MAANDAG 24 AUGUSTUS 1931. 319 niet behoeft te worden gehoord, dan is spreker bereid zich te laten leiden door de argumenten van den Wethouder, die een verhooging wel wettigen. Alleen is spreker bevreesd, dat daardoor een praecedent geschapen zal wordendaarom acht spreker het alsnog verstandiger daarover het oordeel der Commissie ad hoe te vragen. De Voorzitter zegt, dat het College natuurlijk prijs stelt op aanneming van dit voorstel. Waar nu volgens den heer Verweij geen praecedent gesteld moet worden, wijst spreker er op dat verscheidene Raadsleden niet zoozeer daartegen opzien. Zoo is voor de politie een tusschentijdsche salarisver- hooging voorgesteld, die niet veel bezwaren ontmoet heeft. Vermoedelijk ook met medeweten van den Raad is verder verschenen een oproeping van sollicitanten naar de betrekking van Adjunct-Directeur van Gemeentewerken, waarbij salaris- verhooging in uitzicht is gesteld; daarover is evenwel nog geen beslissing genomen. Door bijzondere omstandigheden, geheel algescheiden van de salarispolitiek, is wel eens ver andering van salaris noodig; in die categorie rangschikt het College ook dit geval. Men kan van meening verschillen, of dit voldoende is of niet, maar het is een zeer bijzonder geval; de aard van deze betrekking is geheel veranderd en de Directeur van de Bank van Leening wordt voor den aard van zijn werk, dat goed is, niet voldoende betaald. Daarover kan de Raad zich nu uitspreken. Het voorstel van den heer Verweij wordt aangenomen met 17 tegen 11 stemmen. Vóór stemmen de heer van Stralen, mevr. Braggaarde Does, de heeren Romijn, de Waal, Kooistra, Eikerbout, Parmentier, van der Reijden, Bosman, van Es, Manders, Wilbrink, Verweij, Coster, Zitman, Meijnen en Vallentgoed. Tegen stemmen de heeren van Tol, Schüller, Tepe, Reime- ringer, Splinter, Bergers, Wilmer, de Reede, Koole, Huurman en Groeneveld. In verband met den uitslag van deze stemming wordt de verdere behandeling van punt 17 der agenda aangehouden. XV1I1. Voorstel in zake de verbetering en gedeeltelijke demping van de Middelste gracht, het verbeteren en hefbaar maken van de Middelstegrachtbrug, het verbreeden, verlagen en hefbaar maken van de Kwakelbrug, het verbreeden van de vaargeul der Uiterstegracht, alsmede tot beschikbaarstelling van de noodige gelden voor die werken, (Zie Ing. St. No. 193.) Bij dit agendapunt komen tevens in behandeling het voor stel van den heer van Tol, luidende: »Ondergeteekende stelt aan den Raad voor, niet aan te nemen punt 18 der agenda, maar het zoodanig te wijzigen, dat de geheele Middelstegracht wordt gedempt.", het verzoek van de Leidscbe Koetsiersvereeniging »Ver- betering zij ons streven" om de Middelstegracht in haar geheel te doen dempen en een verzoek van J. J. Devilee e. a., allen bewoners van den Ouden Rijn en de Middelstegracht van dezelfde strekking. De Voorzitter brengt namens het College in het voorstel van Burgemeester en Wethouders eenige wijzigingen aan. De Firma Schoondergang-Speet heeft n.l. medegedeeld, geen prijs te stellen op verandering van de brug over de Uiterste gracht, zoodat punt b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt teruggenomen door het College, en dien tengevolge ook punt d. Punt e van het voorstel van Burge meester en Wethouders wordt, uitsluitend in verband met deze wijziging, waardoor de kosten van de brug over de Uiterstegracht en de verbreeding van die gracht ad 21.000. vervallen, door het College gewijzigd, zoodat het luidt als volgt: »e. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat, model D, dienst 1931, voor de onder a genoemde werken de noodige gelden, ten bedrage van ƒ111.000.— beschikbaar te stellen." Dienovereenkomstig wordt letter c gewijzigd in b en letter e in c. Spreker stelt het gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wethouders thans aan de orde. De heer van Tol zegt, dat met betrekking tot dit punt van de agenda een tweetal adressen is ingekomen, waarvan het eene, dat van de Leidsche Koetsiersvereeniging, in de dagbladen heeft gestaan, maar het andere aan hem onbekend is. Hij verzoekt daarvan voorlezing. De Secretaris doet voorlezing van dit adres, hetwelk luidt als volgt: Leiden, 21 Augustus 1931. