MAANDAG 19 OCTOBER 1931. 379 heeft zij het plan laten uitwerken en bij den Raad ingediend. Het is haar echter tot nu toe niet gebleken, dat het ge meentebestuur dit werk waardeert. Tot nog toe is er zelfs geen prae-advies over verschenen, dat Burgemeester en Wet houders wel hebben toegezegd. Spreker protesteert er tegen, dat een ernstig voorstel, het welk door de sterkste raadsfractie is ingediend, op een der gelijke wijze door het College is behandeld, zelfs niet is bestreden. In de stukken is er hier en daar terloops een opmerking over gemaakt, maar overigens is het weggeschoven. Men heeft er een sluipmoord op gepleegd. Sprekers fractie houdt vast aan dat plan, waarin zij nog altijd ziet de beste oplossing voor de gemeente. In de eerste plaats kost het tonnen en tonnen minder. Volgens den heer Knuttel kan de Raad het vraagstuk van de verkeersbeweging niet beoordeelen. Ue heer Knuttel ontkent dit; hij heeft het daarover zelfs niet gehad. De heer Groeneveld zegt, dat volgens den heer Knuttel de Raad niet de plaats van het Raadhuis kan beoordeelen in verband met de ontwikkeling van het verkeer. De heer Knuttel heeft het heelemaal niet over het verkeer gehad, maar alleen over de architectonische plaats van het gebouw. De heer Groeneveld denkt bij alles maar aan het verkeer De heer Groeneveld geeft toe, dat oppervlakkig beschouwd bij de tegenwoordige situatie de Lammermarkt niet geschikt schijnt, maar daar ter plaatse zullen in de toekomst 2 ver keerswegen, elk 30 M. breed, elkaar kruisen; dat staat toch reeds vast; dat plan zal, zonder of met stadhuis, tot uit voering komen en dan zal op dat kruispunt ongeveer het centrum van Leiden liggen; dan zal het geen achterbuurt zijn; maar een eerste plaats op de kaart van Leiden innemen. Een grooter voordeel is, dat daar de noodige ruimte is, des noods zelfs voor 2 stadhuizen. Men bouwt een Raadhuis niet voor vandaag, maar voor tientallen jarende ervaring heeft wel geleerd, daf de gemeente en meer nog de gemeentebemoeiïng, zich voortdurend uitbreidt. Of men er vóór of er tegen is, doet minder terzake, maar men kan dit toch niet tegenhouden tenhoogste kan men het wat remmen, maar het is een feit, dat de gemeentebemoeiing zich voortdurend uitbreidt; daar door is noodig meer stadhuisruimte en een aan de Breestraat gebouwd Raadhuis is voor vandaag groot genoeg misschien, hoewel volgens het plan-Dudok de Geneeskundige Dienst er b.v. al niet in ondergebracht kon worden; men begint dus al met een te klein stadhuis; vaststaat dat het over eenige tientallen jaren veel te klein zal zijn en de ruimte tot uit breiding ontbreekt aan de Breestraat ten eenen male. Voor de Lammermarkt geldt dat bezwaar niet; daar is ruimte genoeg; daar kan een vrijstaand Stadhuis gebouwd worden, met een plein met parkeerruimte, enz., wat bij een Raadhuis toch allemaal noodig is en in de toekomst nog meer noodig zal worden. Blijkt het Raadhuis te klein, dan is er altijd nog ruimte genoeg voor uitbreiding. Daarom houden de sociaal democraten nog altijd vast aan hun plan, omdat dit de beste oplossing en ook de goedkoopste is. De grenzen zullen niet altijd blijven, zooals ze thans ge trokken zijn, maar zullen zich hoofdzakelijk verplaatsen in de richting van Oegstgeest, hetgeen zeggen wil, dat ook het centrum van Leiden zich zal verplaatsen. De plaats van het stadhuis, waar sprekers fractie zich het denkt, zal op den duur veel meer in het centrum van het grootere Leiden liggen dan de plaats aan de Breestraat. Aangezien het stadhuis volgens het voorstel van de sociaal-de mocratische fractie voldoende ruimte voor hetoogenblik biedt en ook voldoende uitbreidingsmogelijkheid voor de toekomst heeft, terwijl het bovendien goedkoop is, dient dit voorstel door de meerderheid van den Raad te worden gesteund. De heer Manders zegt, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders gaat in de richting, die spreker altijd heeft voorgestaan en een groote kans biedt voor het behoud van den ouden gevel. Spreker is bovendien altijd een voorstander geweest van een meervoudige opdracht. Hij zal dan ook met genoegen zijn stem aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders geven. Als de heer van Eek betoogt, dat dit voorstel een geweldige geldverspilling beteekent, is dit een zeer vreemde voorstelling van zaken. De heer van Eek vraagt dikwijls werk en nog eens werk voor de werkloozen en ziet niet graag werkver schaffing. In dit geval kan men inderdaad productief werk laten verrichten, waardoor het geld goed besteed wordt en niet voor werkverschaffing noodig is. Men mag toch hierbij vooral niet vergeten, dat het bedrag, uit te geven voor het afbreken en het weder opbouwen van den ouden gevel, vol strekt alleen