MAANDAG 19 OCTOBER 1931. 367 hetgeen gevraagd wordt moeten uitgaan. Deze gegevens zijn dan echter tijdens de uitwerking van het plan voortdurend voor wijziging vatbaar. En hoezeer zal hieraan niet behoefte bestaan, waar vraagstukken als de juiste omgrenzing van het bouwterrein, de bouwsom, welke beschikbaar kan worden gesteld, en dergelijke eerst tijdens de uitwerking van de plannen een bepaalde gestalte aannemen en daaromtrent eerst dan de juiste beslissingen kunnen worden getrolfen. Hoezeer kan bovendien over het program van eischen bij de uit te noodigen architecten verschil van opvatting ontstaan en misverstand, dat dan in geval van meervoudige opdracht door het ont breken van contact met het gemeentebestuur niet uit den weg kan worden geruimd. Door dit alles worden de kansen op het beste project naar ons oordeel aanmerkelijk verkleind, waarbij Uwe vergadering moge bedenken, dat ons College, doordat het geen contact heeft met de uit te noodigen archi tecten, ook van de mogelijkheid, voeling te houden met den Raad en met de Commissie van Fabricage over de wijze waarop de plannen door de architecten worden uitgewerkt, verstoken zal zijn." »Wij hadden gelegenheid deze opvattingen te toetsen aan het oordeel van verschillende andere personen, zoowel opdracht gevers, als architecten. Tot deze laatsten behoorde o. m. een der eerste bouwmeesters van Nederland, op wiens werk reeds eerder onze aandacht was gevallen en die ook door den Bond van Nederlandsche Architecten op de eerste plaats tot het ontvangen van een opdracht voor het maken van een plan wordt aanbevolen, n.l. de heer W. M. Dudok, architect te Hilversum. Door hetgeen wij van deze verschillende zijden vernamen, zagen wij onze aanvankelijke meening geheel be vestigd," en verder: »Wij zouden bij het geven van een opdracht tot het maken van een plan voor het nieuwe Raadhuis aan den heer Dudok, dezen zooveel mogelijk vrijgelaten willen zien. Op verschillende punten zal de architect zich natuurlijk richten naar hetgeen feitelijk mogelijk is. Dit betreft uiteraard ook de bouwsom, waaromtrent ons een bedrag van circa 1 Jmillioen vooroogen staat. Dit alles kan echter, en juist de enkelvoudige opdracht geeft hier volle gelegenheid toe, nader in nauwe samenwerking van den architect met het gemeentebestuur bij de uitwerking van de plannen worden bezien, in welke samenwerking wij uiteraard ook de Commissie van Fabricage zullen betrekken, terwijl het voorts gewenscht kan zijn ook met Uwe Vergadering voeling te houden. Slechts op twee punten zouden wij de op dracht nader willen omlijnen en wel in de eerste plaats door te bepalen, dat het nieuwe Raadhuis op dezelfde plaats als het oude zal worden gebouwd, en ten tweede door een twee ledig ontwerp te vragen, het eene met, het andere zonder behoud van den ouden gevel. De heer Dudok heeft zich bereid verklaard in dezen zin de opdracht tot het maken van plannen tegen het gebruikelijke honorarium, hetwelk afhankelijk is van de bouwsom, te aanvaarden. De heer Dudok stelt zich voor, zijn plannen binnen zes maanden te kunnen indienen." Bij die verdediging van de enkelvoudige opdracht door het College is het toen echter niet gebleven; de heer Splinter zeide in de Raadszitting van Maandag 9 December 1929 (bl. 239) het volgende: «In het College is de quaestie van meervoudige of enkel voudige opdracht eveneens lang en breed overwogen. Hoe meer het College deze zaak heeft onderzocht en bezien, hoe meer het gekomen is tot het resultaat, dat de meervoudige opdracht in dit geval minder gewenscht is en dat de enkel voudige de voorkeur verdient, omdat bij een meervoudige opdracht samenstelling van een program van eischen nood zakelijk is, om onderling vergelijkbare ontwerpen te krijgen. Dit is een van de voornaamste punten, waarvan men niet kan afwijken, hetgeen spreker straks zal aantoonen met enkele voorbeelden. Nu is in het onderhavige geval samenstelling van een program van eischen bezwaarlijk, zoo niet ondoenlijk, omdat men in verband met den grilligen vorm van het Stadhuis terrein de begrenzing van het beschikbaar te stellen terrein moeilijk tevoren kan vaststellen. Men gevoelt dus wel, dat aan de begrenzing van dit terrein vele moeilijkheden vastzitten, die het opstellen van een program van eischen ondoenlijk maken. Bovendien moeteen program van eischen achterwege blijven, omdat de ontwerper in nauw en vertrouwelijk contact moet staan met het gemeentebestuur, hetgeen ook een van de aller belangrijkste factoren is, om tot een bevredigende oplossing te komen. Een enkelvoudige opdracht maakt daardoor een gemakkelijker oplossing van het vraagstuk mogelijk; bij een meervoudige opdracht stuit men op de daaraan verbonden verwikkelingen en groote bezwaren. Bij een meervoudige opdracht is n.l. van een innig contact geen sprake; zoo heeft in Enschedé slechts één keer contact bestaan tusschen de architecten en het gemeentebestuur. Burgemeester en Wethouders, de Raad en de Commissie van Fabricage hebben dan af te wachten, wat door