MAANDAG 3 AUGUSTUS 1931. '299 De heer Splinter beantwoordt de vragen van den heer Schüller als volgt: 1. De gronden zijn van de heeren Vlieland, Beursen, Segaar en van der Spek. 2. De kosten van het bouwrijp maken van den grond zijn ongeveer 4.25 per M2. 3. De bouwdiepte is, van het eene blok 75 M. en van het andere blok ongeveer 35 M. 4. Bij den koop van deze gronden is de tusschenpersoon geweest de heer de Jong van het Woningbureau van Oegst- geest, die de gronden heeft aangeboden aan de L. E. M. V. O. G. of liever aan den heer van Zijp. De gemeente heeft nooit aan den heer van Zijp opdracht gegeven om deze gronden te koopen en spreker kan er aan toevoegen, dat de heer van Zijp, toen hij die aanbieding een zekeren tijd in handen had, bij hem is gekomen en heelt gezegd: hier hebt gij den brief betreffende de aanbieding van den heeren Vlieland, Beursen, Segaar en van der Spek aan den heer de Jong, maar ik kan al die gronden niet koopen, zou de gemeente ze niet willen hebben? Die gronden zijn door de heer van Zijp en dus ook door den heer de Jong, die de man was, rechtstreeks aange boden voor den prijs van 2.50 per M2. 5. Daarvan is Burgemeester en Wethouders niets bekend. 6. Ook op de zesde vraag moeten Burgemeester en Wet houders ontkennend antwoorden; daarvan is hun niets bekend. 7. Tusschen die gronden in ligt een wetering; of die eigendom is van Noordman, is het College niet bekend, maar spreker vertrouwt, dat met den heer Noordman eventueel wel overeenstemming zou zijn te bereiken, indien daar een bebou wingsplan zou komen, dat voortgezet zou worden op de gron den der gemeente. 8. Burgemeester en Wethouders achten den prijs van dezen grond wel hoog, maar niet te hoog, omdat hij ligt in een gunstige omgeving, vlak tegen den gemeentegrond aan en omdat hij een afronding is van het geheele project, dat daar reeds gebouwd is, ook door de gemeente. De heer Schüllek verklaart uitdrukkelijk, om verkeerde gevolgtrekkingen te voorkomen, dat hij moet berusten in de positieve ontkenningen, door het College gegeven in antwoord op sprekers vragen 5 en 6; spreker neemt genoegen met die verklaring en wil geen wantrouwen uitspreken, alsof het College dat wel geweten zou hebben. Het was spreker onbekend, dat er een wetering tusschen die gronden lag, zoodat de gronden, die nu gekocht worden, niet aansluiten bij die, welke reeds in het bezit der gemeente waren. Men heeft dus straks ook nog een voorstel te wachten om deze wetering te koopen, welke kosten er dus nog bij zullen komen om dezen grond bouwrijp te maken. De heer Splinter zegt, dat de heer Schüller zich vergist. De grond, dien de gemeente nu koopt, kan kant en klaar bouwrijp gemaakt worden; dat drukt dus niet op de aan sluiting, die eventueel later met den anderen gemeentegrond daar gemaakt zou moeten worden. De heer Schüller zegt, dat het toch voorgesteld is, alsof deze gronden aansloten op den gemeentegrond daar en nu is toch in elk geval gebleken, dat dit niet zoo is. De daarachter liggende gemeentegrond is alleen bereikbaar door die wetering. Spreker verzoekt alsnog antwoord op zijn vraag, wie de taxateur van dien grond is geweest. Of heeft de gemeente dien zoo maar gekocht? De heer Splinter zegt, dat deze gronden niet getaxeerd zijn door een deskundige buiten het College om; wel is ge tracht, ze goedkooper te krijgen, maar dat heeft niet mogen gelukken. De heer Schüller komt tot de conclusie dat hij, hoe gaarne hij ook altijd medewerkt aan grondaankoop ter verbetering der volkshuisvesting dezen grond voor de volkshuisvesting zeer duur vindt; allereerst is deze grond niet getaxeerd, maar bovendien zegt het College zelf: de prijs is wel hoog, maar niet te hoog. Deze hooge grondprijs zal drukken op de arbei derswoningen, die daar eventueel gebouwd zullen worden en spreker verwacht van het College, dat het voortaan behoorlijk zal laten taxeeren, alvorens weer met voorstellen tot grond aankoop te komen. De heer Splinter zegt, dat de heer Schüller het mis heeft, wanneer hij zegt, dat die grond voor de volkshuisvesting te duur is, want als deze grond bouwrijp is, kost hij ongeveer 6.75 en de verkoopsprijs van grond voor de volkshuisvesting is altijd tenminste 7.50 geweest. De heer Schüller zegt, dat de bouwdiepte hier ook volgens de mededeeling van den Wethouder 35 M. is, terwijl die normaal 20 M. is; daar gaat dus 15 M. van af. De heer Splinter zegt, dat het dan nog