MAANDAG 28 SEPTEMBER 1931.
339
XIX. Voorstel tot vaststelling:
a. van de vergoeding, bedoeld in art. 101, lid 1 t/m 7,
van de Lager Onderwijswet 1920, over de jaren 1926,
1927 en 1928, aan de besturen van verschillende bijzon
dere scholen;
b. van het alsnog, krachtens het 8e lid van het sub a ge
noemd wetsartikel, uit te keeren bedrag over de jaren
1924 t/m. 1926, 1925 t/m. 1927 en 1926 t/m 1928, aan
de besturen van verschillende bijzondere scholen;
c. van het door de besturen van een 2-tal bijzondere scholen
over de jaren 1925 tot en met 1927 in de gemeentekas
te storten bedrag;
d. van de verordening, houdende wijziging van de verorde
ning van 17 December 1914 (Gem.blad No. 32), houdende
Reglement op het beheer en bestuur der Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden.
(Zie lng. St. No. 241.)
De Voorzittek stelt allereerst aan de orde punt a van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Knuttel zeg*, dat zijn partij er onder alle omstan
digheden tegen is om gemeentegeld ten koste te leggen aan
confessioneel onderwijs; die liefhebberij moet door de voor
standers zelf betaald worden, zoolang althans niet belet kan
worden, dat dergelijk onderwijs gegeven wordt. Er staan
evenwel een paar dingen in dit voorstel, waarom spreker er
zich nog sterker tegen moet verklaren. Men kan protest aan-
teekenen tegen zaken, die wettelijk geregeld zijn, welk protest
dus niets helpt, maar hier wordt meer gegeven aan het bij
zonder onderwijs dan waartoe de wet verplicht. Hier wordt,
zonder eenigen dwang, voorgesteld de vergoeding voor admi
nistratiekosten, die totnutoe per leerling en per jaar 0.50
bedroeg, niet onaanzienlijk te verhoogen tot 0.80. Uit inlich
tingen, die spreker uit onderwijskringen gekregen heeft, is
hem gebleken, dat dit bedrag veel te hoog is en zeker niet
klopt met de zeer geringe administratiekosten, die noodig zijn
voor het administreeren der kinderen waaronder niet valt
de regeling der aanslagen. Berekend op 0.80 per leerling
en per jaar wordt dit voor de 4500 leerlingen der openbare
scholen op 3600.dus zouden 2 ambtenaren voortdurend
bezig zijn met de administratie van die leerlingen, hetgeen
spreker wel een beetje overdreven acht. Bovendien zullen nu
ook, in tegenstelling met vroeger, vergoed worden: 21£%
yan de loonen van de gemeentewerklieden, rentezegels der
schoonmaaksters, en de kosten van voorbereiding van en toe
zicht op onderhoudswerken.
Het is duidelijk, dat hier iemand aan het werk geweest is,
die dacht, hoe hij met mogelijkheid zooveel mogelijk voor
deeltjes voor de bijzondere scholen bij elkaar zou kunnen
krijgen; dit bewijst met wat voor ernst, wanneer het maar
groepsbelangen geldt, de bezuiniging, waarvan men altijd zoo
spreekt, betracht wordt. Dat is echter niet het eenige; er
wordt ook voorgesteld om de openbare scholen dezelfde
prijzen voor gas, electriciteit en cokes in rekening te brengen
als aan de bijzondere. Op het eerste gezicht zou dat heel
onschuldig kunnen lijken, omdat men zou kunnen zeggen, dat
als de gemeente, welke de lichtfabrieken exploiteert, iets meer
aan de openbare scholen in rekening brengt, dat er weinig
op aan komt, omdat dat meerdere van den eenen zak van
de gemeente in den anderen komt, maar er zit meer aan vast.
De bedoeling is, dat de uitkeering voor verlichting en ver
warming aan de bijzondere scholen naar dat hoogere tarief
zal worden berekend. Van het voordeeltje, dat de gemeente
heeft doordat zij goedkoop aan die dingen kan komen, moet
afstand worden gedaan om maar weer het bijzonder onderwijs
aar. meer geld te helpen.
Er wordt ten behoeve van het bijzonder onderwijs in de
gemeentekas getast op een manier, waartoe niets den Raad
verplicht, en spreker zal zich dan ook om de twee genoemde
redenen tegen dit voortel verklaren.
De heer Groeneveld heeft eveneens bezwaar tegen dit
voorstel. Hij heeft sterk den indruk, dat gezocht is naar elke
mogelijkheid om iets voor het bijzonder onderwijs los te
werken en dat men daarbij wel wat ver is gegaan.
Volgens het Ingekomen Stuk moet bij de berekening van
de exploitatie-vergoeding in aanmerking worden gebracht:
»21£% van de loonen der gemeentewerklieden, uitgekeerd
wegens door hen ten behoeve van het openbaar lager onderwijs
verrichten arbeid''. De bijzondere scholen brengen haar uit
gaven in rekening en nu begrijpt spreker niet goed, waarom
bij de bepaling van de exploitatie-vergoeding bovendien in
aanmerking wordt gebracht werk, dat aan de openbare scholen
door de gemeente-werklieden is verricht.
In de tweede plaats komen voor de berekening in aanmer
king »de kosten van rentezegels der schoolschuon maaksters".
