GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 137 IN6EKOHEN' ÜTI KMO. No. 215. Leiden, 24 Augustus 1931. Het ontwerp der begrooting voor den dienst 1932, dat wij Uwe Vergadering bierbij aanbieden, geeft ons aanleiding, na het reeds medegedeelde in de toelichting bij de volg nummers, nog het volgende onder Uwe aandacht te brengen. De dienst 1930 heeft, zooals wij U in het rapport op de gemeenterekening (Ingek. Stukken No. 213) bereids mede deelden, een voordeelig kassaldo opgeleverd van 275.119.49|. Bij het sluiten van den dienst bleef over 1930 nog te betalen 50.510.33 en nog te ontvangen 25.492.17, vor mende een nadeelig verschil van 25.018.16. Ten bate van den dienst 1930 werd van het batig slot over 1929 een som van 52.000.afgezonderd, als reserve voor achterstallige uitgaven voor het bijzonder onderwijs. Deze uitgaven vonden in 1930 nog niet plaats; aangezien zij in 1931 zijn te ver wachten, behoort dit bedrag van 52.000.naar den dienst van laatstgenoemd jaar te worden overgebracht. Er is der halve een batig slot van den dienst 1930 beschikbaar van 275.119.491 25.018.16 ƒ52.000.—) f 198.101.33 Dit resultaat is in hoofdzaak te danken aan de gunstige uitkomsten van de Lichtfabrieken, die aan winst en retri butie 160.000.meer opleverden, dan was uitgetrokken. In ons aangehaald rapport vestigden wij er echter de aan dacht op, dat men bij de beoordeeling van het batig slot in het oog moet houden, dat ten behoeve van den dienst 1930 over een bedrag van 250.000.van het batig slot van 1928 moest worden beschikt, om een sluitende begroo ting te verkrijgen. Zooals Uwe Vergadering zich zal herin neren, stelden wij bij de begrooting voor 1930 voor, om het netto-exploitatie-saldo van den dienst 1928 ad rond 157.000. te bestemmen voor verlaging van de plaatselijke inkomsten belasting; het vermenigvuldigingscijfer had dan kunnen dalen van 0.9 tot globaal 0.8 en om in het aldus ontstane tekort van de begrooting te voorzien overigens sloot de begrooting zou slechts een bedrag van rond 105.000. fn.l. 2/3 van 157.000.noodig zijn geweest. Tegen ons advies in en ondanks krachtige bestrijding van ons College besloot Uwe Vergadering op voorstel van de heeren Huurman c.s. het vermenigvuldigingscijfer te verlagen tot 0.7, waarvan de kosten over een vol belastingsjaar op 433.222.werden geraamd en over het tijdvak van 1 Mei 31 December 1930 op 288.814.Het tekort der begroo ting groeide door deze verder gaande belastingverlaging aan tot 250.000.x), en de door ons voorgestelde versterking van de Algemeene Reserve met 93.000.kon niet plaats hebben. Had de dienst 1930 zich zelf kunnen bedruipen, dan was er een saldo geweest van 250.000.Er is slechts een saldo van 198.101.33|, waaruit volgt, dat de dienst 1930 feitelijk een nadeelig exploitatie-saldo heeft opgeleverd van meer dan f 50.000m. a. w. er is een zeer belangrijke som ingeteerd, hetgeen niet zou zijn gebeurd, indien over eenkomstig ons voorstel was gehandeld; integendeel was dan •een flink exploitatie-saldo ontstaan. - Ook de dienst 1931 heeft, aangezien daarin 4 maanden •van het belastingjaar vielen, een belangrijk lagere ontvangst aan plaatselijke inkomstenbelasting, dan bij de door ons voorgestelde regeling het geval zou zijn geweest. Wij bestreden het voorstel tot deze meerdere belasting verlaging o. m. op dezen grond, dat het instandhouden van flinke reserves (waaronder het Fonds voor Stadsverbetering) vooral met het oog op de toekomst een dringende eisch was, vermits der gemeente eenerzijds nog vele en groote uitgaven stonden te wachten, en zij anderzijds, in verband •met het in werking treden van de nieuwe wet op definan- *ciëele verhouding tusschen rijk en gemeenten, een periode Jvan onzekerheid inging. De feiten hebben ons College geheel in het gelijk gesteld. Het Fonds voor Stadsverbetering wij komen hierop nader terug is geheel uitgeput geraakt; zelfs moest reeds op •het batig slot van den dienst 1930 worden geanticipeerd. De uitkeering uit het door het Rijk ingestelde gemeente fonds viel een bedrag van rond 250.000.tegen, tengevolge waarvan reeds met ingang van het jaar 1931 een straat belasting moest worden ingevoerd. En de economische crisis heeft zich sedert zeer verscherpt, tengevolge waarvan zware eischen aan de gemeentekas worden gesteld. Omtrent de financieele resultaten van het jaar 1931 kan .uiteraard nog weinig worden medegedeeld. Naar