284 MAANDAG 6 JULI 1931. XIX. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 14 November 1918 (Gemeenteblad No. 43), regelende de samenstelling van de Bureaux van Gemeentewerken, van den Gemeentelijken Reinigings- en Ontsmettingsdienst en van het Bouw- en Woningtoezicht. (Zie Ing. St. No. 160.) De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Elkerbout zegt, dat, waar voortdurend over achter stand in de werkzaamheden bij Bouw- en Woningtoezicht geklaagd wordt, het hem toch wel eenigermate verwonderd heelt, dat nu voorgesteld wordt om bij dien dienst een Hoofd inspecteur aan te stellen, waardoor de werkzaamheden toch niet zooveel minder zullen worden, want over het algemeen heeft men bij aanstelling van toezichthoudend personeel ook meer personeel noodig om het werk uit te voeren. Nu had spreker verwacht, dat tegelijkertijd aanvulling van het andere personeel zou hebben plaats gehad, want het is spreker ter oore gekomen, dat de Directeur zelfs meer prijs gesteld zou hebben op aanvulling van het andere personeel, omdat dan de zaken spoediger behandeld konden worden dan door be noeming van een Hoofdinspecteur. Ware het niet beter geweest, het aantal inspecteurs, dat op het oogenblik vier bedraagt, uit te breiden? Wel is waar heeft een directeur in den regel een adjunct-directeur, die voor de loopende zaken kan optreden, maar de werkzaam heden van dezen Directeur zijn toch niet zoo omvangrijk, dat men niet zou kunnen aannemen, dat hij den geheelen dag op het bureau aanwezig kan zijn. De heer Splinter beantwoordt de vraag van den heer Eikerbout ontkennend. In het begin heeft de Directeur gemeend, dat hij twee technische ambtenaren zou moeten hebben om den dienst beter te kunnen laten functionneeren dan op het oogenblik het geval is, hetgeen niet zeggen wil, dat er, zooals in de ingezonden stukjes in de dagbladen heeft gestaan, een achterstand zou zijn. De berekeningen welke voor de beton en ijzerconstructies noodig zijn, moesten tengevolge van den omvang van het werk echter veelal door de ambtenaren in hun vrijen tijd worden gemaakt, wilde de dienst goed loopen. Bij onderzoek, ook door de Commissie van Fabricage, is gebleken, dat er aan het bureau werkelijk behoefte bestaat aan een hoofdinspecteur. Aangezien de te benoemen hoofd inspecteur veel meer routine zal moeten hebben in het ver richten van de bedoelde berekeningen, zal hij daarmede hoofdzakelijk worden belast. De Directeur van Bouw- en Woningtoezicht heeft zich zeer goed met dit voorstel van de Commissie kunnen vereenigen. Bij nader inzien was hij van meening, dat een Hoofd inspecteur, die hem kon vervangen, hier beter op zijn plaats zou zijn. De Directeur is ten behoeve van den dienst meer malen niet op het bureau aanwezig. Mocht naderhand blijken, dat bovendien de aanstelling van een inspecteur gewenscht is, dan zullen Burgemeester en Wethouders met een vrij geweten een daartoe strekkend voorstel bij den Raad indienen. Voorshands acht de Directeur die aanstelling evenwel niet noodig. De algemeene beschouwingen worden gesloten. De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XX. Voorstel in zake wijziging van de salarieering van het verplegend personeel der gestichten «Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest". (Zie Ing. St. No. 164.) De Voorzitter stelt allereerst aan de orde punt 1 van het voorstel van Burgemeester en Wethoudersde verordening, houdende wijziging van de verordening van 31 Januari 1918 (Gemeenteblad No. 3), betreffende de wedden van ambtenaren in dienst der gemeente Leiden, laatstelijk gewijzigd bij ver ordening van 19 Januari 1931 (Gemeenteblad No. 3.) De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Bergers juicht het ten zeerste toe, dat deze wijziging in de salarieering is tot stand gekomen, maar zou gaarne willen weten, hoe het met de commissie ad hoe gesteld is. Het personeel aan het slachthuis pruttelt, dat deze zaak zoo lang duurt. Velen solliciteeren naar andere plaatsen. De Voorzitter merkt op, dat deze kwestie op het oogen blik niet aan de orde is. De heer Manders acht het goed gezien om de salaris regeling voor de gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest