand dan de zevende van het belastingjaar, dan is de aanslag invorderbaar in vijf gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op den laatsten dag der maand volgende op die, welke in de dagteekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede eene maand later, en zoo vervolgens. De belasting is dadelijk en ineens invorderbaar, zoodra de aangeslagene in staat van faillissement is verklaard of op zijne roerende of onroerende goederen executoriaal beslag is gelegd of wanneer hij zijne rechten op het perceel, waar voor hij is aangeslagen, verloren heeft of verliest. Art. 3. De invordering van deze belasting geschiedt overeenkomstig de bepalingen der Gemeentewet. Art. 4. Aanslagen of gedeelten van aanslagen, waarvan de invor dering ondanks een behoorlijke vervolging niet kan geschieden, kunnen door den Inspecteur der Gemeente-belastingen onin- vorderbaar verklaard worden. Art. 5. Onjuist gebleken aanslagen kunnen door den Inspecteur der Gemeente-belastingen ambtshalve worden vernietigd of ver minderd. Art. 6. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1932. Alsdan vervalt de verordening regelende de invordering van de Straatbelasting te Leiden, vastgesteld bij Raadsbesluit van 25 Augustus 1930 (Gemeenteblad No. 13). Aan den Gemeenteraad. Burg. en- Weth. van Leiden. N°. 307. Leiden, 20 November 1931. In Uwe Vergadering van 2 Maart 1931 deelde ons College U mede, dat het pachtcontract in zake het baggcrwerk c.a., in verband met het faillissement van den pachter, met ingang van 1 Maart tevoren was beëindigd en dat voorloopig liet bedrijf in eigen beheer zou worden voortgezet, totdat de nieuwe Directeur der Gemeente-Reiniging zich een oor deel over de te volgen definitieve gedragslijn zou hebben kunnen vormen. Volgens het laatst geldend contract was aan den pachter opgedragen: a. het uitbaggeren van de aan de gemeente Leiden toe- behoorende wateren b. het leveren en weghalen van stroo of zaagsel voor de veemarkten; c. het vervoeren van alle stoffen, waarvan de gemeente zich wenscht te ontdoen en waarvan zij het vervoeren aan den pachter opdraagt. De pachtsom bedroeg 1.000.— per maand. Bovendien werd den pachter vergoed voor het vervoeren van: 1. straat-, bedrijfs- en ander vuil, dat niet op andere wijze werd afgevoerd; 2. puin en grond, afkomstig van gemeentelijke en parti culiere bouwwerken, een bedrag van 0.80 per M8. of 1,20 per M3., al naar gelang de plaats, vanwaar de stoffen moesten worden gehaald, binnen en niet binnen een afstand van 30 Mr. van het vaarwater lag. Wegens het vervoer van faecale stoffen en van riool- en kolkspecie werd geen afzonderlijke vergoeding gegeven. Ten slotte werd voor opslag van de gebaggerde specie, riool-jen kolkspecie enz. tegen een jaarlijkschen huurprijs van ƒ250.per H.A. den pachter ter beschikking gesteld een terrein aan de Zijl. Op grond van gemaakte berekeningen verdient het naar het oordeel van den Directeur en van de meerderheid van de Commissie van Fabricage aanbeveling, om ook voor het vervolg een verpachting te houden. Met uitzondering van bedrijfsafval en puin, dat niet meer naar de tegenwoordige afvoergelegenheid kan worden gebracht en in welks vervoer daarom beter door de gemeente in eigen beheer kan worden voorzien, zal de verpachting evenals voorheen, omvatten: le. het uitbaggeren van de aan de gemeente toebehoorende wateren 2e. het leveren en weghalen van stroo of zaagsel voorde veemarkten 3e. het vervoeren en lossen van het straatveegvuil, de riool- en kolkspecie en de faecale stoffen. Aangezien ons College zich met dat voorstel geheel kan vereenigen, zullen wij binnenkort een openbare verpachting op den aangegeven voet voor den tijd van drie jaren, in gaande 1 Januari 1932, uitschrijven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 308. Leiden, 20 November 1931. In de zitting van den Gemeenteraad van 23 Januari 1931 werd in verband met het hierachter afgedrukt voor stel van den heer Schüller, door ondergeteekende toegezegd, dat een nota zou worden overgelegd in zake de positie van de werksters en schoolschoonmaaksters in directen ofindi-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 8