348
MAANDAG 28 SEPTEMBER 1931.
eeniging om daarin afdoende verbetering te brengen. Burge
meester en Wethouders hebben in verschillende besprekingen
met het Bestuur toegezegd: als gij een afdoende plan voor
verbetering hebt, maar gij komt geld tekort, kom dan eens
met ons praten, maar het gaat niet aan de taak van de ge
meente als primair te zien en te zeggen: de gemeente moest
dit doendan moest de gemeente die vereeniging het bestuur
uit handen nemen; dat vindt de heer Knuttel ook, maar
spreker betwijfelt of hij daarvoor in dezen Raad een meerder
heid zal vinden. Burgemeester en Wethouders meenen, dat
dit niet op hun weg ligt. Er zijn meer dergelijke inrichtingen,
Christelijke Jeugdhulp en de Cortonastichting; spreker juicht
dat werk zeer toe; dat is zeer zeker in het gemeentebelang;
de gemeente bewijst haar sympathie ook door geldelijken
bijstand. Het College, en ook de meerderheid van den Raad
tot nu toe, meent, dat het niet aangaat al die bemoeiingen
aan de gemeente te trekken en rechtstreeks van de gemeente
te doen uitgaan; men moet de toewijding en de zorg in deze
der particulieren op prijs stellen, en het gaat niet aan, dit
tot een uitgebreide tak van gemeentezorg te maken. Men
kan zeggen: dan gebeurt het beter. Dat is in het algemeen
de vraag. Ongetwijfeld zal het wel duurder worden. Daarom
betreurt spreker ook, dat mevrouw Braggaarde Does zich
op eenigszins minachtende wijze heeft uitgelaten over het
daaraan verbonden personeel, dat niet bekwaam genoeg zou
zijn. Daar heeft spreker in de stukken niets van gelezen,
maar ook het bestuur en ook de moeders zijn over de pre
staties van de Directrice en van de verpleegsters zeer tevreden;
spreker heeft daarover nooit klachten gehoord, integendeel
wel veel lof. Spreker waagt het in zekeren zin te betwijfelen,
of dit nu beter zal zijn, als er van gemeentewege een ge
diplomeerde verpleegster aan het hoofd staat.
Wat moet nu gebeuren De Raad moet dit voorstel aan
nemen, het Bestuur moet voortgaan met de strikt noodzakelijke
verbeteringen om de inrichting te doen functionneeren en
moet daarvoor ook bronnen aanboren, die steeds voor de in
richting gevloeid hebben; zijn die tenslotte onmachtig, dan
moet het bij de gemeente om meer subsidie aankloppen, maar
het gaat niet aan, dit geheel aan de gemeente te trekken. De
Cortonastichting b.v. had over 1930 een tekort van ƒ3000.
maar vraagt slechts 1000.subsidie en ziet dus kans om
2000.in eigen kring te vinden; dat is de manier; men
moet het grootste deel van het tekort in eigen kring vinden
en voor het restant kan men bij de gemeente aankloppen.
Spreker moet zich er echter tegen verzetten, alles door de
gemeente te doen betalen, omdat dit aan de gemeentelijke
geldmiddelen buitengewoon hooge eischen zou stellen.
Over het nut dezer inrichting kan men verschillend oor-
deelen; spreker acht haar meer een noodzakelijk kwaad en
kan het bestaan ervan niet toejuichen; spreker is dat niet
met den heer Knuttel eens. Ook is spreker niet met den heer
Knuttel eens, dat er een toenemende gebruikmaking van de
vrouw in het productieproces is. De Ziektewet b.v. heeft menige
gehuwde vrouw uit de fabriek geweerd.
De bepalingen ten aanzien van de zwangerschapuilkeeringen
aan de gehuwde vrouw in de Ziektewet zijn zoo zwaar, dat
tal van bedrijven de gehuwde arbeidsters ontslaan. Het komt
spreker voor, dat afgezien van alle andere overwegingen
dit moet worden toegejuicht. Spreker gelooft ook, dat het een
van de redenen is, waarom men die bepalingen in de Ziekte
wet heeft opgenomen.
Hoe het ook zijdeze inrichting is er en vervult tot zekere
hoogte een nuttige taak. De gemeente erkent dit, verdubbelt
op het oogenblik het subsidie en stelt de mogelijkheid van
verder gaan in uitzicht voor het geval dit noodzakelijk zou
zijn. Op grond van de ingediende rekening en verantwoording
en de begrooting voor 1931 meent het College op het oogenblik
geen grootere subsidie dan ƒ1000.te kunnen voorstellen.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat de sociaal-demo
craten, hoewel zij op het oogenblik voor de bestaande
inrichting pleiten, het met den heer Knuttel eens zijn, dat
het beter is, indien de gemeente inrichtingen als deze
exploiteert.
Op het oogenblik kan men echter de bestaande inrichting
niet verloren laten gaan, omdat er nog geen betere is.
Spreekster heeft niet gezegd, dat zij tegen den arbeid van
de vrouw in het productieproces is. Zij heeft het woord
»helaas" met nadruk gebruikt, toen zij opmerkte, dat de
moedei s van deze kinderen niet uit huis gaan, omdat zij
meenen voor een anderen werkkring geschikt te zijn. De
vrouwen, die haar huis verlaten om te wei ken bij anderen,
zijn zeer noodig in haar eigen huis, maar trachten het in
komen van het gezin te vergiooten en daarom vindt spreekster
het jammer, dat zij uit werken moeten gaan.