de architecten wordt uitgebroed. De heeren Spendel en Parmentier gevoelen meer voor een ideeënprijsvraag. Schrijft men die uit zonder een bepaald program van eischen, dan krijgt men ontwerpen, die van zeer verschillende beginselen uitgaan. Men doet daarbij eigenlijk een keuze in den blinde, want na de keuze begint pas het overleg met het gemeentebestuur, hetgeen kan leiden tot een geheele omwerking van het plan. Voorzoover spreker heeft kunnen nagaan, heeft men elders met meervoudige opdrachten slechte ervaringen opgedaan." De heer Splinter citeerde in die zitting (bl. 240) nog den bouwkundigen medewerker van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, die had gezegd: «Mijn meening is, dat, met alle waardeering voor het ver kregen materiaal en in verband met de kwaliteit van de in gezonden ontwerpen, de prijsvraag voor het vervolg niet alleen in Amsterdam, maar ook in andere steden de oplossing ten goede niet zal brengen." Op bl. 241 zeide de heer Splinter toen nog: «Nu zit men juist voor de moeilijkheid van een program van eischen. Men zegt wel, dat dit zoo eenvoudig is, maar wanneer men de zaak goed bekijkt en let op den vorm van het thans beschikbare terrein, dan zal men dat toch zoo een voudig niet vinden." De heer Splinter eindigde toen zijn rede met de woorden (bl. 243): «Spreker eindigt met het uitspreken van den wensch, dat de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal aanvaarden en daarmede het voorbeeld zal volgen van den Raad van 1597, die toen eveneens een enkelvoudige opdracht gaf, n.l. aan den bouwmeester Lieven de Key." In diezelfde Raadszitttng zeide de Voorzitter het volgende: «Spreker komt thans tot de bespreking van de voor- en nadeelen van een enkelvoudige opdracht. Leiden heeft noodig, wat het ook gehad heeft, een goed en mooi Stadhuis. Dat zullen meer architecten kunnen bouwen. Maar Leiden wil ook hebben een Stadhuis, dat past bij de stad, bij de bevol king en bij de eigenaardige administratie, die men in Leiden heeft. Dat kan men alleen krijgen, wanneer wij er allen aan medewerken. Spreker twijfelt er geen oogenblik aan, of in den winkel van den Bond van Nederlandsche Architecten zijn prachtige stadhuizen te krijgen, en dat, om het oneer biedig uit te drukken, die Bond winkeljuffrouwen heeft, die iets kunnen aanprijzen als een mooi exemplaar; maar dat moet Leiden niet hebben. Leiden moet hebben een Stadhuis, geknipt naar zijn eigen model. Wanneer spreker bij meer voudige opdracht voor een keuze geplaatst wordt, dan zal dat spreker zeker niet voldoen, wanneer hij moet kiezen tusschen dingen, waarmede hij zelf heel weinig te maken heeft gehad; dan kan men niet komen tot een heel goede beslissing; dan krijgt men een heel mooi Stadhuis, maar een, dat overal zou kunnen staan. Men moet hier evenwel hebben een Leidsch Stadhuis, naar Leidsch model, evenals men kleeren laat maken naar zijn model, maar geen confectie neemt. Wat is nu de methode, die de Bond van Nederlandsche Architecten aanbeveelt? Die Bond zegt: wij zullen u ver tellen wie als architect moet optreden en dan wil hij een commissie in het leven roepen om een programma van eischen op te stellen, die tenslotte ook de plannen zal beoor- deelen; de meerderheid van die commissie zal bestaan uit door den Bond van Nederlandsche Architecten aan te wijzen architecten en ook mogen enkele vertegenwoordigers van het gemeentebestuur daarin zitting hebben. Die commissie van advies, die geenerlei verantwoording schuldig is aan het College of den Raad en waarmede de Raad geen enkele aan raking heeft, zal misschien zoowel program van eischen als beoordeeling sturen in een richting, die Leiden misschien heel onaangenaam en slecht acht; iederen keer, wanneer een program van eischen besproken wordt, zouden er inciden- teele beslissingen moeten vallen, die tenslotte van zeer grooten invloed op het uiteindelijke plan zijn en wanneer de Raad daarin geen volledige zeggenschap heeft, dan ziet spreker, dat de zaak niet zoo goed wordt als het toch kan en zou kunnen in intieme samenwerking met een architect; dan zou allerminst gewaarborgd kunnen worden, dat de Raad in deze zaak stem blijft houden. Spreker wil een Stadhuis naar Leidsch model, geen con- fectie-Stadhuis. Wanneer de parochie van een Roomsch- Katholieke Kerk een kerkgebouw wil laten bouwen, denkt zij er niet aan een architect met socialistische inzichten te nemen; dan neemt men een Katholiek architect; wanneer men een Gereformeerde Kerk wil laten bouwen, dan neemt men daarvoor bij voorkeur een architect van diezelfde beginselen, omdat deze verreweg het beste kan begrijpen, wat de be hoeften zijn van degenen, die de opdracht tot den bouw geven, welke kleur, welke stemming er in zoo'n gebouw moeten zijn. Niet vele Protestantsche architecten zullen in staat zijn uit zich zelf een Katholieke kerk te ontwerpen. Spreker weet, dat een van de bekendste en meest hoog geachte bouwmeesters van Nederland bedankt heeft een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 9