179 ficatie te regelen en, met uitzondering van de grondslagen huurwaarden en automobielen, een of meer grondslagen dezer belasting kunnen laten vervallen en voor alle grondslagen de tarieven wijzigen; 3. dat de Wet op de Personeele Belasting de biljarten heeft willen belasten als behoorende tot een luxe, doch dat zulks geenszins kan gezegd worden van biljarts in koffie huizen, waar het biljart moet beschouwd worden als een noodzakelijk middel van broodwinning en behoorende tot het gereedschap van den Koffiehuishouder; 4. dat het Koffiehuis bedrijf al reeds overmatig belast wordt door de Personeele belasting, wijl de zaal of zalen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend geheel voor de volle huurwaarde in aanmerking komen (in tegenstelling met kruideniers- en andere winkels waar ook verlofdranken, zij het dan van inferieure kwaliteit, verkocht worden) terwijl het koffiehuis- bedrijf onder tal van accijnzen en rechten en andere be lastingen gebukt gaat; 5. dat bovendien voor het Verlofbedrijf een recht zal worden geheven van 25.per Verlof A, van welk bedrag de helft ten goede komt aan de gemeente; 6. dat het Koffiehuisbedrijf zeer ernstig de gevolgen draagt van de huidige economische crisis en dat m. b. het Verlof- bedrijf de concurrentie heeft te verduren van Manufacturen- magazijnen en z.g. warenhuizen, aan wie bij hun manu facturen of galanterie-winkel werd toegestaan een verlof uit te oefenen terwijl aan de Verlof houders niet wordt toegestaan een nevenbedrijf te exploiteeren. Redenen waarom ondergeteekenden beleefd doch met den meesten aandrang Uw Raad verzoeken, bij de vaststelling der hier bedoelde belasting voor het jaar 1932, op voren genoemde overwegingen de grondslag Biljarten te doen vervallen. 't Welk doende enz. Beverwijk, 27 Augustus 1931. Het Hoofdbestuur van „Hocares" voornoemd, K. de Waal, Voorzitter. P. J. J. Haazevoet, Secretaris. N°. 806. Leiden, 20 November, 1931. Gelijk U bekend is, werd de Verordening op de heffing van een belasting onder den nkam van straatbelasting (Gemeenteblad Nu. 13 van 1930j) door de Kroon slechts goedgekeurd tot 1 Januari 1932. Blijkens de in de Leeskamer ter visie liggende missive van Gedeputeerde Staten hield deze tijdelijke goedkeuring verband met enkele bedenkingen tegen de redactie van de heffings- en invorderingsverordening, waarmede bij de hernieuwde vaststelling van de verordeningen rekening kon worden gehouden. Hoewel de gemaakte opmerkingen ons College niet in alle opzichten geheel juist voorkwamen, meenen wij tegen wijziging van de verordeningen in den gewenschten zin geen bezwaar te moeten maken, aangezien het uitsluitend redac- tioneele kwesties en dan nog meestal van ondergeschikten aard betreft. Behalve de aanbevolen veranderingen kunnen ook nog enkele andere wijzigingen, bedoeld als redactieverbeteringen, worden aangebracht. Yermits de voorgestelde veranderingen en aanvullingen voldoende blijken uit de overgelegde, bijgewerkte exemplaren, kan een verdere toelichting overbodig worden geacht. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Financiën geven wij Uwe Vergadering mitsdien iD over weging over te gaan tot vaststelling pan de volgende ver ordeningen I. VERORDENING op deheffing van eene belasting onder dennaamvan Straatbelasting, te Leiden. Artikel 1. Ten behoeve van de gemeente Leiden wordt onder den naam van Straatbelasting eene belasting geheven wegens gebouwde eigendommen, die zelve of welker daarbij behoorende erven aan openbare land- of waterwegen in de gemeente belenden of in de onmiddellijke nabijheid daarvan gelegen zijn. Art. 2. Het belastingjaar loopt van 1 Januari tot en met 31 December. Art. 3. Belastingplichtig zijn zij, die krachtens recht van bezit of eenig ander zakelijk recht op 1 Januari van het belasting jaar, het genot hebben van gebouwde eigendommen, bedoeld in artikel 1. Als genothebbende worden aangemerkt zij, die op 1 Januari van het belastingjaar in de kadastrale leggers zijn aange wezen, tenzij kan worden aangetoond, dat eene misstelling in die leggers heeft plaats gehad of dat de vóór 1 Januari plaats gehad hebbende veranderingen daarin nog niet waren opgenomen, in welke gevallen met den gewijzigden toestand rekening wordt gehouden. Art. 4. Wegens nieuw gebouwde en herbouwde eigendommen is de belasting eerst verschuldigd met ingang van 1 Januari van het jaar volgende op dat, waarin die eigendommen, met inachtneming van het daaromtrent in de verordening op het Bouwen en Sloopen bepaalde, tot gebruik of bewoning geschikt zijn. Art. 5. De belasting wordt berekend naar de belastbare opbrengst van de gebouwde eigendommen met hunne gebouwde aan- hoorigheden, aangewezen in de kadastrale leggers. Indien de vorenbedoelde belastbare opbrengst niet in de kadastrale leggers is aangewezen, wordt zij vanwege en op kosten van de gemeente geschat in verhouding tot de belast bare opbrengst van gebouwde eigendommen van dezelfde of de meest nabijkomende soort. Art. 6. De belasting bedraagt jaarlijks wegens gebouwde eigen dommen, die zelve of welker daarbij behoorende aauhoorig- heden of erven geheel of ten deele belenden aan een als in artikel 1 bedoelden openbaren weg: a. 6 van de overeenkomstig art. 5 bepaalde belastbare opbrengst, indien de Gemeeute zorg draagt voor: 1. het onderhoud van den weg; 2. de verlichting van den weg; 3. den afvoer van water en vuil van den weg; b. 4 van de overeenkomstig art. 5 bepaalde belastbare opbrengst, indien de Gemeente slechts twee van de drie sub a bedoelde voorzieningen voor hare rekening heeft genomen; c. 2 van de overeenkomstig art. 5 bepaalde belastbare opbrengst, indien de Gemeente geen of slechts één van de drie sub a bedoelde voorzieningen voor hare rekening heeft genomen. Gebouwde eigendommen, die zelve of welker daarbij be hoorende aanhoorigheden of erven belenden aan twee of meer openbare wegen, worden, voor de toepassing van dit artikel, geacht te belenden aan dien weg, ten aanzien waar van de hoogste belasting verschuldigd is. Wegens de gebouwde eigendommen, die zelve of welker daarbij behoorende aanhoorigheden of erven zijn gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de in artikel 1 bedoelde openbare wegen bedraagt de belasting f van de belasting, welke verschuldigd zou zijn, indien de gebouwde eigendommen of daarbij behoorende aanhoorigheden of erven aan die wegen belendden. Bij de berekening van de einduitkomst der verschuldigde belasting worden gedeelten van een cent verwaarloosd. Art. 7. Voor de toepassing van de artikelen 5 en 6 is de toestand bij den aanvang van het belastingjaar beslissend. Art. 8. Geen belasting is verschuldigd wegens gebouwde eigen dommen a. waarvan de Gemeente of hare instellingen de genot hebbenden zijn, met uitzondering van die, waarin de gemeentebedrijven worden uitgeoefend en van die, welke aan derden zijn verhuurd; b. uitsluitend bestemd voor den openbaren eeredienst; c. welke aanhoorigheden zijn van begraafplaatsen; d. uitsluitend dienende als inrichting van weldadigheid of tot genezing of verpleging van zieken of gebrekkigen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 7