Uit hetgeen in de sectievergadering is besproken, kan het
den heer Knuttel bekend zijn, dat spreekster heeft aangekondigd
bij de begrooting de stichting van een tweede inrichting te
-zullen bepleiten.
De heer Goslinga heeft bij interruptie gesproken van
Christelijke Jeugdhulp. Deze naam zegt reeds, dat men niet
met een neutrale instelling heeft te doen. Hier geldt het
echter een neutrale inrichting, waar kinderen beneden het
jaar verzorgd kunnen worden en daarom heeft spreekster het
verleenen van subsidie aan deze inrichting bepleit.
De heer Goslinga: De Christelijke kindertjes behoeven het
niet te hebben.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat ook die kinderen
eveneens een goede bewaarplaats noodig hebben, maar dat
zij het bestaan van een neutrale inrichting eveneens nood
zakelijk acht.
Het is den heer Goslinga tegengevallen, dat spreekster zoo
weinig waardeering voor deze inrichting heeft.
De heer Goslinga merkt op, dat hij gezegd heeft: voor
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat de heer Goslinga
het had èn over de inrichting èn over het voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
Spreekster zou zichzelf tegengevallen zijn, indien zij er evenals
de heer Goslinga mede ingenomen was. Zij gaat daarbij uit
van de veronderstelling, dat de Voorzitter en Wethouder
Goslinga hun eigen kinderen liever in een andere omgeving
zien geplaatst.
De heer Goslinga: Neen! Er heeft altijd een professor in
dat huis gewoond.
Mevrouw Braggaar—de Does: Dat zegt niets en spreekster is
zoo vrij, in deze met den heer Goslinga van meening te ver
schillen.
En indien deze inrichting door het bijtrekken van het
bovenhuis iets verbeterd is spreekster geeft dit toe kan
men alleen zeggen, dat voorheen de toestand nog slechter
was dan hij nu is en reeds eerder het aanbrengen van ver
beteringen noodzakelijk was.
De verhoogde subsidie zou veel eerder noodig geweest zijn
en de tekorten zouden veel meer zijn geweest, indien de
hoog noodige verbeteringen reeds eerder waren aangebracht.
De heer Goslinga heeft de minder aangename gewoonte
iemand woorden in den mond te leggen, die niet gezegd zijn.
Omdat hij over de gave van het woord beschikt, meent hij
klakkeloos te kunnen zeggen, dat zij zich over het tegen
woordige personeel in minder gunstige bewoordingen heeft
uitgelaten. Integendeel, spreekster heeft wel gezegd: naast
liefde en goedheid is ook bekwaamheid noodig en wanneer
men personeel voor zulke loonen, in die omgeving en met
dien arbeidstijd, moet aannemen, kan men dan deze eischen
stellen? Spreekster heeft echter absoluut niet gezegd, dat het
tegenwoordige personeel niet voor zijn taak berekend is,
maar zij heeft, juist in het belang van de kinderen daar,
gezegd, dat men noodig heeft personeel, dat voor zijn taak
berekend is en daar men, bij dergelijke arbeidsvoorwaarden,
dergelijke eischen niet kan stellen, beveelt zij het amendement
der sociaal-democraten nogmaals aan, om den bestaanderi
toestand eenigszins te verbeteren.
De heer Bergers juicht ten zeerste toe, dat er nog menschen
zijn, die hun tijd, krachten en gaven voor hun minderbedeelde
medemenschen willen besteden. Dergelijke vereenigingen moet
men altijd zooveel mogelijk in stand zien te houden, want als
zij eenmaal weg zijn, gaat de christelijke charitas teloor. Yolgens
mevrouw Braggaarde Does krijgen de werkgevers daardoor
goedkooper arbeidskrachten; spr. had lievei gewild, dat zij ge
zegd had, dat de werkgevers daardoor arbeidskrachten bekomen,
want hij gelooft niet, dat zij daardoor goedkoope arbeidskrachten
krijgen en dat zij daarvan alleen gebruik maken om aan
goedkoope arbeidskrachten te komen. Wanneer de inrichting
aan de gemeente zou komen, zou men in iedere wijk zoo'n
instituut moeten hebbendat zijn Russische ideeënde kinderen
worden daarheen gestuurd, de moeders zijn eraf en waar blijft
dan de moederzorg? Spr. wil echter het particulier initiatief
levendig houden en hij gelooft, dat het Bestuur, na van deze
besprekingen kennis genomen te hebben, zijn best zal doen
de inrichting te verbeteren. Die vereeniging zal zich zelf wel
redden; er zullen menschen genoeg zijn om een dergelijke
zaak te steunen.
De heer Koole zegt, dat de heer Goslinga gezegd heeft,
dat na het uitbrengen van het rapport-Putto de Voorzitter-
en hij naar deze inlichting zijn gaan kijken. Spreker staat
verbaasd, dat de Voorzitter en de heer Goslinga het initiatief
tot verbetering van het Bestuur van die inrichting hebben
afgewacht dat hadden zij direct zelf moeten doen, toen zij
de inrichting bezochten de toestand was meer dan schandalig.