aan werkloonen wordt betaald. Van de zijde der S.D.A.P. is de heer Dudok zeer warm ver dedigd en vindt men, dat hem onrecht is aangedaan. De heer Schüller Wij hebben geen aandeelen in zijn zaak. De heer Manders zegt, dat hij zoo juist heeft opgemerkt, dat de S.D.A.P. wellicht aandeelen heeft. Het leek er wel wat op, gehoord de warme verdediging. De heer Schüller: Dus als iets door een van de uwen wordt verdedigd, hebt u aandeelen? De heer Manders zegt, dat volgens den heer van Eek de heer Dudok te veel gebonden was en wel aan het behoud van den ouden gevel, zoodat hij zich niet kon ontplooien. Doch aan dezelfde eischen zullen bij aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders straks ook andere architecten gebonden worden. Spreker zou echter de vraag willen stellen waarheen zou het gaan, wanneer men een architect alleen iets zou mogen opdragen, waarin hij zich volkomen kan uitleven Aan de oplossing, zonder eenige beperking, van een vraagstuk, is heel weinig kunst. Juist aan die oplossingen is waarde te hechten, welke dat brengen, wat een ander verlangt, waar door de architect zich eenige beperking heeft moeten opleggen. De heer van Eek vroeg: Waarom niet de Lammermarkt? Spreker had echter graag van hem vernomen, waarom wel de Lammermarkt uitverkoren is boven alle andere plaatsen. In groote lijnen is spreker het volkomen eens met wat de heer Knuttel heeft gezegd, die een belangwekkend, goed be studeerd en gedocumenteerd betoog heeft geleverd, dat getuigt van kunstmin en kunstzin. Spreker is het echter met den heer Wilmer ook eens, dat ware het voorstel-Knuttel vroeger gekomen, daarvoor zeker heel veel te zeggen zou zijn geweest. Men is nu echter in een verder stadium; die mogelijkheid is vroeger onder oogen gezien en daarom moet men zich nu hierbij neerleggen. Ieder zal een ofïer moeten brengen. Wanneer den vorigen keer het plan-Dudok eens in stemming was gebracht, zou spreker er mis schien ook vóór gestemd hebben, omdat de oude gevel daarbij bewaard wordt, en het plan zelf dragelijk is. Spreker weet te voren, dat hetgeen hij hier wil, toch niet zal gebeurenmen zal tot elkaar moeten naderen en daarom juicht spreker het voorstel van het College ten zeerste toe; daardoor nadert men tot elkaar en spreker zal er dan ook van ganscher harte zijn stem aan geven. De heer Wilbrink spreekt zijn waardeering uit voor het voorstel der sociaal-democraten en erkent gaarne, dat door hen veel werk is geleverd, waardoor zij op hun wijze getracht hebben mede te werken aan een oplossing van het stadhuis vraagstuk; spreker mag de eerste zijn, die dit hier zegt, zooals de heer Groeneveld nu opmerkt, op een andere plaats heeft hij dit reeds gezegd, maar daarvoor is hier totnutoe geen gelegenheid geweest. Spreker apprecieert dat, van welke zijde het ook komt. Waar hier een groot gemeentebelang op het spel staat, en de sociaal-democraten niet alleen hieraan al hun krachten gegeven hebben, maar ook bepaalde voor stellen hebben gedaan, mag dat de waardeering hebben van ieder, die het met het gemeentebelang ernstig meent. Dit sluit evenwel natuurlijk niet in, dat men het zonder meer met die voorstellen eens is. Aanvankelijk ontmoette het plan- Lammermarkt bij spreker eenige sympathie, omdat het een geweldige besparing gaf, wel niet op de bouwkosten, maar in elk geval toch op den benoodigden grond. Toen spreker dit plan echter nader in oogenschouw nam, deed dit hem toch wel terugschrikken om verder te gaan met zijn sympathie, daar het gedacht is in een omgeving, die spreker niet kan bekoren, daar zij in het geheel niet past bij een Stadhuis en dat in de naaste, en ook in de verre toekomst niet zal doen. Nu kan men zeggen: als men arm is, moet men met een klein beetje tevreden zijn en zich weten te schikken. Dat kan ook met de gemeente het geval zijn, maar het wil er bij spreker toch riiet in, dat Leiden nu zoo arm is, dat het zich met een stadhuis beneden zijn stand tevreden zou moeten stellen. Een gewoon burger kiest zijn woning daar, waar overeenkomt met zijn positie, zijn functie in het maat schappelijk leven en de sociaal-democraten zullen moeten toegeven, dat ook de gemeente daarmede in het algemeen rekening moet houden. Men ziet de schakeering ook wel bij de leden van de S. D. A. P., hetgeen dan ook voor hen niet valt te ontkennen. Dit geldt voor spreker ook, wat betreft de gemeente. Ook de gemeente zal haar stand moeten ophouden en daarmede rekening moeten houden bij de vaststelling van de plaats voor het nieuwe stadhuis. Aangezien spreker niet kan inzien, dat de omgeving van de Lammermarkt binnen afzienbaren tijd zoo van uiterlijk zal veranderen, dat het stadhuis daar zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 21