358
MAANDAG 28 SEPTEMBER 1931.
niet mogelijk »ja" of »neen" te zeggen en daarbij precies de
gronden aan te geven, die het daarvoor heeft.
Dit voorstel verdient, na de uitlegging, ook door den heer
Wilmer, wel de aandacht en spreker meent namens het College te
mogen zeggen, dat het bereid is deze zaak in overweging te nemen.
Spreker verzoekt den Raad nu dit debat te staken, met de
wetenschap, dat men het zeer binnenkort, en dan waarschijnlijk
beter voorbereid, zal kunnen hervatten.
De heer Schüller zegt, dat de sociaal-democraten volgens
den heer Goslinga deze zaken met meer ernst moesten be
spreken; als de heer Goslinga dat zelf ook wil doen, moet hij
ook recht doen gelden en niet alleen zeggen, dat het College
al verschillende in dit adres genoemde plannen uitgevoerd
heeft, maar ook, dat dit adres op 12 Juli is ingekomen, toen
nog geen van deze werken uitgevoerd was of aan den Raad voor
gelegd. In dit adres worden b.v. genoemd: demping Levendaal,
scholenbouw in de Kooi, pompstationverder worden genoemd
verschillende onderhoudswerken, die door de sociaal-democraten
al jarenlang herhaaldelijk ter sprake gebracht zijn.
Wat betreft het groote aantal tijdelijke ambtenaren bij
Gemeentewerken, die zijn daar niet gekomen, althans niet
allemaal, tot uitvoering van deze werken, want tal van
tijdelijke ambtenaren, die al 6 a 8 jaar in gemeentedienst
zijri, hebben met deze werken niets te maken gehad. Er is
een zeer groot tekort; wil men de noodige werken uitvoeren,
dan heelt men meer personeel noodig.
De heer Goslinga sprak met geen woord over een praeadvies
op dit adres; als hij de zaken ernstig wil behandelen, moet
hij anders optreden en niet een heel hoogen borst tegen de
sociaal-democraten opzetten, dat zij achter hem aanloopen,
want door sprekers fractie is reeds in 1924 voorgesteld over
te gaan tot afgraving van beide begraafplaatsen.
Dus ook met dit voorstel komen niet de sociaal-democraten
achter aanloopen, maar de heer Goslinga en het College van
Burgemeester en Wethouders.
De heer Manders zou gaarne op alle opmerkingen ant
woorden, doch zal dit op verzoek van den Voorzitter nalaten.
Spreker neemt gaarne genoegen met de toezegging van den
Voorzitter; het is evenwel niet zijn bedoeling, dat die Com
missie alleen de werkverruiming en werkverschaffing onder
oogen ziet, maar nog heel veel meer, zooals spreker toch
reeds uiteengezet heeft, en dat ze heel veel en goed werk
zal verrichten. De Wethouder zal dan nog dikwijls moeten
zeggenJa, daar had ik toch nog niet aan gedacht.
De Voorzitter zegt, dat ook nog beslist moet worden op
het adres van den Algemeenen Bond van Overheidspersoneel
in zake werktijdverkorting. Het College adviseert daarop
afwijzend te beschikken.
De heer Verweij vraagt, of dit adres geen punt van be
spreking kan uitmaken bij de begrooting; de heer Knuttel
heeft daarbij ook een soortgelijk voorstel aangekondigd wanneer
de behandeling van dit adres wordt aangehouden,kan het tegelijk
met het voorstel van den heer Knuttel besproken worden.
De heer Knuttel kan zich niet vereenigen met het voorstel
om op dit adres afwijzend te beschikken; hij acht aanhouding
zeker noodig; er is niets over gezegd.
De Voorzitter zegt, dat het College tegen aanhouding geen
bezwaar heeft.
Wordt zonder hoofdelijke stemming tot aanhouding van dit
adres besloten.
XXVIII. Interpellatie van den heer Schüller, in zake den
verkoop van Provinciale gronden aan het Rijn-Schiekanaal.
De heer Schüller gevoelt er absoluut geen behoefte aan,
nu met deze interpellatie te beginnen; mogelijk heeft hij nog
langen tijd noodig, spreker verzoekt haar nog éénmaal uit
te stellen, maar haar dan een betere plaats op de agenda te
geven, dus een beetje meer naar voren.