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Ondergeteekenden, bewoners van den Ouden Rijn en Middelste gracht nemen door dezen beleefd de vrijheid het volgende onder Uwe aandacht te brengen. Voor de bewoners van den Ouden Rijn en Middelstegracht is het in- en uitgaan van hunne woningen gevaarlijk, zelfs levensgevaarlijk, door het drukke rijverkeer. Immers, de nrma Tieleman en Dros, ontvangt de voor haar bedrijf benoodigde grondstoffen en materialen voor min stens 80% per autotractie. Voor het rijden met auto's is de Middelstegrachtbrug alsmede de Middelstegracht ten eenen- male veel te smal. Herhaalde malen gebeurt het, dat door de enge ruimte ernstige schade wordt toegebracht aan de eigendommen der bewoners. Indien het drukke verkeer over een zoo smalle gracht reeds gevaar oplevert voor volwassen personen, welk een verant woording hebben dan de bestuurders van de voertuigen voor de levens van talrijke kinderen, die op de Middelstegracht ter school gaan, benevens voor de kerkgangers en hen, die het gebouw »Pniël" bezoeken. Om bovenstaande redenen geven ondergeteekenden Uw geacht College bij dezen in ernstige overweging over te gaan tot demping van de Middelstegracht. Wij ontveinzen ons niet, dat voor de firma Tieleman en Dros hierdoor eenige moeilijkheden zullen ontstaan, doch deze mogen volgens onze bescheiden meening niet opwegen tegen het gevaar voor menschenlevens. De grondstoffen, enz. welke per schuit worden aangevoerd, zouden eventueel aan den Ouden Rijn gelost kunnen worden, terwijl het overtollig gebruikt water door middel van rioleering in den Ouden Rijn geloodst zou kunnen worden. Zij vertrouwen, dat bovenstaande uiteenzetting U aanleiding moge geven, om aan dezen onhoudbaren toestand een einde te maken door het dempen van deze gracht, die door den onaangenamen stank reeds schadelijk voor de gezondheid moet worden geacht. Deze hun opmerkingen in Uwe welwillende belangstelling aanbevelend, verblijven met de meeste hoogachting: J. J. Devilee (Volgen de namen van nog 32 adressanten.) De heer van Tol herinnert er aan, dat, toen in ;1928 de toestand der walmuren van dien aard was, dat spoedig in grijpen noodig bleek, een onderzoek is ingesteld en men alge meen van oordeel was, dat de gracht gedempt moest worden, omdat dit de beste oplossing zou zijn. Intusschen was de walmuur reeds gedeeltelijk ingestort en was men genoodzaakt een beetje meer spoed achter de zaak te zetten. Met de firma Tieleman en Dros, welke nauw bij de zaak betrokken is, is toen een bespreking gehouden en ook daarbij was het alge- meene gevoelen, dat geheele demping de eenige oplossing zou wezen. Op 24 Augustus 1929 kwam een schrijven in van de firma Tieleman en Dros, dat zij geen bezwaar had t egen demping van de Middelstegracht, maar zij verbond er de voorwaarde aan, dat van gemeentewege de verkregen straat zou worden geasphalteerd, dat zij een los-en laadsteiger zou mogen hebben aan den Ouden Rijn en dat zij zekerheid zou krijgen voor het plaatsen van consoles voor een luchtleiding. De Commissie van Fabricage had tegelijkertijd den Directeur van Gemeentewerken opgedragen deze zaak onder het oog te zien en zoo kwam er, eveneens ongeveer 28 Augustus, een uitvoerig rapport van dien hoofdambtenaar in, waarin hij zeide, dat hij na een grondig onderzoek tot de conclusie was gekomen, dat algeheele demping van de Middelstegracht de beste oplossing zou brengen. De besprekingen, welke later met de firma Tieleman en Dros zijn gevoerd, hebben tengevolge gehad, dat die firma schreef, dat zij haar eersten brief, waarin zij verklaarde accoord te gaan met algeheele demping, als niet geschreven beschouwde, en nu verklaarde het water niet te kunnen missen voor haar fabriek. Vroeger was door haar geschreven, toen de Middelstegracht door het instorten van den walmuur onbevaarbaar was, dat, waar zij het gemak van electrische tractie in haar fabriek had gezien, zij van oordeel was, dat deze wijze van vervoer van goederen zou kunnen plaats hebben, als de Middelstegracht was gedempt. Evenwel hield de firma vol, dat zij de gracht niet kon missen; zij kwam met een becijfering van kosten van eenige duizenden guldens, welke cijfers wel een beetje geflatteerd zijn en niet zoo erg aannemelijk. Immers, nu wordt reeds veel per as vervoerd, wel 80% van het totaal, zonder dat daarvoor de demping als oorzaak kan worden aangevoerd. Evenwel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 11