MAANDAG 3 AUGUSTUS 1931. 301 men den Leidschen Hout en men zal dien in goeden staat moeten houden en zelfs nog uitbreiden. Nu is spreker absoluut niet tegen een subsidie in de onderhoudskosten, djch het Bestuur van den Leidschen Hout neemt een zeer achterlijke houding aan ten aanzien van de loonen en werktijden van deze arbeiders. De arbeiders werken daar op het oogenblik 10 uur, van 6 tot 18 uur, met 2 uur schafttijdvrije Zaterdag middagen vacantie zijn onbekend; hun loon bedraagt ƒ24. per week; bij een 59-urige werkweek, dus 40 cent per uur. Er komt bij, dat deze arbeiders om beurten des Zondags van 2 tot 8 uur wachtdienst hebben, in ruil waarvoor zij een vrijen Vrijdagmiddag hebben en op Zaterdagmiddag te 1 uur in plaats van te 3 uur weg mogen. Van percenten-betaling weet het Bestuur van den Leidschen Hout blijkbaar niet. Spreker heeft het schrijven van het Bestuur van den Leidschen Hout even overgenomen en nu moet hij er zijn spijt over uit drukken, dat de officieele Voorzitter van den Raad niet aan wezig is, want hij kan zich niet begrijpen, dat deze, die als hoofd van de gemeente de salarisregeling van het gemeente- personeel heeft uit te voeren, in een andere functie spreker wil uitdrukkelijk doen uitkomen, dat de Leidsche Hout alleen gelden van de gemeente aanvraagt de arbeiders met loonen van 26.en ƒ24.naar huis stuurt. Voor deze soort arbeid betaalt de gemeente aan de minst geschoolde arbeiders ƒ27. en nu had spreker verwacht, dat het hoofd van de gemeente, waar hij gemeentegeld moet gebruiken, althans het minimum loon van de minst geschoolde arbeiders in dit vak zou hebben gehandhaafd. Blijkbaar vindt het Bestuur van den Leidschen Hout een loon van 26.en van ƒ24.voor 60 uren arbeid per week een reuzeloon, ofschoon het erkent, dat het voorstel wars is van elke luxe. De gemeente moet dien kant niet op. Indien zij subsidie verstrekt uitsluitend ter betaling van loonen, mag zij niet toelaten, dat, terwijl zij zelve aan den ongeschoolden arbeider 27.loon betaalt, een instelling, welke zij subsidieert, een geschoolden arbeider met ƒ24.naar huis stuurt. Spreker dient daarom een voorstel in, dat hij op het bureau van den Voorzitter deponeert. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Schüller het volgende voorstel heeft ingediend »De raad van oordeel dat de loonen en verdere arbeidsvoor waarden van het personeel werkzaam aan het onderhoud van den Leidschen Hout, minstens gelijk dienen te zijn aan die van het vast aangesteld gemeente-personeel besluit: de subsidie te verleenen, onder voorwaarden dat de loonen en verdere arbeidsvoorwaarden van genoemd per soneel minstens gelijk dienen te zijn aan die van het vast aangesteld gemeente-personeel". Het voorstel van den heer Schüller wordt voldoende onder steund en kan mitsdien een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer Groeneveld heeft vernomen, dat het toezieht op den Leidschen Hout is opgedragen aan een tuinman van Endegeest, die daarvoor een vergoeding van 500.per jaar ontvangt. Tegen een dergelijke regeling heeft hij bezwaar. Wanneer Endegeest een tuinman in dienst heeft, behoort hij alleen voor dat gesticht werkzaam te zijn. Dat is een volle betrekking. Nu van tweeën één: öf die man heeft daar te weinig te doen, zoodat hij nog voor 500.arbeid er bij kan doen, maar dan is dat altijd verkeerd geweest, öf hij heeft daar wel een vollen wekkring gehad en dan wordt hij nu overladen. Het zal wel hierop neerkomen, dat het budget van Ende geest goeddeels wordt belast met de kosten van toezicht op den Leidschen Hout; die inrichting is daarvoor toch niet aan gewezen I In dezen tijd van werkloosheid acht spreker het absoluut verkeerd om voor iemand met een volledige betrek king bijbaantjes te scheppen; er zijn werkloozen bij de vleet. Daarvoor is zeker wel een andere oplossing te vinden. Spreker heeft hiertegen dus zeer ernstig bezwaar. Wanneer de Leidsche Hout toezicht noodig heeft, moet daarvoor iemand worden aangenomen en op de gewone manier bezoldigd. De heer van Es heeft even staan kyken van dit voorstel om weer ƒ5000.per jaar subsidie aan den Leidschen Hout te geven, maar na lezing der stukken en na een bezoek aan den Leidschen Hout zal spreker niet den moed hebben zich hiertegen te verzetten, want zooals hij nu is, is de Leidsche Hout in elk geval de moeite waard om hem te onderhouden, hetgeen nu wel wat te wenschen overlaat; dat zal waar schijnlijk beter worden, als de gemeente daarin subsidie geeft. Bij zijn bezoek is spreker ook geweest aan het Piaswater en nu heeft de heer Schüller gezegd, dat de Leidsche Hout ook voor een deel door de arbeiders betaald is; welnu, de Leidsche Hout schijnt voor een deel ook meer voor de arbeiders bestemd te zijn; bij dat Piaswater heeft spreker verschillende jongens en meisjes in gewoon badcostuum zien pootje baden en zelfs jongens met alleen een zwembroekje aan, hetgeen spreker voor den Leidschen Hout niet erg passend vindt. De heer Schüller heeft nu de ouders opgeroepen om daar toezicht te houden, maar het is spreker opgevallen, dat die dikwijls allerlei eetwaren, als olienootjes enz. bij zich hebben en de papieren keurig laten liggen. Het heeft spieker ook heel onaangenaam getroffen dat verscheidene jongens zich niet ontzien hun kleine natuurlijke behoeften te doen in hetzelfde water, waarin die kinderen pootje baden; daarop moet zeker gelet worden, wanneer de gemeente ƒ5000.