kan, want deze grond kost f 6.75. De heer Bergers was van plan enkele woorden te spreken, ten einde de menschen, die verdacht zijn gemaakt door het houden van de geheime vergadering, te rehabiliteeren, maar dit is overbodig geworden door de verklaring van den heer Schüller, dat hij genoegen neemt met hetgeen de Wethouder heelt gezegd. Wat betreft de provisie, welke zou zijn uitbetaald, daarmede heeft de gemeente niets te maken. Het is een gewone handels transactie, dat iemand die grond te verkoopen krijgt, en een ander in den arm neemt, dien persoon provisie toekent; hij doet dat om zijn grond vlugger kwijt te raken. De heer Schüller wenscht uitdrukkelijk te verklaren, dat hij weliswaar genoegen heeft genomen met de verklaring van den Wethouder, dat Burgemeester en Wethouders van die provisie-kwestie niets hebben geweten, maar dat dit niet wil zeggen, dat deze transactie niet heeft plaats gehad. De heer Bergers zegt, er tegenover te hebben gesteld, dat de gemeente met die provisie niets te maken heeft. De heer Wilmer heeft straks reeds bij wijze van interruptie zich tegen het houden van een geheime zitting verklaard, omdat dergelijke zaken zijns inziens in het openbaar moeten worden behandeld. Nu de Raad toch een vergadering met gesloten deuren heeft gehouden, zou naar buiten de onderstelling kunnen worden gewekt, dat er dingen waren besproken, welke niet in het openbaar konden worden gezegd en waar omtrent aan de Raadsleden geheimhouding was opgelegd. Daarom acht spreker het van openbaar belang mede te deelen, opdat het publiek het wete, dat alles wat door de Raadsleden in de zitting met gesloten deuren is gezegd door hen desge- wenscht in het openbaar mag worden herhaald. Er is in die vergadering met gesloten deuren niets medegedeeld, waar omtrent geheimhouding aan de Raadsleden is opgelegd, zoodat de zaak, waarom het gaat, van alle kanten in het daglicht kan worden gesteld door wien dat ook wil. In de tweede plaats geeft spreker er zijn verwondering over te kennen, dat de heer Schüller heeft verklaard niet met het vooistel van Burgemeester en Wethouders te zullen meegaan, welke verwondering hierop gegrond is, dat deze aankoop reeds is geschied onder goedkeuring van den Raad en er zich sindsdien geen omstandigheden hebben voorgedaan, welke den Raad van standpunt zouden kunnen doen veranderen. De heer Kooistra heeft wel eens vernomen, dat Burgemeester en Wetho iders ook aandacht schenken aan ingezonden stukken in de couranten, en nu wil hij in het bijzonder de aandacht van het College vestigen op het ingezonden stuk, geteekend »H. Brandt Hzn.", waarin de volgende clausule voorkomt: »Toen de heer van der Stoel en ondergeteekende den grond er vlak naast hebben aangeboden voor f 1.90 per Meter toen was het te duur, en nu voor 2.50 is het niet te duur. Wij wilden geen provisie betalen, is dat soms de reden?" Spreker vraagt of Burgemeester en Wethouders daarin niet een insinuatie zien, in het bijzonder aan het adres van den Wethouder, en wat deze daarop heeft te antwoorden. De heer van Es heeft ook de bedoelde stukjes in de couranten gelezen, maar meent, dat de Raad te hoog moest staan om op dergelijk geschrijf in te gaan. Die stukjes hebben ook op spreker een heel onaangenamen indruk gemaakt en behelzen eigenlijk een allergemeenste insinuatie tegenover een der Wet houders, die niet met name genoemd wordt. Spreker heeft er nog een oogenblik over gedacht, een motie voor testellen, waarin de Raad dat niet alleen streng afkeurde, maar ook zijn volle vertrouwen uitsprak in den vermoedelijk hier be doelden Wethouder, dien van Fabricage; spreker is echter tot de conclusie gekomen, dat men met een motie te veel eer zou bewijzen aan dergelijke ingezonden stukken. Spreker keurt die insinuaties echter zeer sterk af en spreekt zijn volle vertrouwen uit in de handelingen van den Wethouder van Fabricage in deze. De heer Parmentier zou, waar hij uit hetgeen de heer Schüller zooeven heelt gezegd begrijpt, dat straks alle leden der sociaal-democratische fractie tegen den grondaankoop zullen stemmen, daarom den heer Schüller willen vragen, wat zijn motief daarvoor dan is. Immers, de sociaal-demo craten hebben zelf medegewerkt tot den aankoop van dezen grond, wat is dus de reden dat de heer Schüller nu tegen dezen grondaankoop stemt, waartoe hij eerst zelf heeft mede gewerkt?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 5