afzonderlijk te behandelen, omdat het personeel van die gestichten in een bijzondere positie verkeert, gelijk spreker reeds ruim een jaar geleden bij de begrooting in Januari 1930 heeft gezegd, en er toen op gewezen heeft, dal door te lage bezoldiging een noodtoestand aldaar dreigde te ontstaan. Spreker is zeer dankbaar gestemd voor de hulp, die thans aan dit personeel op deze wijze wordt verleend. Den heer Verweij is één onderdeel van deze zaak nog niet geheel duidelijk. De uitwonende gehuwde verplegers zullen 100.meer krijgen dan de inwonende, terwijl dan de vergoeding voor dienstkleeding vervalt. Gelden nu die 100.die bedoeld zijn als toeslag, ook voor de berekening van den pensioengrondslag; m. a. w. wordt de pensioengrond slag voor deze categorie op ƒ2100.bepaald? Spreker geeft uiting aan zijn genoegen over het feit, dat hier verbetering wordt gebracht in een toestand, waarover de practijk een ernstige veroordeeling had uitgesproken, die dan ook reeds lang verbeterd had moeten zijn. De heer Reimeringer meent dat die 100. - zeker in acht genomen moeten worden bij berekening van den pensioen grondslag; het is een vaste toelage. De algemeene beschouwingen worden gesloten. De artikelen I tot en met IV worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Sciiüller zit nog met alle aandacht te wachten op het antwoord op de vraag van den heer Bergers. De Voorzitter zegt, dat dat niet bij deze zaak behoort, maar bij de rondvraag. Dit was hier niet ter zake dienende. De geheele verordening wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. De Voorzitter stelt daarna achtereenvolgens aan de orde de punten 2, 3, 4 en 5 van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig de punten 2, 3, 4 en 5 van het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXI. Praeadvies op het verzoek van den Plaatselijken Raad, samengesteld uit de besturen van de afd. Leiden der S. I). A. P. en van den Leidschen Bestuurdersbond, om aan daarvoor in aanmerking komende geheel of gedeeltelijk werk- looze hoofden van gezinnen, kostwinners en alleenstaande personen, een extra-steunbedrag te verstrekken. (Zie Ing. St. No. 161.) De heer van Stralen heeft ernstig bezwaar tegen het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, dat eigenlijk geen praeadvies op het verzoek zelf is, maar slechts een voorstel om dit adres eenvoudig in de prullemand te depo- neeren; daarop komt het neer. De organisaties, die dit adres hebben ingediend en een groote, invloedrijke beweging in Leiden achter zich hebben, kunnen met een dergelijken gang van zaken geen genoegen nemenzij kunnen het eenvoudig niet verdragen, dat Burgemeester en Wethouders zeggen-, wij behandelen dat verzoek niet; U krijgt daarop geen antwoordwij verwijzen het naar de prullemand en U moet maar zien dat U die zaak op andere wijze aan de orde krijgt. Dat is de strekking van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Het College zegt altijd tot samenwerking en overleg, ook betreffende de werkloozenzorg, bereid te zijn, maar op deze wijze wordt, verleden jaar heeft men dit ook al eens meegemaakt, een oorlogstoestand in het leven ge roepen, waarvoor Burgemeester en Wethouders de verant woordelijkheid dragen. De bedoeling der organisaties was niet anders dan om hier op een gewone en behoorlijke manier een verzoek aan de orde te stellen, dat in dezen ernstigen crisis tijd van veel belang en beteekenis is en zij kunnen niet hebben, dat Burgemeester en Wethouders niet alleen daarop geen ant woord geven, maar hun ook nog willen voorschrijven, boe die zaak hier dan wel aan de orde gesteld mag worden. Het is ongehoord, dat Burgemeester en Wethouders zouden willen uitmaken, dat slechts van bepaalde organisaties hier verzoeken in behan deling zouden worden genomen. Een dergelijke wijze van zaken behandelen moet zoo spoedig mogelijk tot het verleden behooren. Het Raadsbesluit van Januari j.l., waarop Burge meester en Wethouders zich beroepen, noodigt inderdaad Burgemeester en Wethouders uit om met de gezamenlijke vakcentrales overleg te plegen; sprekers fractie heeft indertijd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 8