— subsidie geeft; dat acht spreker niet alleen vies, maar ook zeer onhygiënisch. Laat het Bestuur dat badwater anders maar liever opdoeken. De heer Manders zegt, dat vroeger langs den Warmonderweg, op de kromming naar den Apspoelweg hooge elzenstruiken stonden, die echter tot 1 M. hoogte afgekapt zijn, toen er eens een ongeluk is gebeurd, maar nu zijn in den Leidschen Hout op dien hoek wilgenboschjes gepoot, welke het uit zicht belemmeren, zoodat de toestand daar voor het verkeer weer even gevaarlijk is geworden. Nu bij deze besprekingen aan het onderhoud van den Leidschen Hout aandacht wordt gewijd, maakt spreker van deze gelegenheid gebruik om te vragen, of dat niet kan worden veranderd. Mevrouw Braggaarde Does betuigt er haar instemming mede, dat in den Leidschen Hout gebruik gemaakt kan worden van W. C.'s, maar die gelegenheden verkeeren in een zeer vervuilden toestand, zoodat zij vreest, dat de moeders haar kinderen er toch geen gebruik van zullen laten maken. Zij dringt er dus op aan die gelegenheid zoo rein mogelijk te houden. Nu heeft spreekster gezien, dat de kinderen, die in de plas pootje baden, wanneer zij van de W.C. gebruik willen maken over scherp kolengruis moeten loopen met hun bloote voetjes, wat minder aangenaam is. Met een kleinigheid is dat te verhelpen. Het toezicht in den Leidschen Hout is zeer gebrekkig. Alleen Zaterdagmiddag wordt er door één man en Zondags wordt er door twee man toezicht gehouden, het zou gewenscht zijn, dat er de geheele week toezicht was, omdat de kinderen, wanneer zij door een bui worden overvallen, kunnen schuilen waar gelegenheid is water te drinken en er zonder toezicht dan allerlei ongerechtigheden kunnen gebeuren. Spreekster en haar partijgenooten zouden het eveneens be treuren, indien de Leidsche Hout minder geschikt werd voor het doel, waarvoor hij is bestemd, doordat er papieren en allerlei andere ongerechtigheden werden neergeworpen. Ook uit dat oogpunt is een voortdurend toezicht gewenscht. De kosten, welke men daaraan zou besteden, zouden aan den Leidschen Hout ten goede komen, ook omdat daardoor ver nieling van bloemen en planten zou verminderen. De heer Bosman heeft niet het woord gevraagd om de sprekers, die over den Leidschen Hout hebben gesproken, te beantwoorden, omdat hij niet in den Raad zit als lid van het Bestuur van die inrichting. Hij is wel bereid over enkele gemaakte opmerkingen een woord te spreken, maar op ver schillende der gestelde vragen, vooral die van den heer Schüller, is hij niet gepraepareerd. Al die werkuren, door den heer Schüller genoemd, heeft spreker niet in het hoofd. De heer Schüller overdrijft, wanneer hij zegt, dat erin den Leidschen Hout 60 uren per week wordt gewerkt; hij zal er de uren, gedurende welke de arbeiders toezicht moeten houden, wel bijgeteld hebben, terwijl daar tegenover toch vrije uren staaD. Op de cijfers, door den heer Schüller genoemd, gaat spreker thans dus niet in. De heer Schüller beschouwt den Leidschen Hout ten onrechte als een gemeentelijke instelling en als men de loonen dus vergelijkt met die, welke in de gemeente-bedrijven worden betaald, is dat onjuist; men moet ze vergelijken met de loonen voor soortgelijk werk in het particulier bedrijf en dan staat de Leidsche Hout in het algemeen daarbij niet ten achter. Men kan tegen dat loon zooveel arbeiders krijgen als men wil. Het heeft geen zin, over het loon met den heer Schüller lang te debatteeren, want wij worden het toch niet eens. De heer Schüller vraagt, of de gemeente niet mag mee spreken, bij het bepalen van de loonen, als zij alles moet betalen. De heer Bosman antwoordt, dat de gemeente kan doen wat zij doen wil, maar dat het aan den Leidschen Hout vrij staat om de voorwaarden van de gemeente te accepteeren of niet. Wat de critiek op het toezicht in den Leidschen Hout be treft, bedenke men toch vooral, dat het Bestuur bij de open stelling van den Leidschen Hout heeft gemeend te moeten afwachten hoe het zou gaan; dus hoe het publiek zich zou gedragen; eerst wanneer bleek, dat en waar meer toezicht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 7