het zich thans laat aanzien, zal op den J.post van de met ingang van 1 Mei 1931 afgeschafte plaatselijke in komstenbelasting een bedrag van 127.000.meer worden ontvangen, doch over dat bedrag moest reeds worden beschikt ten behoeve van de verhooging van de subsidie aan de Ge meentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon en van den post „Steun aan uitgetrokken werkloozen". Ook mag, in verband met de uitkomsten over 1930, op een hoogere winst van de Lichtfabrieken worden gerekend; tegenover een werkelijke winst over 1930 van ƒ964.116.41 bedraagt de raming voor 1931 ƒ884.875.gevende een ver schil van ƒ80.000. Voorts is het niet onmogelijk, dat de opbrengst van de personeele belasting meevalt; de rijks-inspecteur raamt de op brengst van deze vrij stabiele belasting voor 1931 op 242 500. d. i. voor hoofdsom en opcenten tezamen 45.000.meer, dan op de begrooting werd uitgetrokken. Op grond van een en ander mag wellicht de hoop worden gekoesterd, dat de extra-bate, die aan 1931 in verband met het inwerking treden van de gewijzigde financieele verhouding toevalt, en welke werd geraamd op ƒ108.000.niet geheel voor den dienst van dat jaar behoeft te worden gebruikt en daarvan dus een gedeelte overblijft, hetgeen met het oog op de zeer ongunstige tijdomstandigheden en de hoogst on zekere toekomst, zeer wenschelijk zou zijn. Aan de begrooting van 1931 kwam, gelijk gezegd, een be drag van ƒ108.000.ten goede, waarop in 1932 en volgende jaren niet kon worden gerekend. Daarenboven moesten voor 1932 tal van uitgaaf-posten hooger en ontvangstposten lager worden geraamd. Zoo werden hooger of nieuw uitgetrokken de volgende uitgaafposten: Verbetering en uitbreiding der straatver lichting 12.500,— "Verpleging van minvermogende en arme zieken 6.000. Subsidie onderhoud Leidsche Hout5.000. Personeel Bouw- en Woningtoezicht 4.200. Subsidie Gem. Comm. v. Maatsch. Hulpb. 5.500. Subsidie werkloozenkassen en kosten Sociale Dienst4.600.— Verlies Gem. Reiniging17.000. Reserve voor aflossingen5.000. Pensioenen en verzekeringen12.500. Onvoorziene Uitgaven10.000. Van de ontvangstposten, die met een lager bedrag op de begrooting voorkomen, vermelden wij: Brug-, haven- en marktgelden7.000. Opcenten dividend- en tantièmebelasting 5.000.x) Hondenbelasting4.200. Het eindcijfer van de fabricage-begrooting is wel ongeveer gelijk gebleven (1931 690.100.—, 1932 692.625.—doch niet onvermeld mag blijven, dat ook hier onderscheidene posten moesten worden opgevoerd; wij noemen o. a. Onderhoud straten en pleinen15.800.— Idem kolken en riolen3.800. Personeel Gem. Werken7.500.— Het onderwijshoofdstuk met zijn zestien paragrafen wijkt, wat het totaal bedrag betreft, ook weinig af van 1931, doch de eigenlijke onderwijsuitgaven zijn ongeveer 19.000. hooger, welke stijging gedeeltelijk werd opgevangen door een daling op dit hoofdstuk van de fabricageposten. De meer dere kosten zijn o. m. een gevolg van de aanneming van de bekende voorstellen inzake het bewaarschoolonderwijs. Waren de netto uitgaven voor het openbaar bewaarschoolonderwijs (zonder fabricageposten) ruim 6.000.— lager, die voor het bijzonder bewaarschoolonderwijs namen met ƒ22.600.toe, en deze kosten zullen in volgende jaren nog vermeerderen naarmate de herziening verder doorwerkt. Trots al deze ongunstige factoren tegenover 1931, is het ons mogen gelukken de begrooting ook ditmaal weer te doen sluiten, al ging dit, naar te begrijpen valt, niet gemakkelijk. Dit resultaat is verkregen in de eerste plaats door beper king van de raming der uitgaven tot het inderdaad noodige en nuttige, en wering derhalve van al datgene, wat misschien wel wenschelijk, maar niet heslist noodzakelijk is. Handhaving van het evenwicht tusschen ontvangsten en uitgaven legde ons College die gedragslijn als een gebiedende noodzakelijkheid op. In de tweede plaats heeft tot de bereiking van dat doel in belangrijke mate bijgedragen de mogelijkheid van een hoogere raming van de volgende ontvangsten: winst Lichtfabrieken (rekening 1930 964.116.41, begroo ting 1931 884.875.—, idem 1932 978.400.—). 93.525.— retributie Lichtfabrieken23.250. winst Openbaar Slachthuis10.000. Een bedrag van ruim f 38.000.werd gevonden door verlaging van den post „aandeel der gemeenten in de kwade posten der directe belastingen." d. i. ruim 10.000.lager dan de opbrengst over 1930.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 18