Is spreker goed ingelicht, dan bestaat voor de openbare scholen
een regeling, volgens welke de hoofden van scholen een zeker
bedrag krijgen voor het schoonhouden der scholen, in welk
bedrag de kosten van die rentezegels zijn begrepen. Spreker
vraagt zich af of op deze wijze die kosten niet dubbel in
rekening worden gebracht.
In de derde plaats vindt spreker vermeld»de kosten van
voorbereiding van- en toezicht op onderhoudswerken aan de
openbare lagere scholen". Ook dat lijkt spreker ver gezocht.
Voor zoover hem bekend is, worden dergelijke kosten altijd
zonder meer door de schoolbesturen in rekening gebracht.
Heeft aan een bijzondere school een verbouwing plaats, dan
krijgt de gemeente de rekening, waarin die kosten begrepen
zijn. Worden ook deze kosten niet dubbel betaald, vraagt
spreker.
In de vierde plaats wordt in rekening" gebracht: »/0.80 per
leerling en per jaar, wegens administratiekosten van het
openbaar lager onderwijs". Spreker citeert het volgende:
»Bij de behandeling van de Technische Herziening in de
Eerste Kamer daarnaar gevraagd, antwoordde de Minister, dat
de administratiekosten der gemeente niet opgenomen kunnen
worden in de driejaarlijksche administratiekosten, omdat het
niet mogelijk is met juistheid te zeggen, hoeveel de gemeente
aan administratie van het openbaar lager onderwijs heeft
uitgegeven".
Volgens deze toelichting van den Minister zouden de ad
ministratiekosten van het openbaar onderwijs in het geheel
niet in rekening mogen worden gebracht, maar de Koningin
blijkt het niet eens geweest te zijn met hem, want later is
bij Koninklijk besluit, de vergoeding voor de administratie
kosten bepaald op 50 cent per leerling. Dit is dan toch zeker
wel het maximum, want aan spreker is niet een Koninklijk
besluit bekend, waarbij een hooger bedrag is vastgesteld, en
hij vraagt zich af, hoe het College er toe komt niet minder
dan 30 cent per leerling boven die 50 cent uit te gaan.
De heer Bosman heeft ook heel sterk den indruk gekregen,
dat hier een cijferij op touw is gezet om eens te zien w:at er
tusschen de mazen door naar het bijzonder onderwijs te
halen is; dat maakt een uiterst onaangenamen indruk. Men
probeert nu een voordeeltje voor het bijzonder onderwijs te
verkrijgen, door den bijzonderen scholen ook reductie te
geven op gas en electriciteit, terwijl het toch heel gemakke
lijk en beter was geweest den prijs voor de openbare scholen
wat te verhoogen om die evenveel te doen betalen als de
bijzondere.
De heer Goslinga zegt, dat dat juist voorgesteld wordt.
De heer Bosman dacht, dat men voor het bijzonder onderwijs
den gasprijs wilde verlagen om dit zoodoende een voordeeltje
te bezorgen. Men krijgt hier echter allerlei cijfers voorge-
diend, die de Raad onmogelijk kan controleeren; die móet
men op zijn gemak na kunnen zien. Hoe kan de Raad weten,
of dat allemaal precies juist is? Is er dan geen Commissie,
die dat nagezien heeft? De heer Goslinga zegtde Onderwijs
commissie, maar er staat nergens, dat die al die cijfers
nagerekend heeft en daar haar adhaesie aan betuigd heeft.
Dit voorstel maakt op spreker een buitengewoon onaange
namen indruk.
De heer Vos vraagt, hoe men aan dat cijfer van 21£%
precies komt. Spreker meent overigens, dat hier iets minder
behoorlijks wordt gevraagd. Wanneer n.l. de onkosten per
leerling gevonden worden, door het aantal leerlingen te
deelen op alle uitgaven voor het openbaar onderwijs, dan
zijn in die uitgaven reeds begrepen de hier genoemde dingen.
Men denke zich een gemeente met 500 leerlingen, waarvan
200 op de openbare en 300 op de bijzondere schoolde rente
zegel van de schoonmaakster kost ƒ0.50, hetgeen voor de
200 leerlingen der openbare school neerkomt op cent per
leerling; daar de bijzondere school 300 leerlingen heeft,
krijgt het schoolbestuur voor dat zegel vergoed ƒ0.75. In de
uitgaven voor het openbaar onderwijs zijn alle hier genoemde
dingen reeds begrepen en daarom acht spreker het werkelijk
onbehoorlijk om het daarenboven nog eens te vergoeden;
daarom zal spreker tegen dit voorstel moeten stemmen.
De heer Goslinga zegt, dat volgens den heer Knuttel diens
partij op het standpunt staat, dat gemeentegeld niet mag
worden geheven ter bekostiging van confessioneel onderwijs.
De heer Knuttel heeft echter 3 weken geleden hier de be-
lolte afgelegd van trouw aan de Grondwet en aan de wetten
des Rijks, waartoe ook behoort de Lageronderwijswet, waarin
deze materie geregeld is en waarop de rechten der bijzondere
scholen gegrond zijn. Dit standpunt van den heer Knuttel is
dus zeer sterk in strijd met de toen door hem afgelegde
belofte. Men mag tegen de wet bezwaar hebben, maar men
moet toch de uitvoering daarvan mogelijk maken; anders is
men ontrouw aan de afgelegde belofte.
De verdere opmerkingen van de heeren bewogen zich alle