318
MAANDAG 24 AUGUSTUS 1931.
wordendie instelling is geheel veranderder wordt b.v. veel
meer geld geleend op pensioenen enz. Bovendien heeft de
Directeur, geheel belangeloos, met anderen een Borgstellings
fonds opgericht, om de menschen uit de handen van woeke
raars te houdendaarmede heeft hij zeer veel sociaal werk
gedaan. Zoo iemand komt werkelijk salarisverhooging toe,
waar hij er voor werkt en anderen warm maakt om er een
einde aan te maken, dat ongelukkige stumperds die 1.—
leenen, per week 0.10 rente moeten betalen. Deze ambtenaar
neemt zijn ambt uitstekend waar en daarom is salarisverhooging
zeer gewenscht. Spreker dringt er zeer op aan om die salaris
verhooging absoluut niet af te stemmen; wil men de Com
missie ad hoe nog raadplegen, dan zou men het kunnen aan
duiden, maar spreker ontraadt het om dit af te stemmen.
De heer Tepe zegt, dat vooral de heer Romijn nogal in
zijn wiek is geschoten over het feit, dat deze zaak niet aan
de salariscommissie is voorgelegd. Spreker heeft als Wethouder
nimmer een voorstel daartoe gedaan, maar heeft zich als
Voorzitter der Commissie ad hoe evenmin gepiqueerd gevoeld,
dat deze zaak niet aan de Commissie is voorgelegd en wel
hierom.
De heer de Reede heeft naar sprekers opvatting de eigenlijke
taak der commissie op juiste wijze omschreven. Die taak is
om in het algemeen de salarisverordening onder de loupe te
nemen, na te gaan of hetzij in de rangindeeling, hetzij in de
salarissen, hetzij in beide wijziging moet worden gebracht en
•daaromtrent eventueel voorstellen aan den Raad te doen.
Dit is in het algemeen de taak der commissie, want het
kan zeer wel voorkomen, dat gedurende den tijd, dat de
commissie haar werkzaamheden verricht, incidenteel een
beslissing omtrent een of anderen ambtenaar wenschelijk of
noodzakelijk is, en dan ziet spreker niet in, dat die incidenteele
beslissing niet genomen zou mogen worden zonder advies
van de commissie.
De heer Romijn voegt spreker toe: en »Endegeest" dan?
Dit is voor spreker een prachtig voorbeeld om aan te toonen,
dat het daar een geheel andere zaak was. Daar ging het om
een geheele categorie van ambtenaren en Burgemeester en
Wethouders hebben toen aan de commissie ad hoe gevraagd,
of het voorstel, gedaan door de Commissie voor de Gestichten,
in strijd was met het systeem, dat de commissie ad hoc ten
aanzien van de salarissen in het algemeen wilde voorstellen.
Het verhoogen van een bepaald salaris kan echter niet in
strijd komen met genoemd systeem en daarom heeft spreker
het niet noodig geoordeeld, en zelfs niet wenschelijk, deze
zaak aan de commissie ad hoe voor te leggen, te meer omdat
daardoor die commissie opnieuw zou worden geplaatst voor
een moeilijkheid, welke zij bij de vele werkzaamheden, welke
zij reeds had, liever niet onder het oog zag.
Spreker heeft dit naarvoren gebracht om aan te geven
waarom hij zijn stem aan het voorstel van den heer Verweij
niet zal kunnen geven.
De heer Wilbrink wil even nagaan of het verwijt, tot
spreker en anderen gericht, als zou bij hen een tekort aan
inzicht bestaan ten opzichte van de taak, welke de Commissie
ad hoc ten aanzien van de beoordeeling der ambtenaren en
hun salarissen heeft te vervullen, recht en reden van bestaan
heeft. Als hij daarbij het voorstel van Burgemeester en Wet
houders zal bespreken, hoopt hij dat men dit niet zoo zal
opvatten, als zou hij zijn tegen dezen ambtenaar persoonlijk
of tegen de verhooging van diens salaris. Zijn bedoeling is
alleen de daarin voorkomende argumentatie onder de loupe
te nemen. Burgemeester en Wethouders zouden geen advies
noodig hebben van een commissie om aan den Raad te
ad-viseeren tot salarisverhooging, als het gaat om een ambte
naar, wiens werkzaamheden in sterke mate zijn toegenomen.
De heer de Reede heeft met nadruk betoogd de Wet
houder van sociale zaken onderschreef dit dat de Com
missie slechts tot taak heeft voorstellen tot herziening van
de salarissen en tot wijziging der rangenindeeling te doen,
maar spreker meent dat, indien de Commissie zich niet had
te verdiepen in de vraag, welken arbeid de ambtenaren hebben
te verrichten en welke verantwoordelijkheid op hen rust, de
arbeid van de Commissie niet zóóveel tijd in beslag had
behoeven te nemen. De Wethouder en de heer de Reede
argumenteeren aldus: dat is niet de taak van de Commissie,
want de Commissie, welke aan den dienst zelf is verbonden,
kan eigenlijk alleen beoordeelen het werk van de ambtenaren,
bij dien dienst werkzaam, en dan kan alweer de Commissie
ad hoe bij haar arbeid alleen steun vinden in de adviezen,
welke worden uitgebracht door de desbetreffende dienst
commissies. Indien men wil wachten op de adviezen der
disnstcommissie, dan hadden Burgemeester en Wethouders,
naar spreker meent,- moeten wachten, niet totdat er vroeg
of laat een advies kwam van een andeie commissie, maar
totdat de adviezen der verschillende dienstcommissies hen
bereikten.
