324
.MAANDAG 24 AUGUSTUS 1931.
Parmentier, van der Reijden, Tepe, Reimeringer, Splinter,
Bergers, Bosman, Wilmer, de Reede, van Es, Huurman,
Manders, Wilbrink, Coster, Zitman en Meijnen.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Schiiller, mevrouw
Braggaarde Does, de heeren de Waal, Kooistra, Koole,
Groeneveld, Verweij en Vallentgoed.
Het voorstel van den heer van Tol wordt verworpen met
26 tegen 2 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren van Stralen, Schiiller, mevrouw
Braggaarde Does, de heeren Romijn, Kooistra, Eikerbout,
Parmentier, van der Reijden, Tepe, Reimeringer, Splinter,
Bergers, Bosman, Wilmer, de Reede, Koole, van Es, Huurman,
Groeneveld, Manders, Wilbrink, Verweij, Coster, Zitman,
Meijnen en Vallentgoed.
Vóór stemmen de heeren van Tol en de Waal.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten, met aan-
teekening in de notulen, dat de heer van Tol geacht wil
worden te hebben tegengestemd.
XIX. Interpellatie van den heer Schüller, inzake den verkoop
van Provinciale gronden aan het Rijn-Schiekanaal.
De Voorzitter vraagt, of de heer Schüller bereid is er in
toe te stemmen, dat zijn interpellatie wordt uitgesteld tot de
volgende vergadering. Hij zal dan tegelijk antwoord op zijn
vragen ontvangen.
De heer Schüller antwoordt in bevestigenden zin.
De Voorzitter stelt voor deze interpellatie aan te houden
tot de volgende vergadering.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten.
De Voorzitter wenscht, alvorens de rondvraag te houden,
een enkel woord te spreken tot de leden, die heden voor de
laatste maal in den Raad aanwezig zijn.
De groote meeningsverschillen, welke in den Raad dikwijls
uitkomen, moge men betreuren, noodig zijn zij zeker. Dit
neemt niet weg, dat er trots alle verschil van opinie een
zeker gevoel van saamhoorigheid tusschen de leden onderling
zich voordoet, en aan het bestaan van dat gevoel van saam
hoorigheid ontleent spreker het recht om een woord van af
scheid te spreken tot de leden, die in de volgende zittings
periode van den Raad niet meer aanwezig zullen zijn.
In de eerste plaats noemt spreker den heer de Waal, die
slechts enkele maanden lid van den Raad en lid van de
Commissie voor het Marktwezen is geweest. Spreker gevoelt,
dat dit afscheid een tot weerziens is. Hij kan zich niet voor
stellen, dat de heer de Waal met het oog op zijn leeftijd of
omdat hij er genoeg van heeft weggaat. De gemeenschap
heeft zijn warme belangstelling en spreker kan zich indenken,
dat deze eerste aanraking met de behartiging van de ge
meentebelangen hem genoQg enthousiasme zal hebben gegeven
om later opnieuw zich beschikbaar te stellen, zoodat men
hem wellicht in dit College zal terugzien.
De heer Zitman kwam pas twee jaren geleden in de plaats
van het betreurde Raadslid Sijtsma. Hij is lid geweest van
het bestuur van de Stedelijke Werkinrichting en van het
Leidsche Muziekcorps. Spreker weet niet of het lidmaatschap
aan zijn bedoelingen en verwachtingen heeft beantwoord ls
dat het geval niet, dan mag dat zeker niet worden geweten
aan de moeite, welke hij zich heeft gegeven, en aan de
belangstelling, welke hij voor de gemeentelijke zaken heeft.
Na deze betrekkelijk korte kennismaking zullen allen hem
zeker missen; zijn groote en deugdelijke kennis van de stad
en van de grondk westies, welke zich voordeden, doet het zijn
medeleden betreuren, dat zij hem hier niet meer zullen zien.
Hem zij het beste toegewenscht.
Omtrent den heer Parmentier wil spreker het volgende
zeggen. Diens geheele optreden als Raadslid heeft de over
tuiging pegeven, dat men te doen heeft met een man van
een vast karakter, een eigenschap, waardoor men zich niet
altijd vrienden maakt en niet altijd een ieder het naar den
zin kan maken, maar welke respect afdwingt. Het is hem
zeker gelukt in dit gezelschap dat respect af te dwingen.
Spreker weet niet of het lidmaatschap van den Raad aan zijn
verwachtingen heeft voldaan, maar zeker heeft hij in de functie,
welke hij naast het Raadslidmaatschap op de meest in
het oog vallende wijze heelt vervuld, n.l. het lidmaatschap
van de Commissie van Fabricage, gelegenheid gehad te toonen,
dat hij zeer voel over he5ft voor het gemeenschapswerk en
daarvoor veel gevodb In die Commisrie zal hij zeer worden
gemist en in den Raad zal men zijn adviezen en zienswijzen
ongaarne niet meer hooren. Om een uitstekend Raadslid te
zijn, moet men veel dienstjaren hebben on spreker is overtuigd,
dat de heer Parmentier op weg was een uitstekend Raadslid
te worden. Het spijt allen ongetwijfeld, dat zij hem in den
Raad niet meer zullen zien.