De Voorzitter zegt, dat deze zaak anders wel zou kunnen
afloopen.
De heer Schüller merkt op, dat hij zijn zaken nooit laat
afmaken, maar een behoorlijke behandeling verlangt.
De Voorzitter zegt, dat van «afmaken" geen sprake is.
De heer Schüller zal een behoorlijk antwoord ontvangen.
De heer Schüller stelt voor het punt aan te houden en
verzoekt Burgemeester en Wethouders het op een volgende'
agenda een hoogere plaats te geven.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders het
verzoek van den heer Schüller in overweging zullen nemen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming, tot aanhouding van deze
interpellatie besloten.
De Voorzitter stelt vervolgens namens Burgemeester en
Wethouders spoedeischend aan de orde het volgende voorstel
Burgemeester en Wethouders geven den Raad in overweging:
a. in het belang van de volkshuisvesting van de erven J.
Hattink aan te koopen de perceelen, kadastraal bekend als
Gemeente Leiden, Sectie M, Nis 3185, 3186, 3187, 3188 en
3189, gelegen aan en nabij den Zoeterwoudschen Singel, te
zamen groot 8515 M2., voor den prijs van 20.060.
b. vast te stellen de desbetreffende begrootingsstaten
c. de sub a genoemde perceelen in te brengen in het
Grondbedrijf voor de koopsom met kosten.
Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
dadelijke behandeling is besloten, wordt, eveneens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming, overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter vraagt, of een der leden thans nog iets in
het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer van Eck vraagt, of de toegangsbewijzen van da
Raadsleden tol de plaatsen, waar brand is, welke tot 1 Sep
tember geldig zijn, vernieuwd zullen worden.
De Voorzitter zegt, dat dit ongetwijfeld het geval zal zijn.
De heer Knuttel vraagt, of er voor Burgemeester en Wet
houders geen aanleiding bestaat, het subsidie voor de viering van
de 3-Octobei feesten in te houden, op grond van het feit, dat een
optocht wordt georganiseerd, die in hooge mate grievend is
voor de groote meerderheid van de bevolking des Rijks.
De Voorzitter zegt, dat hem daarvan niets bekend is.
De heer Knuttel vraagt, of de Voorzitter dan wel kennis
genomen heeft van de protesten, die daartegen van Indo
nesische zijde zijn verspreid.
De Voorzitter beantwoordt deze vraag ontkennend.
De heer Groeneveld zegt, dat de lantaarn op den hoek
van den Haarlemmerweg en de Musschenbroekstraat des
avonds om 12 uur wordt gedoofd, hetgeen een vergissing
schijnt te zijn. Spreker stelt er prijs op, dat deze lantaarn
ook des nachts brandt, omdat dan de situatie in de Musschen
broekstraat niet minder dan levensgevaarlijk is.
In Tuinstadwijk is in eenige nieuwe straten, die voor het
verkeer zijn opengesteld, maar waaraan nog niet wordt ge
bouwd, de straatverlichting reeds aangelegd. De lantaarns
worden evenwel des avonds niet ontstoken. Door het ontbre
ken van de verlichting wordt een ongewenschte toestand
geschapen. Er heeft ook reeds een auto-ongeval plaats gehad.
Het doet niet ter zake of aan de straten al of niet gebouwd
wordt, aangezien de straatverlichting niet dient voor de ver
lichting van de gevels, maar van den weg.
Spreker dringt er daarom op aan de straten, welke voor
het verkeer zijn opengesteld, des avonds te verlichten.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
deze zaken zullen onderzoeken.
Niemand meer het woord verlargende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Buiten de agenda om werden nog behandeld een voorstel om te
besluiten, dat de gemeente zich zal verweren tegen het beroep in
cassatie, ingesteld doorJ. van den Broek, wed. J. J. Weijl, tegen
het arrest van het Gerechtshof te 's Gravenhage van 25 Juni 1931
in zake schadevergoeding (blz. 337) en een voorstel in zake aan
koop in het belang van de volkshuisvesting van de perceelen,
kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M, Nis 3185, 3186,
3187, 3188 en 3189, gelegen aan en nabij den Zoeterwoudschen
Singel (blz. 358).