Waar de Commissarissen van de Bank van Leening er op
wijzen, dat door de afdeeling geldleeningen en pensioenen
over de jaren 1923 tot en met 1329 een bedrag van 1.660.000.
is uitgeleend, maakt dat eenigen indruk. Die indruk is grooter,
wanneer men het bedrag over 7 jaren neemt dan wanneer
men zich bepaalt tot één jaar. Hadden er per jaar geld
leeningen plaats gehad tot een bedrag van ƒ250.000.—, dan
zou het totaal in die zeven jaren hebben bedragen ƒ1.750.000.
en nu kan men dat een geweldige som noemen, maar spreker
kan niet inzien hoe men daaraan een argument voor salaris
verhooging kan ontleenen, als men in aanmerking neemt de
verantwoordelijkheid, welke verschillende hoofden van takken
van dienst hebben te dragen voor de kapitalen, welke door
hun bedrijven worden omgezet. Indien men een salarisver
hooging baseert op toeneming der werkzaamheden, hoe moet
dan wel de verantwoordelijklijke ambtenaar aan de Licht
fabrieken worden beloond. Die zou dan wel in de eerste
plaats voor een salarisverhcoging dienen te worden voorge
dragen.
Maar bovendien, is nu de functie van den Directeur der
Bank van Leening zoo buitengewoon ingewikkeld geworden
door die leeningen? Had het bedrijf zich gewijzigd in dien
zin, dat thans goederen werden ingebracht, waarvan vroeger
geen sprake was, dan zou men nog kunnen zeggen, dat meer
technische kennis noodig was, maar dat is het geval niet.
De opzet van de zaak was door den vorigen Directeur voor
bereid en de zaak liep, toen de tegenwoordige werd benoemd.
Indertijd is aan den vorigen Directeur een salarisverhooging
toegekend voor diens organisatorischen zin enz.
Nu wil dit niet zeggen, dat de tegenwoordige functionaris
niet voor een salarisverhooging in aanmerking moet komen,
maar spreker ziet niet in, dat dit bij wijze van uitzondering
moet gebeuren tegenover andere functionarissen. Hij zal niet
zeggen welke die andere functionarissen zijn, maar hij kent
ambtenaren, die zelf de organisatie van hun bedrijf hebben
opgebouwd, omdat daarvoor bij hun benoeming de grondslag
nog niet was gelegd en die niet voor een salarisverhooging
in aanmerking zijn gekomen.
Spreker zal gaarne zijn stem aan het voorstel-Verweij
geven, maar dat sluit niet in, dat men volgens spreker,
wanneer die Commissie ad hoe maar is gehoord, klaar zou
zijn; dan zou spreker toch wenschen, dat Burgemeester en
Wethouders met eenigen spoed zouden aangeven, welke
ambtenaren en welke groepen van ambtenaren voor verhooging
in aanmerking komen, zoodat al deze zaken tegelijk onder
oogen gezien kunnen worden. Daarmede zijn de gemeente
diensten in het algemeen veel meer gebaat dan door uit-
zonderingsvoorstellen, waardoor verschillende functionnarissen
zich terecht achteruitgezet zullen gevoelen. Nu mag de Com
missie voor de Bank van Leening zoo buitengewoon tevreden
zijn over den Directeur en hem van harte die verhooging
gunnen, spreker hoopt straks ook van harte te kunnen
stemmen voor een voorstel van het College, waarin is opge
nomen niet alleen een een salarisverhooging voor den Direc
teur van de Bank van Leening, maar daarnaast ook een
beoordeeling van de positie van de functionarissen, die daar
mede gelijk gesteld kunnen worden en gelijke rechten hebben.
Wat nu betreft het feit, dat de Salariscommissie over deze
zaak niet gehoord is en over andere wel, deze Commissie
zou oordeelen over de rangen en over de juistheid der sala-
rieering der verschillende rangen. Nu zegt het College, dat
deze ambtenaar denzelfden rang zal moeten behouden, maar
de Commissie heeft nu niet beoordeeld, of die rang een hooger
salarieering vereischt, hoewel de Wethouder zegt, dat de
Commissie dat zou moeteu beoordeelen. Hiermede is al duide
lijk aangetoond, dat Burgemeester en Wethouders eigenlijk
buiten de zaak omgaan als zij zonder in het algemeen de
Comm'ssie ad hoe te hooren deze zaak behandelen.
De heer "Verweij zou over deze zaak niet gaarne willen
misverstaan worden. Spreker kan zich volkomen aansluiten
bij de door den heer de Reede gegeven omschrijving van de
taak der Commissie ad hoe, maar dat sluit loch niet in, dat
spreker ook den hierbij gevolgden gang van zaken voor zijn
rekening kan nemen. Spreker zal niet betwisten, dat deze
lunctie in den loop der jaren totaal van aard en karakter ver
anderd is, in eersten aanleg is dat door spreker juist betoogd,
maar dat kan van tal van andere functies ook worden ge
zegd in het tegenwoordige tijdperk nemen de overheids
bemoeiing en de overheidsdiensten stelselmatig toe en dat
feit, hoe men er overigens ook over denkt, heeft men te
aanvaarden. Natuuilijk is spreker niet blind voor dit motief
van den Wethouder; spreker is er van overtuigd, dat er aan
leiding is, om het salaris van dezen ambtenaar te herzien, maai
bij is bevreesd voor de gevolgen, die het in de practijk zal
hebben: andere ambtenaren, voor wie hetzelfde geldt, zullen
zich op deze vei hooging kunnen beroepen.
Mocht evenwel de Raadsmeerderheid sprekers voorstel ver
werpen en dus meenen, dat de Commissie ad hoe hierover