De heer Kuivenhoven, die helaas niet aanwezig is, is acht
jaar lid van den Raad geweest. Die periode wordt overschaduwd
doorzijn ziekte. De Raad heeft den heer Kuivenhoven leeren
kennen als een man van vaste overtuiging, die wist wat hij
wilde, die onafhankelijk zijn oordeel wist vast te stellen en
daarvoor uit te komen, die den moed van zijn overtuiging
had. Namens den Raad wenscht spreker den heer Kuivenhoven
spoedig herstel van gezondheid toe; zijn ouderdom brengt
waarschijnlijk mede, dat hij niet meer zal terugkeeren en
spreker wenscht hem het beste toe, wat hij op zijn ouden
dag kan bereiken.
Tenslotte richt spreker enkele woorden tot zijn waarden
buurman, den heer Reimeringer, voor wien een 26-jarige
periode staat te eindigen, zij het dat een korte onderbreking
van 4 jaar hem niet onder de vroede vaderen gezien heeft.
De Raad zou het spreker zeker euvel duiden, indien hij den
heer Reimeringer liet gaan, zonder hem dank gebracht te
hebben voor het vele, dat hij gedaan heeft. Het zou vele
woorden vereischen te vertellen, wat de heer Reimeringer
allemaal gedaan heeft; dat zou spreker ook niet mogelijk zijn,
omdat hij langen tijd van de werkzaamheden van den heer
Reimeringer geen getuige heeft kunnen zijn; het zou langen
tijd kosten alles op te sommen, wat de heer Reimeringer hier
gedaan heeft, doch het kost weinig woorden te verklaren, hoe
en waarom de heer Reimeringer het gedaan heeft. De heer
Reimeringer heeft een goed en edel karakter, een warm en
zeer opbruisend gemoed; hij heeft hart voor zijn Vorstin,zijn
vaderland en niet minder voor zijn gemeente. In woord en
daad heeft de heer Reimeringer altijd veel voor zijn mede-
menschen over gehad. Spreker meent te spreken namens de
gansche burgerij, wanneer hij verklaart, dat de heer Reime
ringer geweest is en gelukkig nog is een uitstekend Leidsch
burger; hij heeft te allen tijde op de bres gestaan voor de
belangen der stad, die hij altijd met heilig vuur verdedigd
heeft; spreker weet, dat de geheele burgerij den heer Reime
ringer ziet als een echten, goeden Leidenaar.
De heer Reimeringer heeft den Raad gekend in allerlei
toestanden; hij verlaat den Raad geheel anders dan hij was
bij zijn optreden, maar wat er ook gebeurd moge zijn, zoowel
in de vorige combinaties als in de tegenwoordige heeft de heer
Reimeringer altijd een prettig verkeer in den Raad weten te
hebben, heeft hij aan zijn medeleden een warm hart toege
dragen en hebben omgekeerd zijn medeleden steeds groote
waardeering voor hem gehad.
Spreker is overtuigd, dat de Raad zijn woorden zal onder
schrijven, wanneer hij zegt, dat allen den heer Reimeringer
met spijt zien vertrekken.
Een persoonlijk woord van dank wil spreker hieraan toe
voegen, De heer Reimeringer is degene geweest, die hem hier
heeft ingewijd en hem in vele dingen wegwijs heeft gemaakt;
daarvoor is spreker hem zeer dankbaar.
Verder mag spreker den heer Reimeringer dank zeggen,
omdat deze gedurende langen tijd waarnemend burgemeester
is geweest, wat voor hem dikwijls veel moeilijkheden heeft
opgeleverd, welke niet naarbuiten bekend zijn geworden, maar-
die hij heeft opgelost op de wijze, waarop men dat van hem
had verwacht.
Spreker zal niet zeggen van hoeveel commissies de heer
Reimeringer lid is geweest, maar hij weet, dat de heer Reime
ringer zich in die commissies populariteit en liefde van zijn
medeleden heeft weten te verwerven. Spreker is overtuigd,
dat de heer Reimeringer, als de le September zal zijn aan
gebroken, het medeleven met het wel en wee van Leiden zal
missen, meer dan hij op dit oogenblik vermoedt, omdat hij
er zoozeer ingegroeid is. Spreker hoopt, dat hij gedurende de
dagen, welke hem nog zullen resten, een prettig leven zal
hebben in zijn stad, dat hij met genoegen in Leiden zal ver-
kee en en dat hij met dankbaarheid zal mogen terugdenken
aan het vele werk, dat hij in het belang van Leiden heeft
mogen doen. Teekenen van instemming.)
De heer Reimeringer houdt de volgende toespraak
M. d. V. Jk dank U hartelijk voor de vriendelijke woorden,
die U tot mij gericht hebt en het applaus, dat daarop uit den
Raad gevolgd is.
Het is heden zeker een ernstige dag in mijn leven, nu een
levenstaak voor mij wordt afgesloten en ik een werkkring die
mij lief was zal nederleggen; vervulde in vroeger jaren ge
durende mijn lidmaatschap van den Raad het wel en wee
der gemeente reeds een groote plaats in mijn leven, gerust
rrag ik zeggen, dat gedurende de laatste acht jaren het
we'houderschap met alles wat daaraan vast is' mijn geheele
bestaan in beslag nam. Een gevoel van weemoed bekruipt mij